Historisch Archief 1877-1940
>DE GROENE AMSTERDAMMER WEEKBUAO^VOOR NEDERLAND
No. 2591
FLORIS VERSTER
IN MEMORIAM
FLORIS VERSTER
(1861 1927)
DOOR A. PLASSCHAERT
DIT is geen dood voor mijn vriend, den schilder
Floris Verster! Dit is geen dood voor hem, in
modder en kroos, in den vijver van Groenoord; vlak
bij zijn huis, waarmee hij innig was verbonden, zooals
dat haast niet meer voorkomt; waar zijn werk jaar na
jaar ontstond, in 't atelier, of tijdelijk in de koepel
kamer; waar een leven zich voltrok met n affectie,
en met n hartstocht: schilderen. Hoe kon hij dat
loslaten? Want hij was een schilder. Sommigen
schilderen als een taak, een werkman opgelegd;
anderen schilderen een schilderij als een magazijn,
waar zij van alles in opbergen; anderen schilderen
alsof zij een groote melodie voltooien en voloptooien;
Verster schilderde met dien mompelenden hartstocht
tijdens het werk, die is zooals een jachthond hijgt, die
zit achter een haas. je ziet dat niet zoo dadelijk; van
dien jachthond zie je alleen den feilen gang ijlings
voorbijgaan; bij Verster zag je alleen de nieuwe
kleuren, zijn kleuren ontstaan, die een ongeweten
gloed hadden in Holland. Verster waardeerde Breitner.
Dat moest. De eene hartstochtelijke herkende den
? anderen, grooteren hartstochtelijke. En, in een eigen
aardig contrast! in dat stille huis aan den rand van
Leiden, in dat lange huis, eigenlijk maar n kamer
diep; met ouderwetsche meubelen en een ouderwetsch
leven, daar flonkten de kleuren (soms als gebrijzelde
kostbre steen) op de niet-groote bloemstukken, en op
de nïet-groote stillevens. Want deze stille en toch
woeste schilder was een schilder van bloemen bovenal;
van stillevens bovenal.
1 Portretten zijn zeldzaam, al schilderde hij zijn
vader met het witte, golvende haar, en met de
gloeiende kleur (bourgogne) der wangen; Floris
Verster was een stil en heftig schilder van stillevens
bovenal. Op klein formaat; vel geconcentreerden
'hartstocht. Niet de teekenaar was het blijvendst in
hem, noch het rijkst-persoonlijk; niet de schilder, die
den hartstocht dwong tot trager regelmaat en de
verzorgder stillevens maakte; de grootste vlam, die
- van dit werk soms uitslaat in een diepen en
ongewonen praal, zijn de bloemstukken, de eerste (grooter
Van formaat) waar de blaeren als groote lappen kleur
Matigen om een rood, dat als een bekentenis rood is;
de latere (kleiner van formaat) waar een tuil van
bloemen neerhangt of opstaat in een vaas, en waar de
achtergrond een donker-groen bezit, zooals de rand
van een landschap bezitten kan; of het was een land
schap 'zelf met sneeuw als een barre barning van
blauwende witten, in een smettelooze kracht. Daar-na
komen die stillevens, waarin de hevigheid der kleuren
werd getemd, iets werd overhuifd, tot grooter duur;
de drie koffiekannen, die, als drie broers, staan in een
groep bij malkaar; of oud tin en roode vruchten of
wijnappelënrood; de serieën der roeken, der bokkingen,
en, omdat voor een werkelijk colorist, 't wit alle
kleuren is, de serie dereieren; dan de gezichten op zijn
tuin, wiens vijver onverwacht zijn graf zou wezen.
Wat bij zulken aard te vreezen was, uitputting der
kleur of 't verdwijnen van den vorm, voorkwam
Verster, in een subtiele economie van zijn gaven, door
van tijd tot tijd zich te zetten aan een teekening, die
;"hïj (haast onwillig) een taak wist voor maanden, en
'waar hij door allertaaist hardnekkigst vasthouden den
iVorm dwong zich bijna objectief aan hem te bekennen,
:.eri waar iedere schakeering van de kleur, tot de haast
onmerkbare toe, gedetailleerd werd als nooit.
DRAMATISCHE KRONIEK
DOOR TOP NAEFF
Rotlerdamsch-Hofsladtooneel: De zusfers
of Casanova in Spa, door Ar/hur
Schniizler
CASANOVA is zooveel als de schutspatroon van
Schnitzler's oeuvre. Waar hij hem niet openlijk
tot zijn held maakt, zooals in Casanova's
Heimfahrt" dat beminnelijk boekje of in dezecomedie:
Die Schwestern oder Casanova in Spa", daar is
hij toch altijd onzichtbaar aanwezig, en de zinnelijke
mildheid en den behagelijken weemoed, die de ge
heime machten zijn, welke velen schier onweerstaan
baar tot dezen Weenschen acteur aantrekken. Zijn
liefde voor den Grootmeester der levenskunst heeft
hem intusschen niet verblind, noch voor de verwach
ting, die deze mannelijke kunst in het vrouwenhart
aanricht (Liebelei), noch voor den eenzamen weg"
bergaf, welke ook den geboren minnaar niet be
spaard blijft, en die voor hem wellicht het zwaarst is
te gaan. Al worden wij vergezeld door stoeten van
bacchanten ??zegt Stephan von Sala den weg
omlaag gaan wij alleen...., wij, die nooit zelf iemand
hebben toebehoord Wij hebben de deuren open
laten staan en onze schatten laten zien, maar ver
kwisters zijn wij niet geweest.... Wij, die bij de
gratie van het oogenblik, goden, en zoo nu en dan
iets minder dan menschen zijn".
En wanneer in Die Schwestern" de vraag aan
Casanova in hoogst eigen persoon wordt gesteld:
wie van de beide vrouwen, die hij verleidde de
eene in natura, de andere in den droom nu eigenlijk
de dupe is van de vergissing, welke hem in het nachte
lijk duister de eene deed omarmen voor de andere?
beaamt ook hij onomwonden: De gefopte ben ik, is
ten slotte altijd de man, die niet weet wie en wat hij
in zijn armen sluit, en dit zelfs niet begeert te weten,
wijl hem de onderscheiding" alreeds een te knellende
band zou zijn. Zusters" zijn zij voor hem, ook in
dezen zin: dat het hem onverschillig blijft of hij
Flamina in Anina kust, of omgekeerd. In beiden
bemint hij beurtelings het onbevredigd verlangen.
In Anatol" heeft Schnitzler den jongen Casanova
aan zijn hart gedrukt, doch vroeg reeds vervulde
hem de andere het weemoedig verval, na be
trekkelijk kortstondigen bloei. Casanova is in Die
Schwestern" een fantasie van schrijvers eigen
vinding, geen overgeleverde anecdote vijfendertig
jaar. Voor den snellen levensgenieter beteekent dit
reeds de grens; het tijdperk der verzadiging, waarin
de geest in een philosophische houding toevlucht
zoekt, nadert Op deze grens kon Schnitzler hem
nog eenmaal doen stralen in zijn vollen glans, en hem
tegelijkertijd iets meegeven van zijn eigen ironische
rijpheid. De laatste heeft feitelijk de overhand ver
kregen, wij worden meer verplaatst in de
Casanovasfeer, dan in Casanova zelf, en hooren bovenal de
stem van Schnitzler. En ten overvloede heeft hij
ons zijn gelaten levenswijsheid nog in een verdiepten
vorm geschonken, in de prachtige figuur van den
oud-officier Herr von Gudar", die op het programma
van Buren" heet. Deze zestiger Casanova's voor
ganger opent het werkje. Hij staat aan het venster
der voor hem onbereikbare jonge vrouw Anina, en
spreekt, te midden der galante vleierijen, waarin hij
eenmaal uitblonk, dit harde vonnis over zich en zijn
nakomelingen uit:
Nicht Angst noch Jubel hat mich je durchschauert,
Nicht Hasz noch Zartlichkeit mein Blut gejagt
Nur immer dies: Was willst du, Feind im Dunkel?"
En hij is het ook, die het werkje sluit met deze
arme, verzoenende woorden:
Maar, wat er ook daar te eeren valt, en d'eenen
tijd zijt ge geneigd allicht zulk werk te hoog te waar
deeren tegenover 't andere: nu, nu wij 't overzicht
hebben (alles is nu afgesloten voorgoed) nu is er geen
andre waarheid neer te schrijven dan deze: 't rijkst
en 't zuiverst persoonlijk was Verster, de
bloemenschilder (en hij wist hoe bloemekleur kon flonken),
de stillevenschilder (en hij kon in 't stilleven
ongekenden en ongewenden hartstocht doen leven), het
rijkst was hij, 't zuiverst persoonlijk in zijn werk in
olieverf
En de daagsche mensch, hoe was die naast den
schilder?
Een gentleman, een man van goeden huize, maar
waar altijd en dat is grooter de felle oprecht
heid van den schilder die volheid gaf, en die nieuwheid
zonder welke een leven niets is dan een traditie....
Noch einmal jung sein....! Doch.... man war's
einmal !"
Hoe kon men deze figuur, waarop de geheele
geestelijke inhoud van het stuk steunt, geven aan
den, in rollen, die hem liggen, zoo verdienstelijken
tooneelspeler Piet Bron? Hij geleek meer op een
apach met inbrekersplannen, dan op den teederen
rand-seigneur, die bij den aanblik eener jonge
schoonc nog eenmaal zijn galant verleden voorbij
zijn geestesoog ziet gaan !
Wij weten, en wij berusten er langzamerhand in,
dat onze gezelschappen, om zich te kunnen hand
haven, vele stukken moeten bezetten met de krachten,.
die toevallig niet in andere stukken verdeeld zijn,,.
dat daar nauwelijks meer sprake kan zijn van eert
keuze maar ik had toch gedacht, dat Cor van
der Lugt, zoowel voor Schnitzler als voor zichzelf als
regisseur, in dit geval een uitzondering zou hebben
gemaakt. De fijne weemoed van dezen schrijver
bleek hem meermalen bij uitstek toevertrouwd;
Nederland zit diep in de schuld jegens Schnitzler;
een Cyclus, met als hoogste streven een
model-opvoe-ring van Das weite Land", blijft voor onze generatie
geen geringe illusie.... Maar ze zou ons vergaan bij.
een voorbeeld als hier gegeven werd. Op een Casa
nova" was niet te wachten wie er een weet, mag
het zeggen maar bij het Rotterdamsch-Hofstad
tooneel waren in Annie van Ees en Lily Bouwmeester
voor het zusterpaar twee allerliefste vrouwtjes te
vinden geweest, die tevens begaafde en geschoolde
actrices zijn. En de fantasie houdt in dergelijk werk.
niet op bij een aardig décortje. Een raam, dat
openof gesloten, alle geheimen door laat, kan niet voor
elk tooneel voldoen. Wanneer men elkander wijst op
de drie vrouwen, die arm in arm Schwestern ia,
deugd en ondeugd", door den tuin wandelen, dan
willen we dit edel drietal even zien in dezen lieven
staat. En waar Schnitzler zelf voorschrijft, dat men
de gasten aan de gedekte feesttafel moet zien zitten,.
daar kan men dit gemakshalve niet nalaten,
zonderzulk een werkje, dat het van de bekoring voor een
deel hebben moet, te verarmen. Het feestelijk be
sluit: allen in eendracht rond den disch geschaard,,
is niet anders te maken dan door de realiteit van
deze oogenlust. De suggestie van achter het scherm'"
was hier onvoldoende. Het slotaccoord ontbrak.
Rie Gilhuys en Joekie Broedelet waren dan nu de
Zusters". Zij kwamen niet uit boven het dilettan
tisme, dat op haar lieven leeftijd geen onoverkomelijk.
gebrek behoeft te beteekenen, maar ten opzichte van
dezen auteur toch een tekort moet worden genoemd.
Rie Gilhuys de beste van de twee'?speelde Anina,
het vrouwtje, dat bij vergissing in Casanova's armen
terecht komt, gelijk een lelie des velds, overgevoelig
en burgerlijk braaf, zonder aan den anderen kant iets.
te doen beseffen van de piquanterie die in de acht
tiende eeuw ook in de onschuld verscholen mocht zijn.
Meer schelmschheid en meer innigheid, meer zon en
meer muziek.... een ietsje gewaagder décollet
desnoods !
Minder zwaar, maar ook met minder gratie en
schakeering, sloeg Joekie Broedelet zich door de rol
der ondeugende Flamina". Jan van Ees, in den
statie-rok altijd wat onwennig, speelde den bij ver
gissing bedrogen minnaar van Anina met doodelijken
ernst. Zelfs de verzoening met de berouwvolle schoone
een kus, die naar Casanova's wijs woord, het
vleiendst bewijs van haar gunst inhoudt jegens den
man tot wien zij terugkeert" bracht geen glim
lach over zijn gelaat. Wil het laatste bedrijf niet
zakken, dan moet het, waar aan de geheele vertooning,
de melancholieke ondertoon ontbrak, en de ironie
weinig of geen kans kreeg, op de momenteele ver
zoeningen, op menschelijkheid en mildheid, op ver
geven en vergeten, fleurig worden ingesteld.
Ook Reule, die aanvankelijk in de rol van Casanova
verraste door den lichteren toon, dien hij aansloeg..
en den zwier, waarmede hij zijn fraaie kleeren droeg,,
verviel naar het einde meer en meer in de gewrongen
cadans, waaraan hij zich in den laatsten tijd nu en dan
te ontworstelen wist, en was aan het slot zelfs niet
meer het middelpunt der handeling. Veel schade
richtte daar ook Jo de Boer?van Walraven aan in de;
kleine rol der wereldberoemde danseres Teresa"j.
die nog juist bijtijds in haar reiskoets komt aange
sneld om Casanova's zelfvertrouwen te redden. Zij
beeldde een ster" uit van aanmerkelijk geringeren
rang. De eerepalm aan Roemer! Zijn genoegelijk
bas-geluid gaf relief aan den geestigen tekst, bracht
warmte en poëzie, Dat deze zoogenaamde baron'
wat te veel domineerde, mag hem niet geweten worden..
Theatraal herkennen wij in dit, voor Schnitzler uit
zonderlijk costuumstuk, dat intusschen niet minder
modern" is dan zijn overige stukken, de
meester
hand. Met hoeveel fijn begrip van het tooneel-effect
is het geschreven, hoeveel litteraire charme heeft het !
Door deze eigenschappen vermocht het zelfs in een
zwakke vertooning nog te boeien. En zoo hebben
wij het dan ook zonder ons te vervelen, als een
studie" van de jongere leden van het
Hofstadtooneel, over ons laten komen, en den avond,
trotsalle tekorten, niet geheel verloren beschouwd.
DIT
MERK
IS EEN WAARBORG VOOR
ONOVER-TROFFEN REPRODUCTIE EN'
ONGEËVENAARDE AFWERKING.
N.V. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY.
AMSTERD. VEERKADE 22A OEN HAAS.