De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 29 januari pagina 12

29 januari 1927 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 RÖENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2591 NIEUWE VERZEN DOOR A. DEERESNE Dood en Leven, door J. \V. F. Werumeus Buning. Em. Querido's Uitgevers Mij, Amsterdam 1926 Men kan in een vers vorrri en inhoud onderscheiden. Dit is eene zeer geschikte verdeeling, omdat zij ons ter beoordeeling van een vers drie waardebepalingen aan de hand doet, te weten: 1. de hoedanigheid van den inhoud, de innerlijke waarde, 2. de hoedanigheid der verhouding tusschen vorm en inhoud, de aesthetische waarde en 3. de hoedanigheid van den vorm, de techniek van den dichter. De hoedanigheid van den inhoud. De innerlijke waarde van een vers wordt bepaald door den aard van het gevoel, de sterkte ervan en het object, waarop het 3s ingesteld. Iedereen zal toch toegeven, dat een vers, voortgebracht door groot leed over een smartelijk bestaan, waardevoller is dan datgene, dat een klein nijdje over een irriteerenden medemensen tot drijf kracht heeft. Een zeer belangrijke factor, die meestal wit de beoordeelende aandacht verloren wordt, is ?echter mede van bepalende kracht en dit zelfs in hooge mate.. Deze factor is de verhouding van des dichters weten tot zijn gevoel. Stelt toch het geval, dat een onderwerp een dichter ontroert en dat deze dat gevoel aanstonds primitief en rudimentair in een vers gaat uitdrukken. Dan zal dit gedicht toch van mindere waarde zijn dan datgene, dat hij maken zou, indien hij met zijn onderscheidend weten dat gevoel ' .eerst tot in de allerfijnste geledingen gedifferentieerd zou hebben. En hier kunnen wij dan een van Werumeus Bunings voornaamste verdiensten vaststellen, die ?echter in meerdere verzen overslaat in eene schadelijke fout. De verhouding tusschen het weten des dichters «n het werkzame gevoel is volmaakt. Hij kent zijn verzen voortbrengende gevoelens volkomen en dit tot in de fijnste vertakkingen. Echter al overpeinzende de gevoelens, die op het onderwerp van zijn vers .zijn ingesteld, associeeren zich aan deze gevoelens gedachten-reeksen, die daar buiten liggen. Voelende op een zijpad te zijn, staakt de dichter de differentiatie, kan echter de geassocieerde gedachtenreeksen niet loslaten, wil deze toch uitdrukken, waardoor dan ?eene overladenheid van gevoelens, eene met nevengedachten volgepropte strophe ontstaat. Deze over dadigheid van inhoud forceert een gewrongen zins bouw, die heel vaak eene Huygensachtige onbegrij pelijkheid gevaarlijk dicht benadert. De verdienste van volmaakt weten verwordt dus vaak tot overdifferentiatie. Ziet: Het Kleine Paradijs. De aard van des dichters gevoelens is bijzonder, niet zoozeer uit zich zelf, als wel door het feit, dat «en zeker gevoel volkomen ontbreekt, terwijl dit toch in de gegeven combinatie bij andere dichters meestal wtl voorkomt. Zijne voornaamste gevoelens zijn levensangst, niet het verwante eenzaamheidsgevosl en leed, terwijl ieder verzet tegen het pijni gend bestaan ten eenenmale ontbreekt. Werumeus Buning kent geen haat, geen machtsgevoel, geen ?opstandigheid ten opzichte van het object zijner gevoelens, het leven. Om den bijzonderen aard der innerlijke gesteldheid van dezen dichter echter ten volle te begrijpen, dient men in te zien, dat hij nooit specifieke liefdesverzen geschreven heeft, al is het ?object zijner gevoelens in den vorigen bundel dan ook de vrouw. Deze staat echter in zijn voorstellings vermogen niet als individu, maar als levensverschij ning, die door samenhoorigheid, in ondergeschikte liefde, zijn eenzaamheidsgevoel opheft, zijn angst neutraliseert, leed voorkomt en aldus vrede geeft. Nu verdwijnt dit object en plots komen nu alle daaraan verbonden gevoelens vrij. Leed in zeer sterkeh graad doet hem het leven identiek stellen met ziekte, vandaar het overmatig gebruik van het woord genezen en uitdrukkingen als ,,van leven genezen" e.d. Het tweede gevolg van dat groote leed was de versterking van den levensangst, welke nog vermeerderd werd door een onoverzienbaar eenzaam heidsgevoel. Zoo is er zoo'n doodc verslagenheid, zoo'n gevoel van volstrekte onmacht, zoo'n radelooze hulpeloosheid ontstaan, dat ieder machtsgevoel, ledere haat, ieder verzet tegen het martelende leven a priori onmogelijk was. Nooit voelt de dichter het bestaan als wezenlijke sarring, steeds als overmachtige dreiging. Deze bewustzijnstoestand is ondragelijk en niet te handhaven, eischt eene min of meer vredige oplossing. De dichter heeft deze op twee manieren gevonden en op eene derde wijze geveinsd. Eene over winning van de op het bestaan ingestelde gevoelens is buitengesloten, omdat iedere machtswensch, iedere haat ontbreekt. De opperste toestand is die van eene Hamlet-achtige berusting, die wij uitgedrukt vinden 3n Oude Verzen 1. Teeken den hemel in hel zand der zee En ga, en droom: want bij uw wederkeeren Zullen de golven u hun wijsheid leeren Ruischende over het beeld van uwen vree. Deze gemoedstoestand is echter niet bestendig, want op het slot van den bundel ontmoeten wij weer een Hamlet-gevoel, den iedere levenswaarde vernieti gender) twijfel, die zelfs aan den angst en de eenzaam heid de beteekenis ontneemt. Dan komt de lugubre ?onverschilligheid van den tot dood gemartelden, van de mensch-pop met zwaar hangende armen en glazen oogen: Ach, allen teztmen wij Sterven, maar leven niet. Eens helpt de een den ander Maar in dit leven niet Vreemd gaan wij langs elkander. Vergeef het: vergeef het niet. De tweede oplossing vindt de dichter in de poging om een nieuw vrouwelijk object te vinden, dat het leed en den angst bindt, de eenzaamheid vernietigt, eene herhaling dus van den gemoedstoestand van voor In Memoriam. Deze poging bracht de Zes Sonctten voort. De derde poging is God, als Heeler van de ziekte des levens. Als Werumeus Buning het over God heeft, geloof ik hem niet meer. Hoogstens kan hij twijfelen aan den dood als definitief einde, maaf aan God gelooft hij niet. Daarvoor ziet hij het hiernamaals te veel als sanatorium en ten tweede zou hij anders allang katholiek geworden zijn. Zijn gemoed toch is tot vluchten in een dergelijk systeem bereid. Zijne gevoelens voor de vrouw als levensverschijning zijn bij uitstek geschikt om op de Moeder-Maagd getranspo neerd te worden en naar een Vertrooster der ver drukten wordt gehunkerd. Wat belet hem die lafhar tigheid? Het venijnige weten, het eenige scherpe in dezen dichter, voor mij een zijner grootste verdiensten, voor velen misschien een zijner grootste fouten, want het. maakt de genade onmogelijk, verzwakt deze tot den genezenden tijd, die mogelijk de hopeloosheid tot definitieve berusting heelt. De verhouding tusschen vorm en inhoud, de oestlietische waarde. Ik heb bovenstaande nu zoo koud neer geschreven, maar weet lezer, dat deze kilheid niets anders is dan verdediging tegen de macht van Weru meus Bunings woord. Ik ben nu eenmaal gebonden om dit artikel te schrijven en als ik mijne innerlijke houding niet zoo koud mogelijk maak, dan kan ik dat niet, dan blijf ik uren zitten staren of ik ga loopen, zwerven misschien en heelen dag telkens weer, of ik ga voelen de door den dichter gemiste opstandigheid tegen God, waaraan wij beiden niet gelooven, maar waarvan men toch ook nooit weten kan, waarvoor het kwaad is. Want ik verzeker U, dat Werumeus Buning verzen geschreven heeft, die tot de beste behooren van heel Europa, dat er in dit bundeltje strophen staan, die in de Nederlandsche letterkunde niet overtroffen zijn. Ik noem de zes sonetten, die mogelijk hier en daar lijden aan te zwak gevoel, maar die als zes wonderlijke ijsbloemen zijn op een onbeslagen raam, strak als zes koude onbeweeglijke spinnen, ik noem Oude verzen l, III en vooral het ontstellende In Memoriam Patris. Natuurlijk zijn niet alle verzen volmaakt, neemt b.v.b. deze regels van het laatste, En de ziel uil haar slaap van jaren opgejaagd en verstoord vliegt als een blinde vogel onder witte hemelen voort, woest en armzalig, omgeven van schrik en duisternis. De laatste regel is dood. Schrik is plotselinge sterke angst. Dien kan de ziel zelf ondervinden maar er niet door omgeven zijn. Duisternis is volmaakt beteekenisloos in dit verband. Dit is de terminologie van een Redemptoristen-pater, die in eene provincie-stad eene boetepreek houdt. Ik noemde reeds den gewrongen zinsbouw, die hier en daar het rhythme radicaal ver nietigt. In sommige verzen, als in Kristal, is het gevoel sterker voorgesteld dan het aanwezig was, waardoor de gang van het vers bombastisch en de inhoud pathe tisch is. Zoo is deze bundel niet gaaf, ook niet wat de hoedanigheid van den vorm, de techniekbetref t. Was deze in In Memoriam soms zeer zwak, in dezen bundel is ze vaardiger, hoewel ik heel vaak een zucht van verlich ting slaakte toen ik het rijmende woord ook op de rijm-plaats vond. Dat heeft dikwijls merkbare moeite gekost. Meerdere malen rijmt een en hetzelfde woord tot driemaal toe. De bedoeling is een strakken gedragen toon te bereiken; het resultaat is echter doodende eentonigheid. Met het metrum in de sonetten wordt ook vaak zonderling omgesprongen. Daar is m.i. niets tegen, mits er dichterlijke noodzakelijkheid achter zit. Het is hier echter geen dichterlijke vrijheid, maar ondichterlijk gedwongen-zijn. Intusschen zijn dit kleinigheden, die aan de groote waarde van het meerendeel der verzen niets of weinig afdoen. Ik heb slechts ri groot verwijt. Het zijn te weinig verzen voor den tijd van tien jaar. Neemt de dichter zijn eigen innerlijk misschien een te gering aantal malen au sérieux? Dit soort onverschilligheid is ongetwijfeld een zwaard van bordpapier ! O M O E D DOOR HENRIK SCHOLTE I A Van Onrust en Verteedering, door Jan J. Zeldenthuis. Leven en Lieven, door Zonnebloem. Tem pelserie, ongedateerd. Het is de schuld van Jan J. Zeldenthuis zelf, dat ik kort over hem zijn moet. Het is in een paar regels gezegd. Sterkte der gevoelens: middelmatig. Aard: weemoed, melancholie, soms een zwakke angst, even een flits blijheid, hier en daar een erotisch getint ver langen. De verhouding van het weten tot het gevoel is primitief. De dichter maakt het zich te gemakkelijk. Maar het feit, waardoor er niet veel meer o ver te zeggen valt, is, dat het object bijna steeds denatunris.Dcnatuuris in het leven een element van te geringe beteeke nis, te enkelvoudig en te ongedifferentieerd dan dat het Gala Karsenfy: ,,Les plus beaux yeux du Monde", par Jean Sarmenf T^vEZE laatste Sarment draagt de gevaarlijke symp?*-' tomen van een snel gearriveerden succes-schrijver: een breed uitgesponnen, noodelooze expositie, een tweede acte met een mooie, maar oppervlakkig be nutte situatie, en eerst in het derde bedrijf, en dat nog op het eind, die dramatisch bewogen dialoog, die wij een halven avond te vergeef s van de roomsoezen op het Stadsschouwburg-plafond hadden afgesmeekt. Het is, zooals vaker bij Sarment, het herleven en nu voorgoed te gronde gaan van een oude liefde, het mededingen van twee vrienden om een vrouw: Arthur, de rijke, handige tooneelschrijver, die haar verovert. En Napoléon, de niet-handige, de niet-rijke, die maatschappelijk ook niet reüsseert en een wat zwaarmoedige zwerver wordt, zooals Sarment hem elders, in dat prachtige ,,Nocturne", geteekend heeft: II courra Ie monde ... .sans qu' on lui réponde ... .un doublésilence. In het tweede bedrijf komt Napoléon terug, na dertien jaar, bij de vrouw die nu blind is en zijn armelijken staat niet kent. Hier, in dat wederzijdsch verbergen van eigen hulpeloosheid, gemaskeerd in trots, beleden in voortdurende gêne, had Sarment gelegenheid gehad voor de sterke en stille wijze-vanschrijven, die hem eigen is, ware niet de dramatische kracht van deze ontmoeting verloren gegaan in een te praegnant en te uiterlijk aanduiden van wat boven dien slechts een in het moment-zelf verstarde ont roering bleef. De derde acte, met zijn knap opgezetten twist tusschen den man en den vriend, en vooral de wijze waarop deze beslecht wordt, voldoet veel meer. Hier wordt Napoléon waarlijk een oogenblik de diepe figuur, die tevergeefs tegenover de blinde vrouw het relaas van zijn twaalf ambachten opbiecht. Zij gelooft hem niet en zij bewondert zijn verhaal, zijn geest, zijn spot. En zoo kon het banale zinnetje uit het eerste bedrijf een innige beteekenis krijgen: ,,les plus beaux yeux du monde, ce sont ceux qui ne me voient pas". Als een-acter, op een klein tooneel, had dit een meesterstukje van modern Fransch tooneel kunnen zijn. Over de voorstellling valt niet te roepen. Sarment zelf speelde Napoléon wat nonchalant, hier en daar vooral wanneer hij zijn garc,on de café-allures moet demonstreeren wat te nadrukkelijk, zonder dat de innerlijke nuances in dit ten slottc toch wel sterke karakter merkbaar werden. Varny, als de vriend, ensceneerde alleen den twist uit de laatste acte goed, maar beneden alle peil was Marguérite Valmond. Sarment droeg dit stuk aan zijn vrouw op, qui l'a si hannonieusement jouée". Nu is die qualificatie nogal neutraal en wij zullen er het ontbrekende adjectief maar niet aan toevoegen. De regie had vele onnauwkeurigheden. Zoo wendde men voor, over zee te staren in de richting van de stalles. . . . terwijl op het achterdoek de zee in volle glorie ge-teekend stond ! Alles bij elkaar, ondanks de goede motieven, uit het stuk, is de oude Sarment, dat is dus de jonge, de ware Jean-Jacques de Nantes, ons toch liever. Haarlem, Stadsschouwburg .- Openings-voorslelling ,,De Jonge Spelers' In Haarlem, een bakermat van slechte dilettantenclubs, heeft ook dit troepje het levenslicht aan schouwd. Gelukkig is het zich van zijn jeugd bewust, want mocht het ooit het onzalig uur zijner geboorte vervloeken, laat het dan onthouden, dat wij niet om de vleeschwording van dit ideaal gevraagd hebben. Eenigen raison d'être bezit het clubje niet. De leider Marcel van Gestel moge dan, ondanks grafstem en stereotiepe gebaren, een zekere gedragenheid ten toon spreiden in de nog altijd nobele Florentijnsche Tragedie" van Wilde, en eveneens in een vrij duister product-met-goede-bedoelingen van hemzelf, ge titeld ,,Markiezinnenliefde", Corry Roozendaal eenige allures van een actrice in Defresne's beproefd succes stukje ,,Baas boven Baas" daarnaast en daar omheen bleef alles bittere woesternij. Een ergerlijke bêtise van Rien van Noppen, De vrouw van 1927", was van een kwaliteit en spel als op den feestavond van een voetbal-cliib nog beter geleverd wordt. En daarvoor huurt men gemeenlijk niet den stadsschouwburg, ook niet in Haarlem. als symbool dienen kan van de geheele tnenschelijke gevoelssamenstelling in al hare onderdeden. Primi tieve eenzijdigheid is onvermijdelijk. Met dit geringe innerlijke materiaal doet de dichter echter nog heel wat. De beste verzen zijn Twee Paarden, De Laatste Straat, Wanhoop. Mejuffrouw Zonnebloem is ineens veel minder. Sterkte van gevoel: nihil, alles geveinsd. Aard van gevoel: niet waar te nemen. Object van gevoel: ijdelheden en zoo. Verhouding tusschen weten en gevoel: nihil, omdat noch het weten, noch het gevoel bestaat. Aesthetische waarde: nihil.Techniek: slechtste jaargang van den Medemblikschen Almanak.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl