Historisch Archief 1877-1940
No. 2552
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
JAN SLUYTEKS IN HET STEDELIJK MUSEUM.
M IJ N
FILM
JAN SLUYTERS PORTRET
In het Stedelijk Museum wordt een belangrijke tentoonstelling gehouden van schilderijen
van Jan Sluyters. Wij reproduceeren hier twee zijner werken,- in het volgend nummer
brengen wij een artikel over deze expositie
T T ET is interessant te lezen hoe van
?*??*? militair en wetenschappelijk stand
punt gesproken is over de Nieuw Ouinea
expeditie. De wetenschap is tevreden
en constateert dankbaar dat nooit een
dergelijk resultaat werd bereikt meer
dan 8000 nummers werden verzameld.
En al weet men dan op het eerste gezicht
niet van welk soort nummers hier sprake
is, toch boezemt dat cijfer 8000 respect
in, zelfs aan den postzegelverzamelaar.
De militaire leider der expeditie is
niet tevreden. Hoewel hij over de we
tenschappelijke resultaten geen oordeel
wenschte te vellen, heeft zijns inziens
dilettantisme den geheelen opzet der
expeditie gekenmerkt. Hoewel men uit
internationale hoffelijkheid de leiding
der expeditie in handen van professor
Stirling had gesteld bleef de leiding van
het geheel in mijn handen" zegt de kapi
tein Posthumus in een interview met het
Soer. Hbld. Die daarin een verklaring
trachten te vinden voor den
dilettantischen opzet der expeditie, vergissen
zich, want het militaire doel van den
tocht, het brengen der wetenschappelijke
leden der expeditie naar het gebied der
Bergpapoea's werd volkomen bereikt".
Uit het verdere relaas blijkt dat de
kapitein die wetenschappelijke heeren
er contre coeur weer vandaan heeft
gebracht, want de wetenschap begrijpt
niets van miliatire doeleinden en weigert
te begrijpen dat de wetenschappelijkste
aller expedities, zoodra er een kapitein
met vier en twintig dwangarbeiders ter
bescherming aan toegevoegd wordt, lo
gisch geheel onder de bevelen van dien
kapitein komt te staan. In de wetenschap
kan er kwestie zijn over autoriteit, ver
schil van inzicht en systeem. In het mili
taire worden zulke differenties gemakke
lijk opgelost onder verwijzing naar een
ster meer of minder. Dat er dus kwestie
kon bestaan over het reëele bevelhebber
schap der expeditie is onbegrijpelijk
voor den logisch denkenden mensch.
Wanneer het er niet op aan kwam of al
die professoren levend of dood bij de
bergpapoea's arriveerden, had men even
goed den korporaal-waschbaas van het
garnizoen te Soerabaja en twee
fouriers met wetenschappelijke doeleinden
kunnen afvaardigen. Nu er echter prijs
op werd gesteld de heeren om de een of
andere reden levend terug te zien, kan
niemand anders dan de commandant van
het beveiligingsdetachement de roem
van de expeditie voor zich opeischen.
Per saldo was hij het die bevel gat' tot
vuren toen de Papoea's lieden die
er niets van begrepen hoe men met korte
stukken hout op een afstand kwaad
kon doen -?op de karabijnen der
militairen inliepen. X.ooüat, als ik me
goed bezin, zelfs de commandant niet
eens voor een eventueel eere-doctoraat
in aanmerking komt, maar veel eerder
het korte stuk hout", dat nog wel van
heel andere dingen dan een verzameling
van 8000 nummers de voorlooper is ge
weest.
JOH. L.
Alle voor het redactioneele gedeelte
bestemde inzendingen moeten
worden geadresseerd
AAN HET SECRETARIAAT DER
REDACTIE VAN
DE GROENE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333
AMSTERDAM,
zonder vermelding van persoonsnamen.
De geschiktste omvang van artikelen
bedraagt ten hoogste 1800 woorden.
De copy moet in machmcschrift zijn
geschreven, terwijl slechts n zijde
Yan Ket papier mag zijn. gebruikt.
i
Steeds was 't, bij zulke straatliederen,
de klank, de melodie, welke over het
succes besliste. De aangename voys"
domineerde, het woord was bijzaak en
beperkte zich vaak tot een vers sans
rime ni raison. Of ook tot een simpel
refrein, 't welk uit een literair oogpunt
al zeer laag stond. Zoo hoorde men
bij opvolging langs de straat lollen:
Nieuwenhuis mot zakkies plakke, hi
ha ho !" het deuntje van: Bokkie
bokkie bè!" van: Kobussie, Kobussie,
kaik je nog ereis om!" van: In den
Haag loopt een dragonder," van:
Tararara boem diee !" Zandvoort aan de
zee", Pietje Puck," Valenda", Van
je hela, hola, houd er de moed maar in,"
enz. Geen dierbaarder klanken op natio
nale feestdagen dan het hi ha ho",
's avonds in de Kalverstraat. Alleen
bekwam het straatlied op zulke dagen
een dynastieken Anstrich, die overigens
aan het lied zelf niet ten goede- kwam.
Men hoorde dan koekoek-én-zang het
Oranje bove, leive Willemien !" afge
wisseld met Juliana, watte ruizemaaid
is dat" en: Mina, neem jij de hengel in
de hand." Het laatste, dat gezongen werd
op de wijs van Puppchen, du bist
mein Augenstern", werd door naieve
toehoorders beschouwd als in verband te
staan met een vischcollege; doch het volk
wist wel beter. Het werd gezongen bij
de huwelijksfeesten der koningin, en in
1913 bij de onafhankelijkheidsfeesten;
o.a. door den bekenden straatzanger
C. de Gelder alias Had je me maar."
Hij genoot de twijfelachtige onderschei
ding dat er, bij zijne kandidatuur voor
den gemeenteraad, ook een straatliedje
op hemzelf gemaakt werd, waarin ge
doeld werd op zijne vooruitzichten op
twee biljetten van / 1000 en tevens op
de hem aanklevende ongemakken:
Is hij lid dan wordt zijn kistje
Goud verguld, met sneeuwitgloor,
Wordt zijn slok dan atgewasschen.
Ingelegd met echt ivoor.
In het jaar twee roode ruggen
Hij verdient dan, po/verdrie!
En een rooie rug van 't krabben,
Samen heeft hij er dan drie.
Zeker werden op nationale feestdagen
ook wel de volksliederen langs de straat
gezongen, doch van de beide voornaam
ste en dit gold niet alleen van het
klootjesvolk bracht men hoogstens
het eerste couplet terecht. Aan het:
!n Qodes vrees te leven," en: De God
heid op haar hemeltroon" waagde men
zich liever niet. Zelfs lieten ook die eerste
coupletten in de juistheid van den ge
zongen tekst soms te wenschen over;
op een volksschool hoorde men bij het
instudeeren van 't Wilhelmus^een der
kinderen zingen: ""
Wilhelmus van Nassouwen
Ben ik van Duitschen bloed.
Hel vaderland gaat trouwen ?
Van de overige volksliederen kwamen
de Zilvervloot en de onsterfelijke Piet
Hein er betrekkelijk nog goed af, doch
in den regel gaven zulke openbare feest
dagen alleszins gelegenheid om op te
merken, hoe weinig het volk van zijne
volksliederen weet, op welk een laag peil
inzonderheid het straatlied staat. Deze
onwetendheid zoowel van jongeren als
ouderen in de volksbuurten gaf in 1923
den minister van onderwijs de Visser,
aanleiding tot eene circulaire aan de
inspecteurs van het lager onderwijs,
waarin hij er op aandrong dat in de
leerprogramma's eenige van de meest in
zwang zijnde volksliederen zouden wor
den opgenomen, en dat de hoofden van
scholen zouden toezien dat de school
kinderen behalve de melodie ook de
woorden van die liederen zouden leeren
onthouden. Voorts gaf hij den wenk om
aan de leerlingen der lagere scholen bij
't verlaten der school een boekje niet
liederen, o.a. volksliederen uit te reiken,
waarvan de keuze aan gemeente en
schoolbesturen werd overgelaten.
JAN SLUYTERS
MEISJE