Historisch Archief 1877-1940
"DE GROENE AMStERbAMMËRj^WËKBLAD VOOR NEDERLAND
Hiele Moffen fen natürljeafhabbers
komme yen 'e moaije simmerfiid
op us alde kliffen dektriken."
Dr. J. Bofke in Fen Fryslan's Groun
U I T D E, N A T U U R:
HET OUDE-MIRDUMER KLIF
DOOR DR. JAC. P. THIJSSE
T~\ EZER dagen heeft de Vereeniging
L/ tot Behoud van Natuurmonumen
ten het Oude-MirdumerKlif aangekocht,
een van de allermerkwaardigste plekjes
van ons land, zoowat halfweg tusschen
Stavoren en de Lemmer, ledereen kent
natuurlijk het Roode K'if, al was het
alleen maar uit de Roos van Dekama.
Dat Roode Klit zie je ook heel duidelijk
rechts vooruit, als je met de postboot
van Enkhuizen Stavoren nadert. Het is
tegenwoordig noch rood, noch kliffig.
Meer dan dertig jaar geleden is de heuvel
naar den zeekant afgeschuind en met
een groene grasmat gedekt. Bovendien
is er nog paalwerk voor den voet aan
gebracht en zoo is deze hoogte, die ook
wel vanbelang is als waterkeering,tegen
verdere afknabbeling door de Zuiderzee
beveiligd. De liefhebbers van geologie
hebben indertijd deze normalisatie wel
betreurd, want sedert Van Capelle in
1889 zijn studie over het Roode Klif
uitgaf was het steile profiel aan den
Zuiderzeekant een geliefkoosd voorwerp
van studie geworden.
Heel guitig vertelt Botke hoe nu de
tuffen uit déNederlandsche geologie
verdwenen schenen. Maar, zegt hij:
de ierdkundigen uit it Noarden wisten
wol better, en do 'tyn 1313 in
wittenskiplike tocht halden waerd, om inkelde
fraechstikken op geologysk gebiet op
to klaerjen, brochten de lieders, de pref.
Bonnema en Jonker, de mannen fen de
ierdkunde ek for it fordwonne
Marderklif. En sünt dy tiid mei it him
forhügje in greate belangstelling".
Dit is nu wel waar, maar een paar
Hollanders kenden het Marderklif toch
wel vóór dien tijd: Heimans en van der
Sleen en in het Verkade-album Langs
de Zuiderzee kunt ge ook lezen hoe in
1912 de Mater en ik met gescheurde
kleeren vanwege het prikkeldraad ons
verlustigden in het aanschouwen van dit
merkwaardig stuk van Nederland, een
eenig plekje en waard, dat het behouden
blijft tot vreugde en leering van jong en
oud. Het doet mij dan ook veel genoegen,
om bij Botke te lezen dat thans reeds
heele kluchten van natuurliefhebbers in
den mooien zomertijd neerstrijken op de
oude kliffen.
Er is over die kliffen al heel wat ge
schreven en gefabeld. Dezer dagen nog
vertelde hetzelfde groote dagblad, dat
Oroenlo een Overijselsch dorpje noemt,
dat het Oude Mirdumer Klif uit roode
rots bestond. Nu, rood is het wel, even
goed als vroeger het Roode Klif, maar
het bestaat niet uit rots, doch uit
keileem, dezelfde keileem, die thans op ver
schillende plaatsen in de Zuiderzee ge
baggerd wordt en waarmee men sinds
eenige weken bezig is om den grooten
afsluitdijk te maken van Wieringen naar
de Friesche kust. Die keileem vormt een
onderlaag in een groot deel van
NoordNederland en is in den ijstijd hierheen
geschoven door het landijs, als
grondmoraine. En nu is het buitengewoon
prettig, dat in Gaasterland het keileem
aan de oppervlakte komt en dat de
Zuiderzee daar een steilen oever heeft
afgeknabbeld. We kunnen daar nu dat
keileem op ons gtmak bestudeeren met
al de kleinere en grootere steentn die
daarin liggen en die den ingewijde de
schoonste verhalen doen van Finland
en Scandinaviëen van de eilanden en
landen van de Oostzee. In het zandig
slibbig strand vind-t ge de aardigste
steenen en versteeningen en onwillekeurig
ga je ook in de steilte krabbelen naar
wetenswaardigheden. Wanneer echter
heele kluchten natuurliefhebbers, waar
onder scms wel hebzuchtige
verztmelaars schuilen, zich zoo gaan weren,
dan is het Klif blootgesteld aan neg erger
gevaar dan het woeden der baren en dan
moet daar een stokje voor gestoken
worden, evengoed als er reeds paalwerk
is aangebracht tegen de golfjes. Het Klif
is thans cm zoo te zeggen nationaal bezit
en als zoodanig moet iedereen het res
pecteeren. Dat kan heel goed gepaard
gaan met wetenschappelijk onderzoek en
het genieten van de natuur. Het Klif
is een juweel en moet als zoodanig wor
den behandeld. ? «'
Het strand is ook heel mooi begroeid
en wel in de eerste plaats met kruisdistels.
Wij vinden hier zoowel de Blauwe
Kruisdistel (Eryngium maritïmum), het
sieraad van de duinen en van de zilte
stranden, als de Grijze Kruisdistel
(Eryngium campestre) de plant van
rivierdijken en oevers, 't Is alsof de Rijn
en de Noordzee elkander hier ontmoeten.
Toen wij er waren in 1912 wemelde het
er op dien zomerdag van allerlei
graafwespen en graafbijen, die hun holen
graven hetzij in het keileem, hetzij in
het daarboven liggend harde zand. Ook
de oeverzwaluwen hebben daar een nest
kolonie en niet ver hier vandaan broedde
ook de kluut.. In nazomer en herfst en
ook in het voorjaar wemelt het ondiepe
oevergebied van allerlei vogels, alweer
overeenkomstig de combinatie Zee en
Rijn.
Als de Zuiderzee wordt drooggelegd
dan blijven deze Kliffen bestaan als
oever van het IJselmeer. De Ringdijk
van den Noordoostpolder sluit oostelijker
aan de Friesche kust aan en krijgt ver
binding met den dijk van de
Hnitebuurster Buitenpolder. Wij behouden hier dus
het landschap in al zijn schoonheid,
alleen met dit verschil dat water en
bodem hun ziltheid verliezen en dat
kon wel eens invloed hebben op den
plantengroei en de dierenwereld.
De Vereeniging tot Behoud van Na
tuurmonumenten heeft voor den aan
koop van dit Klif geen beroep gedaan op
de offervaardigheid van het publiek.
Een ancnyme, ongevraagde gift vin
duizend gulden is wel uitstekend te pzs
gekomen. Meen nu niet, dat de Vereeni
ging zoo dik in het geld zit, dat zij zco
zou kunnen voortgaan. Zij heeft de
Mcokerhei cok pas rrceten betalen en
nu nog weer pas de rente van een dik
millioen schuld. Bovendien raakt deer
het heele land heen het natuurschccn al
meer en meer in het gedrang en willen
we redden wat gered meet worden, tn
behoort dat te gebeuren binnen de eerst
volgende tien jaien. Ik mag daaicm alle
weldenkende landgencoten en in het
bijzonder de lar.ds.lui van mijn vricrd
Botke neg we! eers opwekken cm de
Vereenigirg tot Btr.cud van Natuur
monumenten, Heerergraeht 2?C?66
te Amsterdtm, zccveel mogelijk te
steunen.
MEDIAMIEKE
KUNST
WERKEN
DOOR MR. C. P. VAN ROSSEM
(Ingezonden)
HET probleem mediamieke kunstwerken" heeft,
gelijk ieder probleem, twee aangezichten. De
, argumenten, door prof. Martin aangevoerd, kunnen
.me in vele opzichten niet bevredigen. Het is niet de
^'bedoeling een pro te schrijven naar aanleiding van het
R' contra van den heer Martin want ondanks vele
metapsychische onderzoekingen, in binnen- en
buiten, land, onderzoekingen die me ten slotte de spiritistische
?i geesten-hypothese deden aanvaarden, acht ik
per, soonlijk het geval Mansfeit niet voldoende onderzocht,
om alleen op het uiterlijk materiaal der kunstwerken
tot een inwerking van gestorven intelligentie te durven
concludeeren. Hoogstens durf ik een
waarschijnlijkheids-hypothese te aanvaarden. Prof. Martin acht de
mediamiek ontvangen producten, in kwaliteit, be
neden het peil te staan van wat de overledene tijdens
z'n aardsch bestaan tot stand bracht. Het is de vraag
of dergelijke appreciaties, in dit specifieke geval, veel
waarde vertegenwoordigen. Een zeker voordeel, het
idee van: Zoo iets is onmogelijk au fond is dat
alles toch onzin" zal het zuivere oordeel in deze on
willekeurig verzwakken. Naast de critiek van prof.
Martin staat de critiek van anderen. De Berlijnsche
critiek op de Berlijnsche tentoonstelling van dit werk
van Mansfeit was uitermate gunstig en de standaard
van het oorspronkelijke werk werd niet minder geacht
dan die der mediamieke gewrochten. Bij een inzending
op een tentoonstelling in Utrecht werd het oeuvre door
den schilder van Dokkum geweigerd onder het motto
dat de Jacob Marissen van een dergelijke specifieke
Maris touche getuigden dat het tot bedrog aanleiding
zou kunnen geven. Nemen we echter aan dat de
kwaliteit minder is en accepteeren we voor een
oogenblik de overtuiging van den schilder zelf, dat gestorven
kunstenaars zich door middel van z'n mediamieke
gaven hebben gemanifesteerd, dan lijkt het me zeer
aannemelijk dat deze wijze van arbeiden niet dezelfde
hoogte bereikt die de kunstenaars tijdens hun leven
hebben uitgespeeld. Hier wordt immers gewerkt door
middel van een vreemd instrument, dat hoe kneedbaar
en gevoelig het ook moge zijn, niettemin een instru
ment blijft. Hier kan niet anders dan handicap zijn en
als gevolg mogelijke verzwakking.
Een ander argument past zich aan het vorige aan.
Waarom deze tentoonstelling vraagt prof. Martin
zich af. Wat denkt men te bereiken ter verheerlijking
van de betrokken overleden artisten of ter vergrooting
van het kunstgenot der levenden? Hier wordt het
doel niet geheel juist gesteld. De schilderijententoon
stelling komt hier op de tweede plaats. Het voor
naamste doel van deze expositie was een propaganda
voor mediamieke mogelijkheden. Als zoodanig heeft
het op het groote publiek sterk ingewerkt en z'n
waarde en nut bewezen. Vele bezoekers hebben het
onderbewustzijn te hulp geroepen om een verklaring
te vinden voor dat mysterie. Reeds dit is een schrede
voorwaarts waarde man in l hèstreet meestal zweert
bij het axioma dat alle media bedriegers zijn. Het
bedrog-argument is ??voor zoover ik heb kunnen
nagaan door niemand geposeerd en ook de pers in
het geheel voorbijgegaan. Vervolgens heeft het publiek
hier kennis gemaakt met de mogelijkheden van het
trance-mediumschap waar dit bij het vulgus zelden
anders bekend is als in den vorm van een hysterische
juffrouw die tafels onnoozele mededeelingen doet
spellen. Toch heeft het de menschen volgens per
soonlijke ondervinding veel te denken gegeven.
Dit alles en nog meer heeft deze expositie als winst te
boeken. Weliswaar was deze tentoonstelling georgani
seerd onder de auspicia van de Spiritistische Vereeni
ging maar ook hier was het niet de allereerste bedoeling
de menschen tot de spiritistische theorie te bekeercn.
Immers, een intellectueel mensch accepteert niet
zonder persoonlijke onderzoekingen en feiten en be
wijzen. Maar naast het Spiritisme staat de wetenschap
pelijke metapsychica, de jonge veel gesmade weten
schap die het medi; miek terrein aan het omploegen is.
Het geval Mansfeit zoolang de spiritistische^ be
wijzen niet sterker gegrondvest staan hoort
voorloopig bij de metapsychica thuis. Men kan nu van
opinie verschillen of de metapsychica een toekcmst
heeft, ja of neen, voor diengene die zelf onderzoe
kingen heeft ingesteld staat het buiten twijfel dat zij
het zal zijn die het materialisme de laatste en be
slissende stoot zal toebrengen, en de wetenschap in
geheel nieuwe banen zal leiden en een geestelijke
achtergrond zal openbaren die van grooten invloed
zal zijn op de geesten-gesteldheid van het kcmcnde
menschdom. Deze tentoonstelling heeft in de eerste
plaats iets van het groote mysterie ontsluierd dat of in
het subliminale van den mensch zelf verborgen ligt cf
van buiten af, uit een nieuwe onbekende wereld, cp
het menschdom inwerkt. En in ons land, dat zco
jammerlijk bij het buitenland ten achter staat op het
terrein van mediamieke onderzoekingen, k?n een
dergelijk geval als dat van Mansfeit slechts tot
grootere belangstelling prikkelen.
Het hoofdbezwaar van prof. Martin dat de be
doelde kunstwerken worden beschouwd als schilde
rijen van" en door" de Bock etc. en dat er scms
handteekeningen op staan" kon geheel kcmen te
vervallen door het feit, datiedereschilderijgesternpeld
is met de woorden: ,.mediamiek ontvangen Mansfeit"
waardoor elk bedrog bij den verkcop wordt uitgesloten.
Geen enkel dezer kunstwerken kan dus ooit als een
echte Maris of een echte de Bock in den handel
worden gebracht.
Mijn persoonlijk bezwaar tegen deze tentoonstelling
is dit, dat hier een materiaal voor nadere onderzoe
kingen klaar lag hetwelk niet gebruikt is. Vele moge
lijkheden liggen bij dit trance-medit:m open cm tie
waarheid van het mysterie te benaderen. Men heeft
de kunstwerken geaccepteerd, er een spiritistisch
cachet op gedrukt zonder zich blijkbaar een cogenblik
af te vragen of eenige ernstige en zuivergecontroleerde
seances niet tot bewijzen hadden kunnen voeren die
de spiritistifche hypothese steitu en cvciU :'£(rccr
hadden kunnen grondvesten. Deze expositie is te
vroegtijdig en steunt te veel op het dilettantisme dat
het populaire spiritisme zoo dikwijls kermerkt. Ma?r
wat niet gebeurd is kan nog geschieden. Wanneer zf.l
het geschieden.... ?