De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 5 februari pagina 5

5 februari 1927 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE WEEKBLAD VÓÓR NEDERLAND E EB V E R Z A M E LIN G RE I S BRIE VEN DÓÓR PROF. IR. D. F. SLOTHOUWER Verzamelde Opstellen, Dr. Ir. J. H. Ptantenga, H. J. Paris, 1926. Zooals in het voorbericht wordt herinnerd rijn <fe in dezen bundel verzamelde opstellen, behalve Chartres", dat in Elsevier's Maandschrift verscheen, bijdragen geweest voor de Nieuwe Rotterdamselie Courant, als feuilleton of reisbrief ofwel als artikel in het Letterkundig bij blad. De opstellen over Het Raadhuis op den Dam" ea Constantijn Huygens en de Bouwkunst" zijn ge legenheidsartikelen naar aanleiding van momenteele bijzondere actie, het artikel over de Bouwgeschiedenis van het Louvre is feitelijk een boekbespreking, terwijl de overige opstellen, zooals de schrijver zegt, ontstaan zijn uit aanteekeningen op reis in Frankrijk, Italiëen Duitschland. Men vraagt zich dan ook af, of de titel wel goed gekozen is, daar zij aanleiding geeft tot teleurstelling. Het ware juister geweest hier te spreken van Reis brieven, waarmede het karakter van het meerendeel der artikelen beter ware gekarakteriseerd. Behalve de genoemde reisbrieven, vinden wij dar» de twee gelegenheidsartikelen over Nederlandsche Bouwkunst, die hoofdzakelijk de verdienste hebben op het juiste oogenblik op de belangrijkheid van de besproken gebouwen gewezen te hebben en de boek bespreking betreffende het Louvre, die intusschen veet van haar waarde verliest door het ontbreken van' behoorlijke platte gronden en duidelijke reproducties.. Bovendien is de verhalende trant in dit geval mindergelukkig, hetgeen o.a. tot uiting komt in de wijze,. waarop het allereerste ontstaan van het feodaleLouvre wordt besproken. Bovendien is het opvallend hoe de schrijver luchtig; heenloopt over de zoo merkwaardige omstandigheid,' dat de groote kolonnade van het Louvre werd ont worpen door een medicus, Claude Perrault. Wat nn de reisbrieven betreft, zijn als zoodanig het zuiverst van karakter die betreffende Chartres en de drie betreffende Hessen en Frankenland. Dit zijn goede onderhoudende artikelen, die inder daad geheel thuis behooren op de plaats, waarvoor zij geschreven zijn. Wanneer bijv. de schrijver zegtr dat het jammer is, dat men zooveel Hollanders spreekt die, lang soms in Parijs vertoevende, Chartres niet kennen, terwijl dit plaatsje toch zeker in n dag zoo goed gezien kan worden als het steeds wél bezochte Fontainebleau, dan begrijpt men dat deze opmerking. bedoeld is voor den doorsnee-toerist, die inderdaad wel eens een wenk mag hebben om zijn belangstelling; wat meer uit te breiden. Voor degenen, die Chartres kennen, en ook hier geldt dat kennen liefhebben is, werd dit artikel niet geschreven, er wordt bovendien over de Kathedraal geenerlei opmerking gemaakt, die hier tot verdere bespreking aanleiding geeft. In de drie artikelen over bouwkunst in Hessen en Frankenland wordt in hoofdzaak de aandacht ge vraagd voor de monumenten der 17de en 18de eeuw in deze contreien. Aschaffenburg, het ons onbekende Amorbach en, Fulda vullen het eerste artikel. Ik kan niet nalaten als karakteristiek voor de opvattingen van den schrijver de volgende aanhaling te doen naar aan leiding van het slot te Aschaffenburg, (bl. 118): Het ornament, de deuromlijsting, enz. doen natuurlijk denken aan de, dien tijd beheerschende, Vredeman de Vries, Dietterlein en Ebelmann en de weinige sym pathie, die wij voor die lieden en hun gravures hebben, zou een bezwaar zijn geweest om van Aschaffenburg te genieten, als niet het ornament er zoo prachtig secundair gehouden was". Intusschen zullen de werken van Vredeman de Vries tot de meest belangwekkende uitingen der Renaissance blijven behooren ! In het tweede artikel van deze groep wordt in hoofdzaak Würzburg besproken. Inderdaad verdient de Residentie en het verdere werk van Neumann een uitvoerige bespreking. De schrijver raakt zoodanig over hem in vervoering, dat hij hem een der allermachtigste architecten noemt, die ooit hebben ge leefd (bl. 136). Ten slotte wordt dan nog de Duitsche barokarchitectuur besproken in Bamberg en omgeving. De toon is hier geheel die van een. reisbrief, hetgeen men gaarne aanvaardt wanneer dit zoo openlijk tot uiting komt als bijv. op bl. 161, waar betreffende de bedevaartkerk Vierzehnheiligen wordt gezegd dat deze zich niet laat beschrijven. De hoofdstukken over Italiëzijn in ernstiger toon gehouden. In de bespreking van de drie buitenverblijven van Lorenzo il Magnifico: Poggio a Cajano, Careggi en GIDDINGSI fTUYNENBURG MUYSl ICHILDEESI DE GEVOLGEN DER O P G E B L A Z'E N H E l D TeeJsening voor de- Groene. .Amsterdammer' door L. J. Jordaan WIT MOETEN UITZETTEN OF BARSTEN" MUSSOLINI Fieole (Villa Medici) wordt echter niet veel meer dan de bouwgeschiedenis dier gebouwen verteld; men voelt ook hier hoe bezwaarlijk het is bouwwerken te bespreken zonder behoorlijke teekeningen en plattegronden. Dit laatste is een iets minder groot bezwaar bij de bespreking, getiteld: Florentijnsche paleizen. Deze mogen bekend geacht worden en in zooverre is het dan hier voldoende met enkele foto's te volstaan. Na de rustica-paleizen der vroege renaissance, Pitti, Riccardi (Medici) en Strozzi en na het noemen van Pazzi, Oondi, Antinori en Ouadagni wordt de aandacht gevraagd voor Rucellai en Uguccioni. Men voelt reeds dat bij een zoodanige hoeveelheid in een artikel van een tiental bladzijden, de afbeeldingen inbegrepen, niet meer dan enkele zinnen aan elk gebouw gewijd kunnen zijn. Intusschen zien wij met genoegen, dat ook Pandolfini genoemd wordt, een werk van Rafaël, dat te weinig bekend is. Er worden verder nog een vijftal minder belangrijke paleizen genoemd, waarvan het Palazio Nonfinito van Buontalenti een betere afbeelding had verdiend. In het hoofdstuk over de Turijnsche bouwmeesters Quarini (1624?1683) en den in 1676 geboren Juvara vindt de schrijver gelegenheid eenige algemeene opmerkingen te maken over het karakter dezer barokarchitectuur. Hij eindigt met de aanhaling van twee tegenstrijdige beoordeelingen van het werk van dezen laatsten bouwmeester door Maffei en door Milizia. Hiermede zijn alle hoofdstukken genoemd, behalve dat getiteld Rubens en Geuna. Wij hebben dit voor het laatst bewaard omdat dit een der weinigen is dat een belofte inhoudt voor verdere studies op dit gebied. Men voelt dat de schrijver door de kennis making met het werk: Palazzi di Genova door Rubens tot deze beschouwingen is gekomen, beschouwingen, die tot een beter begrip van de Italiaansche archi tectuur kunnen leiden. De schrijver had echter moeten begrijpen, dat het eenigszins zonderling aan doet, wanneer hij zich veroorlooft (bl. 68) de uitspra ken van niemand minder dan Jacob Burckhardt te willen verbeteren. Na elk hoofdstuk is de betreffende literatuur op gegeven, terwijl in het voorbericht de meer algemeene werken zijn genoemd. Dit is inderdaad een verstan dige gedachte, omdat men op die wijze zich verder in een en ander kan verdiepen. Wij kunnen den schrijver dankbaar zijn voor ziine bedoeling om de belangstelling voor al deze ver schillende bouwwerken op te wekken, de tijden lijken wel geschikt voor een dergelijke uitgave. Combinatie 3 kamers ? 1275.- ? 1750.Huiskamer, Salon, Slaapkamer AM 5 T E B D A M Kostelooze opslag voor latere levering. Franco door geheel Nederland

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl