Historisch Archief 1877-1940
U t T H E T
BS Gr H R l F T VA N JANTJE
POLIKUSCHKA
(Ingezonden)
Hooggeachte Redactie,
NU Ae heer Jordaan zijn belofte heeft inge
lost om de lezers van de ,,Groene Amsterdam
mer" in te lichten over de filmwerkzaamheid van
het Instituut voor Arbeidersontwikkeling, .kan het
?? misschien zijn nut hebben enkele verkeerde meeningen
recht te zetten welke allicht zouden kunnen ontstaan.
In de eerste plaats dan is het onjuist, dat de film
Ménilmontant" tenslotte bij het Instituut voor
Arbeidersontwikkeling terecht is gekomen. De rech
ten voor Nederland voor deze film werden oorspron
kelijk door ons Instituut gekocht en pas, nadat het
Instituut deze film gelanceerd had in verschillende
plaatsen, zijn de rechten voor de bioscoop door de
Maatschappij Polygoon" overgenomen. Met het uit
brengen dezer film werd bovendien een voor ons land
geheel nieuwe weg ingeslagen in zooverre de vertoo
ning dezer film steeds zonder muziek geschiedt en
voorafgegaan wordt door een lezing over
filmaesthetiek. Op die wijze hebben wij deze zeer moderne film
tot in de kleinste dorpen (waar geen bioscoop bestond)
gebracht en zoo getracht het onze bij te dragen tot de
' ontwikkeling van den kritischen zin van het publiek
ten opzichte van de film. Ook de film Polikuschka
,werd bij zijn vertooning door een dergelijke inleiding
voorafgegaan waarin o.a. de bezwaren, 'die de heer
Jordaan noemt, uiteengezet worden. Behalve het zeer
gunstig oordeel van den heer Jordaan omtrent de Poli
kuschka bij de eerste vertooning van deze film door
den heer Wins, leidden de volgende overwegingen
ons tot de vertooning dezer film:
Eerstens is defilm historisch belangrijk als het eerste
werk uit de Sovjetfilmfabrieken, ontstaan in de perio
de van hongersnood en revolutie.
Tweedens hebben de gewone bioscopen deze film
niet op hun programma durven brengen, zoodat het
' Hollandsche publiek tot nog toe slechts n product
der Russische filmkunst gezien had.
Derdens bevat de film zeer belangrijke momenten
zooals wel blijkt uit het oordeel van den bekenden
filmaestheticus Bela Balacz. Als voorbeeld geeft deze
een droombeleven uit de Russische film Polikuschka,
de geschiedenis van een armen boer, die zelfmoord
pleegt. Bij den zelfmoord van dezen man werd het
langzamerhand onduidelijk worden van het bewustzijn
door het al onduidelijker worden van de opnamen der
omgeving als een snelle herinnering aan zijn armzalig
leven gegeven. Deze Polikuschka is een lijfeigene, die
geld voor zijn meesteres moet halen uit de stad, maar
die op den wagen inslaapt en het verliest. Hij heeft
een droom, waarvan de inhoud in het geheel niet
fantastisch is. Hij droomt, dat hij in het kasteel
aankomt, dat er uitziet als altijd, dat hij er door alle
raenschen vriendelijk wordt ontvangen en door de
meesteres wordt geprezen en beloond. Alles en allen
zien er uit als in de werkelijkheid en Stariislavsky
gebruikt ook geen bijzondere effectbelichting. En
ondanks dat was het niet noodig door een titel aan
te kondigen: Nu komt een droom". Dit was voor
iedereen duidelijk. Uit de groepeering en de beweging
der gestalten sprak het onwerkelijke. Een astraal
rhytme van stille vroomheid en de goedheid van een
Russischen boerenhemel, de bovenaardsche muziek
van een zaligen droom. Stanislavsky heeft in deze
film de sfeer van den droom verwerkelijkt. Een uit
spraak die p.a. door Rudolf Harms in zijn
Philosophie des Films" overgenomen wordt.
Tenslotte zouden wij er op willen wijzen, dat de
critiek van den heer Jordaan niet geheel juist is. De
close up is o.a. gebruikt bij de merkwaardige scène
waarin Polikuschka zich ophangt, terwijl de droom
verschijning van Polikuschka als incopieering wel
degelijk beteekent een gebruik maken van de typisch
cinematografische mogelijkheden. Misschien dat een
en ander den heer Jordaan door zijn slechte plaats op
het frontbalcon ontgaan is. De beteekenis echter van
de Polikuschkaopvoering schuilt o.i. voornamelijk
hierin, dat daardoor het Instituut voor Arbeiders
ontwikkeling voor de tweede maal een nog niet ver
schenen f ilmwerk van beteekenis critisch bij het publiek
inleidt.
J. LAST
NASCHRIFT.
Van de feitelijke mededeelingen in bovenstaand
stuk, voorzoover zij de werkzaamheden van het In
stituut voor Arbeidersontwikkeling betreffen, zij hier
gaarne en met waardeering acte genomen.
De bezwaren van den heer Last tegen mijn opinie
over Polikuschka", konden hier eigenlijk gevoegelijk
onbesproken blijven. De heer L. zelf medewerker
aan een dagblad kan beter dan iemand anders op
tle hoogte zijn van de onvruchtbaarheid der
anticritiek. Men noodigt immers geen recensent uit, zijn
meening ten beste te geven om er daarna over te gaan
discussieeren. Waar die bezwaren nu eenmaal naast
de feitelijke mededeelingen gedrukt staan en uit
reverentie voor den arbeid van den heer L. wil ik er
kortelijk op ingaan.
Mijn zeer gunstig oordeel" bij de eerste vertooning
der Polikuschka", was volgens den heer L. mede
oorzaak, dat deze film verder werd geëxploiteerd. Ik
weet niet, wat mij meer verwondert: dat zeer
gunstige oordeel, of de waarde, die men in de kringen
van het Instituut aan mijn bescheiden opinie schijnt
te hechten. Intusschen het is beide mogelijk. Wat
mijn eerste indruk van Polikuschka" betreft, moet
ik verklaren, dat mijn herinnering eraan volstrekt
niet onverdeeld gunstig is schoon beter, het zij
erkend, dan bij de hernieuwde kennismaking het geval
was. Daarbij komt, dat ik zelden of nooit een positief
oordeel geef na een eerste vertooning. Indien
eenigszins mogelijk, lever ik eerst critiek over een (belang
rijk !) filmwerk, na herhaalde kennisneming soms
valt die revisie beter uit, als in The big Parade", dat
mij den eersten keer maar matig beviel soms slechter,
gelijk met Polikuschka" het geval schijnt te zijn.
Hoe dit zij ik kan het niet meer precies beoordeelen:
het is bijna een jaar geleden, als ik mij niet vergis
en ik heb sindsdien een film of twee gezien.
Nu de anti-critiek van den heer Last. Hij vindt de
film in de eerste plaats belangrijk, omdat zij ontstaan
is in een periode van hongersnood en revolutie en
het eerste werk der Sovjetfilmfabrieken schijnt te
wezen. Het komt mij voor, dat dit een zuiver aca
demisch interesse is niets te maken hebbende met
de appreciatie van de film als kunstwerk. Ook het
feit, dat de Hollandsche bioscopen de Polikusehka"
niet hebben durven" brengen, kan ons hoogstens
een glimlach ontlokken een motief om de film in
exploitatie te nemen, lijkt het mij geenszins.
In de derde plaats gaat de heer L. mij met het oor
deel van niemand minder dan Béla Balacz te lijf. Ik
kende dit oordeel en ik heb er mij, bij het opnieuw
zien van de fameuze droomscène, ten tweeden male
over verbaasd, want ik sla Balacz als f ilm-aestheticus
zeer hoog aan. Echter men vraagt mijn oordeel en
niet dat van Balacz: ik heb het naar eer en geweten
gegeven. Het was inderdaad niet noodig in den titel
aan te kondigen: Nu komt een droom !" maar dit
lijkt mij een twijfelachtige verdienste. Immers de ge
routineerde film-toeschouwer begrijpt vanzelf, dat
wanneer de man op zijn wagen in slaap valt, het
droombeleven volgt, vooral daar de film met een
dergelijke oplossing in de realiteit tot geen dramatisch
conflict zou komen en in een nuchter, voortijdig
einde zou verloopen. Een beter criterium waaraan
het fragment niet beantwoordt! zou zijn: ziet
ieder dat het een droom is, ook wanneer het buiten
verband met de film vertoond zou worden? Eerst dan
kan blijken of tonaliteit, rhytme en scenerie^ een
buiten de werkelijkheid staand gebeuren voorstellen.
De droom in de Freud-film, geeft beter dan iets anders
weer, wat ik bedoel.
Mijn bezwaar, dat de film alle innerlijke psycholo
gische waarde mist, door de negatie van de close-up"
handhaaf ik ten volle. Dat de cinegrafist een
groszaufnahme geeft op het moment, dat Polikuschka zich
ophangt, verandert aan die uitspraak niets: dit
zerrbild van een in doodsnood verwrongen masker telt
in de psychologische schildering eenvoudig niet mee..
integendeel, het lijkt mij als griezel-effect niet
heelemaal onaanvechtbaar. De grosz-aufnahme als spiegel
van het zielkundig gebeuren de grosz-aufnahme
als openbaring van de persoonlijkheid de
groszaufname als de innerlijke umwertung der nuchtere,
feitelijke handeling .... in het kort, de grosz-auf
nahme als eerste en belangrijkste voorwaarde bij een
cinematografisch kunstwerk is verwaarloosd ab
soluut verwaarloosd ! Meent de heer Last misschien,
dat ik de beteekenis der close-up schromelijk overdrijf?
Welnu hij hoore:
,.Die Qroszaufnahme ist die 'technische Bedingung der
Kunst des Mienenspiels und mithin der Höheren Filmkunst
ueberhaupt. Die Oroszaufnahme eine Qesichtes, sehr hSüfig
als Schluszeffektbild einer groszen Soene gebracht, musz
ein lyrischer Extrakt des ganzen Dramas sein. Die
Groszaufnahmen sind das eigenste Oebiet des Films. In den
Groszaufnahmen eröffnet sich das Neuland dieser neuen
Kunst Die Oroszaufnahme, sie ist der tiefere Bliek, «ie ist
die poeste des Films....!"
Ziedaar een uitspraak, die het werk van Stanis
lavsky scherper oordeelt, dan ik het heb gedaan-en
zij zal voor den heer Last niet zonder bewijskracht
zijn: zij is n.l. óók van Béla Balacz!
Ik wil het hierbij laten het moge den heer Last
een bewijs zijn van mijn waardeering voor zijn per
soonlijk streven, dat deze dupliek op zijn schrijven,
bij uitzondering, zoo uitvoerig is geworden.
JORDAAN