Historisch Archief 1877-1940
DE
WEEKBLAD VÓÓR NEDERLAND
E EB V E R Z A M E LIN G
RE I S BRIE VEN
DÓÓR PROF. IR. D. F. SLOTHOUWER
Verzamelde Opstellen, Dr. Ir. J. H.
Ptantenga, H. J. Paris, 1926.
Zooals in het voorbericht wordt herinnerd rijn <fe
in dezen bundel verzamelde opstellen, behalve
Chartres", dat in Elsevier's Maandschrift verscheen,
bijdragen geweest voor de Nieuwe Rotterdamselie
Courant, als feuilleton of reisbrief ofwel als artikel
in het Letterkundig bij blad.
De opstellen over Het Raadhuis op den Dam" ea
Constantijn Huygens en de Bouwkunst" zijn ge
legenheidsartikelen naar aanleiding van momenteele
bijzondere actie, het artikel over de Bouwgeschiedenis
van het Louvre is feitelijk een boekbespreking, terwijl
de overige opstellen, zooals de schrijver zegt, ontstaan
zijn uit aanteekeningen op reis in Frankrijk, Italiëen
Duitschland.
Men vraagt zich dan ook af, of de titel wel goed
gekozen is, daar zij aanleiding geeft tot teleurstelling.
Het ware juister geweest hier te spreken van Reis
brieven, waarmede het karakter van het
meerendeel der artikelen beter ware gekarakteriseerd.
Behalve de genoemde reisbrieven, vinden wij dar»
de twee gelegenheidsartikelen over Nederlandsche
Bouwkunst, die hoofdzakelijk de verdienste hebben
op het juiste oogenblik op de belangrijkheid van de
besproken gebouwen gewezen te hebben en de boek
bespreking betreffende het Louvre, die intusschen veet
van haar waarde verliest door het ontbreken van'
behoorlijke platte gronden en duidelijke reproducties..
Bovendien is de verhalende trant in dit geval
mindergelukkig, hetgeen o.a. tot uiting komt in de wijze,.
waarop het allereerste ontstaan van het
feodaleLouvre wordt besproken.
Bovendien is het opvallend hoe de schrijver luchtig;
heenloopt over de zoo merkwaardige omstandigheid,'
dat de groote kolonnade van het Louvre werd ont
worpen door een medicus, Claude Perrault.
Wat nn de reisbrieven betreft, zijn als zoodanig het
zuiverst van karakter die betreffende Chartres en de
drie betreffende Hessen en Frankenland.
Dit zijn goede onderhoudende artikelen, die inder
daad geheel thuis behooren op de plaats, waarvoor
zij geschreven zijn. Wanneer bijv. de schrijver zegtr
dat het jammer is, dat men zooveel Hollanders spreekt
die, lang soms in Parijs vertoevende, Chartres niet
kennen, terwijl dit plaatsje toch zeker in n dag zoo
goed gezien kan worden als het steeds wél bezochte
Fontainebleau, dan begrijpt men dat deze opmerking.
bedoeld is voor den doorsnee-toerist, die inderdaad
wel eens een wenk mag hebben om zijn belangstelling;
wat meer uit te breiden.
Voor degenen, die Chartres kennen, en ook hier
geldt dat kennen liefhebben is, werd dit artikel niet
geschreven, er wordt bovendien over de Kathedraal
geenerlei opmerking gemaakt, die hier tot verdere
bespreking aanleiding geeft.
In de drie artikelen over bouwkunst in Hessen en
Frankenland wordt in hoofdzaak de aandacht ge
vraagd voor de monumenten der 17de en 18de eeuw
in deze contreien.
Aschaffenburg, het ons onbekende Amorbach en,
Fulda vullen het eerste artikel. Ik kan niet nalaten
als karakteristiek voor de opvattingen van den
schrijver de volgende aanhaling te doen naar aan
leiding van het slot te Aschaffenburg, (bl. 118): Het
ornament, de deuromlijsting, enz. doen natuurlijk
denken aan de, dien tijd beheerschende, Vredeman de
Vries, Dietterlein en Ebelmann en de weinige sym
pathie, die wij voor die lieden en hun gravures hebben,
zou een bezwaar zijn geweest om van Aschaffenburg
te genieten, als niet het ornament er zoo prachtig
secundair gehouden was".
Intusschen zullen de werken van Vredeman de
Vries tot de meest belangwekkende uitingen der
Renaissance blijven behooren !
In het tweede artikel van deze groep wordt in
hoofdzaak Würzburg besproken. Inderdaad verdient
de Residentie en het verdere werk van Neumann een
uitvoerige bespreking. De schrijver raakt zoodanig
over hem in vervoering, dat hij hem een der
allermachtigste architecten noemt, die ooit hebben ge
leefd (bl. 136).
Ten slotte wordt dan nog de Duitsche
barokarchitectuur besproken in Bamberg en omgeving. De
toon is hier geheel die van een. reisbrief, hetgeen
men gaarne aanvaardt wanneer dit zoo openlijk tot
uiting komt als bijv. op bl. 161, waar betreffende de
bedevaartkerk Vierzehnheiligen wordt gezegd dat
deze zich niet laat beschrijven.
De hoofdstukken over Italiëzijn in ernstiger toon
gehouden.
In de bespreking van de drie buitenverblijven van
Lorenzo il Magnifico: Poggio a Cajano, Careggi en
GIDDINGSI
fTUYNENBURG MUYSl
ICHILDEESI
DE GEVOLGEN DER O P G E B L A Z'E N H E l D
TeeJsening voor de- Groene. .Amsterdammer' door L. J. Jordaan
WIT MOETEN UITZETTEN OF BARSTEN" MUSSOLINI
Fieole (Villa Medici) wordt echter niet veel meer
dan de bouwgeschiedenis dier gebouwen verteld;
men voelt ook hier hoe bezwaarlijk het is bouwwerken
te bespreken zonder behoorlijke teekeningen en
plattegronden.
Dit laatste is een iets minder groot bezwaar bij de
bespreking, getiteld: Florentijnsche paleizen. Deze
mogen bekend geacht worden en in zooverre is het
dan hier voldoende met enkele foto's te volstaan.
Na de rustica-paleizen der vroege renaissance,
Pitti, Riccardi (Medici) en Strozzi en na het noemen
van Pazzi, Oondi, Antinori en Ouadagni wordt de
aandacht gevraagd voor Rucellai en Uguccioni. Men
voelt reeds dat bij een zoodanige hoeveelheid in een
artikel van een tiental bladzijden, de afbeeldingen
inbegrepen, niet meer dan enkele zinnen aan elk
gebouw gewijd kunnen zijn. Intusschen zien wij met
genoegen, dat ook Pandolfini genoemd wordt, een
werk van Rafaël, dat te weinig bekend is. Er worden
verder nog een vijftal minder belangrijke paleizen
genoemd, waarvan het Palazio Nonfinito van
Buontalenti een betere afbeelding had verdiend.
In het hoofdstuk over de Turijnsche bouwmeesters
Quarini (1624?1683) en den in 1676 geboren Juvara
vindt de schrijver gelegenheid eenige algemeene
opmerkingen te maken over het karakter dezer
barokarchitectuur. Hij eindigt met de aanhaling van
twee tegenstrijdige beoordeelingen van het werk van
dezen laatsten bouwmeester door Maffei en door
Milizia.
Hiermede zijn alle hoofdstukken genoemd, behalve
dat getiteld Rubens en Geuna. Wij hebben dit voor
het laatst bewaard omdat dit een der weinigen is dat
een belofte inhoudt voor verdere studies op dit
gebied. Men voelt dat de schrijver door de kennis
making met het werk: Palazzi di Genova door Rubens
tot deze beschouwingen is gekomen, beschouwingen,
die tot een beter begrip van de Italiaansche archi
tectuur kunnen leiden. De schrijver had echter
moeten begrijpen, dat het eenigszins zonderling aan
doet, wanneer hij zich veroorlooft (bl. 68) de uitspra
ken van niemand minder dan Jacob Burckhardt te
willen verbeteren.
Na elk hoofdstuk is de betreffende literatuur op
gegeven, terwijl in het voorbericht de meer algemeene
werken zijn genoemd. Dit is inderdaad een verstan
dige gedachte, omdat men op die wijze zich verder in
een en ander kan verdiepen.
Wij kunnen den schrijver dankbaar zijn voor ziine
bedoeling om de belangstelling voor al deze ver
schillende bouwwerken op te wekken, de tijden lijken
wel geschikt voor een dergelijke uitgave.
Combinatie
3 kamers
? 1275.- ?
1750.Huiskamer, Salon, Slaapkamer
AM 5 T E B D A M
Kostelooze opslag voor latere
levering. Franco door geheel
Nederland