De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 29 januari pagina 7

29 januari 1927 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

"DE GROENE AMStERbAMMËRj^WËKBLAD VOOR NEDERLAND Hiele Moffen fen natürljeafhabbers komme yen 'e moaije simmerfiid op us alde kliffen dektriken." Dr. J. Bofke in Fen Fryslan's Groun U I T D E, N A T U U R: HET OUDE-MIRDUMER KLIF DOOR DR. JAC. P. THIJSSE T~\ EZER dagen heeft de Vereeniging L/ tot Behoud van Natuurmonumen ten het Oude-MirdumerKlif aangekocht, een van de allermerkwaardigste plekjes van ons land, zoowat halfweg tusschen Stavoren en de Lemmer, ledereen kent natuurlijk het Roode K'if, al was het alleen maar uit de Roos van Dekama. Dat Roode Klit zie je ook heel duidelijk rechts vooruit, als je met de postboot van Enkhuizen Stavoren nadert. Het is tegenwoordig noch rood, noch kliffig. Meer dan dertig jaar geleden is de heuvel naar den zeekant afgeschuind en met een groene grasmat gedekt. Bovendien is er nog paalwerk voor den voet aan gebracht en zoo is deze hoogte, die ook wel vanbelang is als waterkeering,tegen verdere afknabbeling door de Zuiderzee beveiligd. De liefhebbers van geologie hebben indertijd deze normalisatie wel betreurd, want sedert Van Capelle in 1889 zijn studie over het Roode Klif uitgaf was het steile profiel aan den Zuiderzeekant een geliefkoosd voorwerp van studie geworden. Heel guitig vertelt Botke hoe nu de tuffen uit déNederlandsche geologie verdwenen schenen. Maar, zegt hij: de ierdkundigen uit it Noarden wisten wol better, en do 'tyn 1313 in wittenskiplike tocht halden waerd, om inkelde fraechstikken op geologysk gebiet op to klaerjen, brochten de lieders, de pref. Bonnema en Jonker, de mannen fen de ierdkunde ek for it fordwonne Marderklif. En sünt dy tiid mei it him forhügje in greate belangstelling". Dit is nu wel waar, maar een paar Hollanders kenden het Marderklif toch wel vóór dien tijd: Heimans en van der Sleen en in het Verkade-album Langs de Zuiderzee kunt ge ook lezen hoe in 1912 de Mater en ik met gescheurde kleeren vanwege het prikkeldraad ons verlustigden in het aanschouwen van dit merkwaardig stuk van Nederland, een eenig plekje en waard, dat het behouden blijft tot vreugde en leering van jong en oud. Het doet mij dan ook veel genoegen, om bij Botke te lezen dat thans reeds heele kluchten van natuurliefhebbers in den mooien zomertijd neerstrijken op de oude kliffen. Er is over die kliffen al heel wat ge schreven en gefabeld. Dezer dagen nog vertelde hetzelfde groote dagblad, dat Oroenlo een Overijselsch dorpje noemt, dat het Oude Mirdumer Klif uit roode rots bestond. Nu, rood is het wel, even goed als vroeger het Roode Klif, maar het bestaat niet uit rots, doch uit keileem, dezelfde keileem, die thans op ver schillende plaatsen in de Zuiderzee ge baggerd wordt en waarmee men sinds eenige weken bezig is om den grooten afsluitdijk te maken van Wieringen naar de Friesche kust. Die keileem vormt een onderlaag in een groot deel van NoordNederland en is in den ijstijd hierheen geschoven door het landijs, als grondmoraine. En nu is het buitengewoon prettig, dat in Gaasterland het keileem aan de oppervlakte komt en dat de Zuiderzee daar een steilen oever heeft afgeknabbeld. We kunnen daar nu dat keileem op ons gtmak bestudeeren met al de kleinere en grootere steentn die daarin liggen en die den ingewijde de schoonste verhalen doen van Finland en Scandinaviëen van de eilanden en landen van de Oostzee. In het zandig slibbig strand vind-t ge de aardigste steenen en versteeningen en onwillekeurig ga je ook in de steilte krabbelen naar wetenswaardigheden. Wanneer echter heele kluchten natuurliefhebbers, waar onder scms wel hebzuchtige verztmelaars schuilen, zich zoo gaan weren, dan is het Klif blootgesteld aan neg erger gevaar dan het woeden der baren en dan moet daar een stokje voor gestoken worden, evengoed als er reeds paalwerk is aangebracht tegen de golfjes. Het Klif is thans cm zoo te zeggen nationaal bezit en als zoodanig moet iedereen het res pecteeren. Dat kan heel goed gepaard gaan met wetenschappelijk onderzoek en het genieten van de natuur. Het Klif is een juweel en moet als zoodanig wor den behandeld. ? «' Het strand is ook heel mooi begroeid en wel in de eerste plaats met kruisdistels. Wij vinden hier zoowel de Blauwe Kruisdistel (Eryngium maritïmum), het sieraad van de duinen en van de zilte stranden, als de Grijze Kruisdistel (Eryngium campestre) de plant van rivierdijken en oevers, 't Is alsof de Rijn en de Noordzee elkander hier ontmoeten. Toen wij er waren in 1912 wemelde het er op dien zomerdag van allerlei graafwespen en graafbijen, die hun holen graven hetzij in het keileem, hetzij in het daarboven liggend harde zand. Ook de oeverzwaluwen hebben daar een nest kolonie en niet ver hier vandaan broedde ook de kluut.. In nazomer en herfst en ook in het voorjaar wemelt het ondiepe oevergebied van allerlei vogels, alweer overeenkomstig de combinatie Zee en Rijn. Als de Zuiderzee wordt drooggelegd dan blijven deze Kliffen bestaan als oever van het IJselmeer. De Ringdijk van den Noordoostpolder sluit oostelijker aan de Friesche kust aan en krijgt ver binding met den dijk van de Hnitebuurster Buitenpolder. Wij behouden hier dus het landschap in al zijn schoonheid, alleen met dit verschil dat water en bodem hun ziltheid verliezen en dat kon wel eens invloed hebben op den plantengroei en de dierenwereld. De Vereeniging tot Behoud van Na tuurmonumenten heeft voor den aan koop van dit Klif geen beroep gedaan op de offervaardigheid van het publiek. Een ancnyme, ongevraagde gift vin duizend gulden is wel uitstekend te pzs gekomen. Meen nu niet, dat de Vereeni ging zoo dik in het geld zit, dat zij zco zou kunnen voortgaan. Zij heeft de Mcokerhei cok pas rrceten betalen en nu nog weer pas de rente van een dik millioen schuld. Bovendien raakt deer het heele land heen het natuurschccn al meer en meer in het gedrang en willen we redden wat gered meet worden, tn behoort dat te gebeuren binnen de eerst volgende tien jaien. Ik mag daaicm alle weldenkende landgencoten en in het bijzonder de lar.ds.lui van mijn vricrd Botke neg we! eers opwekken cm de Vereenigirg tot Btr.cud van Natuur monumenten, Heerergraeht 2?C?66 te Amsterdtm, zccveel mogelijk te steunen. MEDIAMIEKE KUNST WERKEN DOOR MR. C. P. VAN ROSSEM (Ingezonden) HET probleem mediamieke kunstwerken" heeft, gelijk ieder probleem, twee aangezichten. De , argumenten, door prof. Martin aangevoerd, kunnen .me in vele opzichten niet bevredigen. Het is niet de ^'bedoeling een pro te schrijven naar aanleiding van het R' contra van den heer Martin want ondanks vele metapsychische onderzoekingen, in binnen- en buiten, land, onderzoekingen die me ten slotte de spiritistische ?i geesten-hypothese deden aanvaarden, acht ik per, soonlijk het geval Mansfeit niet voldoende onderzocht, om alleen op het uiterlijk materiaal der kunstwerken tot een inwerking van gestorven intelligentie te durven concludeeren. Hoogstens durf ik een waarschijnlijkheids-hypothese te aanvaarden. Prof. Martin acht de mediamiek ontvangen producten, in kwaliteit, be neden het peil te staan van wat de overledene tijdens z'n aardsch bestaan tot stand bracht. Het is de vraag of dergelijke appreciaties, in dit specifieke geval, veel waarde vertegenwoordigen. Een zeker voordeel, het idee van: Zoo iets is onmogelijk au fond is dat alles toch onzin" zal het zuivere oordeel in deze on willekeurig verzwakken. Naast de critiek van prof. Martin staat de critiek van anderen. De Berlijnsche critiek op de Berlijnsche tentoonstelling van dit werk van Mansfeit was uitermate gunstig en de standaard van het oorspronkelijke werk werd niet minder geacht dan die der mediamieke gewrochten. Bij een inzending op een tentoonstelling in Utrecht werd het oeuvre door den schilder van Dokkum geweigerd onder het motto dat de Jacob Marissen van een dergelijke specifieke Maris touche getuigden dat het tot bedrog aanleiding zou kunnen geven. Nemen we echter aan dat de kwaliteit minder is en accepteeren we voor een oogenblik de overtuiging van den schilder zelf, dat gestorven kunstenaars zich door middel van z'n mediamieke gaven hebben gemanifesteerd, dan lijkt het me zeer aannemelijk dat deze wijze van arbeiden niet dezelfde hoogte bereikt die de kunstenaars tijdens hun leven hebben uitgespeeld. Hier wordt immers gewerkt door middel van een vreemd instrument, dat hoe kneedbaar en gevoelig het ook moge zijn, niettemin een instru ment blijft. Hier kan niet anders dan handicap zijn en als gevolg mogelijke verzwakking. Een ander argument past zich aan het vorige aan. Waarom deze tentoonstelling vraagt prof. Martin zich af. Wat denkt men te bereiken ter verheerlijking van de betrokken overleden artisten of ter vergrooting van het kunstgenot der levenden? Hier wordt het doel niet geheel juist gesteld. De schilderijententoon stelling komt hier op de tweede plaats. Het voor naamste doel van deze expositie was een propaganda voor mediamieke mogelijkheden. Als zoodanig heeft het op het groote publiek sterk ingewerkt en z'n waarde en nut bewezen. Vele bezoekers hebben het onderbewustzijn te hulp geroepen om een verklaring te vinden voor dat mysterie. Reeds dit is een schrede voorwaarts waarde man in l hèstreet meestal zweert bij het axioma dat alle media bedriegers zijn. Het bedrog-argument is ??voor zoover ik heb kunnen nagaan door niemand geposeerd en ook de pers in het geheel voorbijgegaan. Vervolgens heeft het publiek hier kennis gemaakt met de mogelijkheden van het trance-mediumschap waar dit bij het vulgus zelden anders bekend is als in den vorm van een hysterische juffrouw die tafels onnoozele mededeelingen doet spellen. Toch heeft het de menschen volgens per soonlijke ondervinding veel te denken gegeven. Dit alles en nog meer heeft deze expositie als winst te boeken. Weliswaar was deze tentoonstelling georgani seerd onder de auspicia van de Spiritistische Vereeni ging maar ook hier was het niet de allereerste bedoeling de menschen tot de spiritistische theorie te bekeercn. Immers, een intellectueel mensch accepteert niet zonder persoonlijke onderzoekingen en feiten en be wijzen. Maar naast het Spiritisme staat de wetenschap pelijke metapsychica, de jonge veel gesmade weten schap die het medi; miek terrein aan het omploegen is. Het geval Mansfeit zoolang de spiritistische^ be wijzen niet sterker gegrondvest staan hoort voorloopig bij de metapsychica thuis. Men kan nu van opinie verschillen of de metapsychica een toekcmst heeft, ja of neen, voor diengene die zelf onderzoe kingen heeft ingesteld staat het buiten twijfel dat zij het zal zijn die het materialisme de laatste en be slissende stoot zal toebrengen, en de wetenschap in geheel nieuwe banen zal leiden en een geestelijke achtergrond zal openbaren die van grooten invloed zal zijn op de geesten-gesteldheid van het kcmcnde menschdom. Deze tentoonstelling heeft in de eerste plaats iets van het groote mysterie ontsluierd dat of in het subliminale van den mensch zelf verborgen ligt cf van buiten af, uit een nieuwe onbekende wereld, cp het menschdom inwerkt. En in ons land, dat zco jammerlijk bij het buitenland ten achter staat op het terrein van mediamieke onderzoekingen, k?n een dergelijk geval als dat van Mansfeit slechts tot grootere belangstelling prikkelen. Het hoofdbezwaar van prof. Martin dat de be doelde kunstwerken worden beschouwd als schilde rijen van" en door" de Bock etc. en dat er scms handteekeningen op staan" kon geheel kcmen te vervallen door het feit, datiedereschilderijgesternpeld is met de woorden: ,.mediamiek ontvangen Mansfeit" waardoor elk bedrog bij den verkcop wordt uitgesloten. Geen enkel dezer kunstwerken kan dus ooit als een echte Maris of een echte de Bock in den handel worden gebracht. Mijn persoonlijk bezwaar tegen deze tentoonstelling is dit, dat hier een materiaal voor nadere onderzoe kingen klaar lag hetwelk niet gebruikt is. Vele moge lijkheden liggen bij dit trance-medit:m open cm tie waarheid van het mysterie te benaderen. Men heeft de kunstwerken geaccepteerd, er een spiritistisch cachet op gedrukt zonder zich blijkbaar een cogenblik af te vragen of eenige ernstige en zuivergecontroleerde seances niet tot bewijzen hadden kunnen voeren die de spiritistifche hypothese steitu en cvciU :'£(rccr hadden kunnen grondvesten. Deze expositie is te vroegtijdig en steunt te veel op het dilettantisme dat het populaire spiritisme zoo dikwijls kermerkt. Ma?r wat niet gebeurd is kan nog geschieden. Wanneer zf.l het geschieden.... ?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl