Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Nö. 2592
RAINER MARIA RILKE
L DUITSCHE
LITERATUUR
DOOR A. KANN
Bij den dood van Rilke
"O AINERMaria Rilke, de groote Duitsche dichter,
?**-is in Zwitserland gestorven.
Uit zijn zelfgezochte afzondering dichtte hij
als geen ander, volmaakt van techniek, muzikaliteit
«en zuiverheid van gedachten. Roem was hem
volSkomen onverschillig. In zijn mooie boek over Rodin
?.zegt hij: der Rum ist schliesslich nur der Inbegriff
.aller Missverstandnisse, die sich um einen neuen
-Namen sammeln".
Zijn vriendschap met Rodin was van grooten in
vloed op zijn werk. Met dezelfde eindelooze liefde en
rgeduld bouwde Rodin aan zijn beelden, als Rilke
bouwde en tqoverde met zijn woorden.
Hij was n stil en zwaarmoedig mensch. Daden,
?die van jeugd en levenslust zouden getuigen, heeft
hij nooit begaan. Ook niet gewenscht, want zijn zwak
ke gezondheid gaf hem het alles overheerschend ver
hangen naar rust; zijn dichtkunst kreeg hierdoor
innigheid, ernst en waarheid. Zijn laatste jaren leefde
hij in Frankrijk en dichtte daar met de vreugde zich
?van een nieuwe taal geheel meester te kunnen maken,
szijn laatste Fransche verzen.
FRANZ K AF K A .? Das Schloss,
Kurf Wolf Verlag MUENCHEN.
Bij den dood van den schrijver
verzorgd door Max Brod.
Het lichaam ontwaakt uit de slaap, de geest ge
deeltelijk nog in den droom gevangen, zoo voelen
?we ons als we dit boek van Kafka lezen.
Max Brod, Kafka's vriend en literaire executeur
"heeft in de narede dit werk eine Faust-Dichtung"
?genoemd, want hier zien we hoe de mensch in zijn
aardsche streven tracht het Goddelijke te bereiken.
Een oplossing is niet gegeven, het boek is plotseling
-afgebroken door Kafka's dood.
Zooals we ons een enkele droom van jaren geleden
«herinneren, maar tal van rec'ele gebeurtenissen,
? althans schijnbaar, verloren zijn geraakt, zoo blijft
-dit vreemde boek vpor ons en in ons leven, terwijl
vele andere slechts een rij vormen in de boekenkast.
Een verhaal dan, zonder tijd en plaats, bijna zonder
-namen en bijna zonder actie.
De hoofdpersoon K." waarvan we niets weten,
dan dat hij een volwassen man is, is blijkbaar
aan-gesteld als landmeter op een riddergoed. Om
Het Slot", dat op een hoogte gelegen, nauwelijks
bereikbaar is, ligt een armelijk dorp, door domme en
angstige menschen bewoond. Het dorp wordt uit
sluitend door het slot bestuurd. Een leger van
ambteTiaren'fe slechts er op uit om de schrik alom wakker
te houden, en elke verbinding, anders dan door een
Sbefg van acten is onmogelijk. Er gebeurt niets, uit
liet slot komt geen levert, in het dorp is door angst
en eerbied alles onmogelijk wat niet de dierlijke
voortzetting is van eten, zich voortplanten en in
toerustende armoede sterven.
Hierin komt de landmeter onbevangen en vreemd.
Hij kent de vastgeroeste onmacht niet, niets van de
TOEGEPASTE KUNST
DOOR OTTO VAN TUSSENBROEK
Tentoonstelling in den Haagschen
Kunstkring
Ais wij ons goed herinneren werd destijds de
Haagsche Kunstkring opgericht door Toorop, de Bock en
.anderen omdat zij verlangden naar vrijheid en naar
breeder kansen voor de nieuwere opvattingen in de
kunst. Dit beginsel is deze vereeniging trouw gebleven
tot op den huldigen dag en zoo is er thans wedere een
tentoonstelling geopend waaruit duidelijk valt af te
lezen dat, behoudens eene enkele uitzondering,
deinzenders naar het nieuwe neigen.
Daar is allereerst P. A, H. Hofman met de knappe
teekening van het venster in gebrand glas in lood
voor het Bijenkorf-gebouw bestemd (naar wij meenen
den arbeid en het verkeer symboliseerend) benevens
een door Bogtman te Haarlem uitgevoerd détail van
den linker-onderhoek. Een warm-rood overheerscht
in dit venster, waarvan de versterkingsbanden een
wel wat al te grilligen indruk maken met het gevolg
dat de compositie van het geheel alsmede de onder
linge samenhang der deelen wat verbrokkeld aandoet.
Dit valt des te meer te betreuren omdat er volgens
de teekening bijzonder mooie détails in voorkomen
zooals o.m. het hier tentoongestelde.
Ook in een glas-in-lood-stuk waarop twee gelieven
zijn uitgebeeld, fijn en koel van kleur met teedere
blauwen en gelen en een mooi opaalglas, valt
Hofman's werk te waardeeren. Het mist de strakheid van
het Bijenkorf-raam doch is door het lyrische karakter
gevoeliger van uitdrukking.
Zeer verzorgde werkstukken in geëtst eterniet gaven
Willem Gordel en Frans ter Gast, eerstgenoemde met
Uilen", mooi van rijpe grijzen en een tint als van
oud ivoor met een tikje goud aan de bekken en klau
wen der vogels (dat als dit wat bestorven is wat min
der er boven op zal liggen dan thans het geval is);
laatstgenoemde met Zonnebloemen", sterk van
teekening en kleur.
Van van der Stok wordt een fragment getoond van
een Drie Koningen kleed, naar zijn ontwerp uitge
voerd door de Kunstweefschool te 's Gravenhage.
Ook grafische arbeid door verschillende kunstenaren.
Allereerst J. D. Ros met tal van boekomslagen waar
van de belettering en de versiering evenals de vig
netten uitsluitend van typografisch materiaal is gezet
(zooals Lauweriks dat in zijn Düsseldorpschen tijd
deed met het tijdschrift Ring" en later ook Wijde- .
veld). Merkwaardig ver voert Ros het beginsel door
in een sierlijk stempel van een tempelridder, welks
teekening toch niets gedwongens heeft. Van Vilmos
Huszar kan men menig krachtig, volgens een vast
systeem samengesteld, reclame-ontwerp waardeeren
dat n door eenvoud van vorm n door sterke kleur
volkomen het doel bereikt dat daarmede werd beoogd,
meerendeels voor een bekend cigaretten-merk zooals
dit o.a. op de postauto's wordt toegepast. Niet alleen
is in al dit werk het evenwicht der kleurige vlakken
(rood-wit-blauw-geel en zwart) volkomen gehandhaafd
doch tevens voegen de letters zich geheel en al bij het
totaal-karakter waardoor een in alle opzichten kern
achtige indruk bereikt is.
In een drietal scherp geteekend
frontispice-vignetten voor een muziek-revue door J. R. B. de Roos
herkent men den bekwamen schimmensnijder. Zijn
iiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiuiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
machtige tradities. Hij wil leven en dat bereiken,
waarop hij schijnbaar recht heeft, arbeid en belooning:
rechtvaardigheid.
Indien niet reeds vél eerder, dan zien we toch nu,
dat het Slot niet het aardsche bestuur voorstelt maar
het hemelsche dat erkenning en werkelijk contact
met Het Slot niet de eischbare rechtvaardigheid is,
maar Gods Genade.
Hoe ,,K", steeds weer verstooten, tracht zijn doel
te naderen, het eene symbool na het andere kunnen
we duiden, raden of aanvoelen. Een grondige ont
leding hiervan zou op zich zelf al een boek vormen.
K. zoekt hulp bij een vrouw, want hij meent dat
vrouwen in directer en eenvoudiger contact tot Het
Slot" staan en dat door haar te winnen de eindelooze
berg van acten overgeslagen kan worden. Zijn acten
wel iets anders dan de dwaalwegen van de rede, die
ons van God verwijderd houden? Dan staan misschien
vrouwen dichter bij de... Genade". Maar hij klampt
zich ook vast aan de vrouw, omdat allén zoeken
doelloos wordt en het leven te drukkend, als niet
zinnelijke liefde kracht geef t'tot handelen en de wil
in stand houdt aan het onbereikbare Slot" te komen.
Is de drang naar wat goed en schoon is, wei iets anders
dan gesublimeerde liefde tot de vrouw?....
Maar hoe dan ook. Ook dit is voor K" een mis
lukking. De weg blijft versperd en terwijl K-'s krach
ten door de tegenslagen afnemen, breeekt het verhaal
af.
Maar van wat voor belang is critiek na dit alles?
De symbolische beteekenis is duidelijk genoeg.
Dat er op den vorm veel aan te merken is, dat:het
geheel te cerebraal is wat niets aan de artisticiteit
afdoet, in dit geval dat het hinderlijk is, zooals
K" steeds met zijn.... Akten-Buchstabe" aan
geduid wordt, het moge worden vergeven in een boek
dat nooit beëindigd is.
J. S. MEUWSEN, HoB. A'dam-R'dam-Den Haag.
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
werk is modern en geestig en toont eene goede ver
deeling van het zwart en wit.
Wat C. Mus presteert staat niet op eenzelfde peil.
Zijne aanplakbiljet-ontwerpen vertoonen een twee
slachtigheid tusschen het zuiver decoratieve en eene
verwaterde naturalistische opvatting, welke vooral in
de figuren opvalt (Olympiade-affiche's). Het best is
hier de teekening voor de prijsvraag van Utrecht's
Vreemdelingenverkeer.
En last not least" is de kranige beeldhouwer
J. van Lnnteren vertegenwoordigd door een viertal
sterke koppen.
Fransche Glas-bewerkers
In de laatste jaren hebben zich enkele evenzeer
begaafde als bekwame kunstnijveren in Frankrijk
grootelijks aangetrokken gevoeld tot de bewerking van
het glas-materiaal en dit blazend, gietend, persend en
vervormend naar hun sterken wil en overrijke fantasie,
hebben zij er inderdaad wonderen mede verricht. Ik
heb in dit verband slechts te herinneren aan de vin
ding der z.g. pate de verre" als voorbeeld van etn der
talrijke mogelijkheden van wat zij zooal aan bijzonders
in gestadig zoeken en Volhardend proefnemen ver
mochten te bereiken.
Dit laatste geschiedde, wat voor de hand ligt, niet
zonder teleurstelling en strijd, doch als er n techniek
in de nijverheidskunst te noemen is, waarbij juist uit
de mislukkingen veel te leeren valt, dan is het wel die
der glas-bewerking.
Nu zijn het licht en het glas nauw aan elkander ver
want, het is zelfs alsof het laatste uit het eerste is
geboren, er is een straalbreking welke den kunstenaar,
die aan het glas het beste van zichzelf wil geven, daar
mede doet spelen als een kind met een rijk iriseerende
zeepbel. Als van zelf kwam hij in zijn zoeken tot het
licht-ornament en aldus is het nieuwe vak ontstaan,
dat der luminaires".
Zij verbijzonderden zich in het
verlichtings-materiaal en waar eerder ter wereld, dan in de Ville
Lumière" zouden zij in hun streven meer steun
kunnen verwachten dan juist in Parijs? Als direct
gevolg van wat zij pp de Tentoonstelling in 1925
aldaar konden laten zien (er was immers zelfs een ver
lichte glazen fontein op het zeer uitgestrekte terrein)
in talrijke intérieurs en ook afzonderlijk, heeft thans
in de Fransche nijverheidskunst het glas eene zeer
belangrijke plaats ingenomen.
Onder de eersten onder de jongeren die daartoe den
stoot gaven, behoort ongetwijfeld RénéLalique (ook in
Holland welbekend). Hij is de man die het oude en het
nieuwe aan elkander bindt. Zijn licht-fakkels en
giasfonteinen, zijn licht-bollen en glas-bundels doen soms
even denken aan de kristallen lichtkroonloovertjes
van vroeger, maar zij zijn toch ook weer heel anders, al
hebben zij dezelfde levendige
weerkaatsings-eigenschappen. In n adem is Marius Sabino te noemen,
die in lusters, lantarens en lampen eenzelfde karakter
toont, doch die, in tegenstelling met hetgeen Lalique
geeft, daarin kleur aanbrengt. Van hem zag ik een
grooten groen-glazen bol van geperst glas, de Zee"
geheeten, waarop rood-glanzende goudvisschen en
blauw-blinkende schaaldieren tusschen wieren en
koralen in relief waren aangebracht. Het licht van een
sterke Argenta-Iamp, binnen in den bol bevestigd,
vloeide als fosforiseerend dezen omhullend in een
gulden gloed. Het werk van een geboren fantast en
droomer.
Eenvoudiger, moderner, meer beginselvast is wat
Gabriel Englinger in zijn talagelampen geeft door
eene vlakke opstelling van dof geè'tste glasplaten,
waarin gaten geboord zijn en welke met koperen
ringen aan elkander verbonden werden. Hij zet elke
lust tot ornamentatie ter zijde en speelt als het ware
met de lichtvlakken. Het nieuwste op dit gebied
geeft Jean Perzel. Het schichtig-flitsende van den
lichtstraal bezielde hem ongetwijfeld tot het ont
werpen zijner scherp en hoekig gehouden lampen,
vrijstaand op voetstuk of wel tegen den wand be
vestigd, vervaardigd van dof-wit melkglas, gevat in
smalle, donker bronzen banden.
Hij varieert in zijn werk den driehoeksvorm tot in
het oneindige en is wel het meest van allen erin ge
slaagd de kunstlichtbron zoo min mogelijk te dempen,
daaraan veeleer door het vergrooten van het uit
stralend vermogen meer kracht verleenend.
Nog andere namen zouden te noemen zijn, doch ik
wil mij tot het vermelden van deze enkelen beperken.
Het gaat er m.i. niet zoozeer om, wie de beste dingen
maakt, dan wel om het verblijdende feit dat de jongere
kunstenaren steeds meer blijken open te staan voor
de welhaast onbegrensde mogelijkheden der techniek,
zooals zij zich in dit geval gespecialiseerd hebben in
het bezigen en benutten van de talrijke nieuwe kansen
welke de electriciteit als lichtbron in zoo groote mate
biedt.