De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 12 februari pagina 17

12 februari 1927 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

U t T H E T BS Gr H R l F T VA N JANTJE POLIKUSCHKA (Ingezonden) Hooggeachte Redactie, NU Ae heer Jordaan zijn belofte heeft inge lost om de lezers van de ,,Groene Amsterdam mer" in te lichten over de filmwerkzaamheid van het Instituut voor Arbeidersontwikkeling, .kan het ?? misschien zijn nut hebben enkele verkeerde meeningen recht te zetten welke allicht zouden kunnen ontstaan. In de eerste plaats dan is het onjuist, dat de film Ménilmontant" tenslotte bij het Instituut voor Arbeidersontwikkeling terecht is gekomen. De rech ten voor Nederland voor deze film werden oorspron kelijk door ons Instituut gekocht en pas, nadat het Instituut deze film gelanceerd had in verschillende plaatsen, zijn de rechten voor de bioscoop door de Maatschappij Polygoon" overgenomen. Met het uit brengen dezer film werd bovendien een voor ons land geheel nieuwe weg ingeslagen in zooverre de vertoo ning dezer film steeds zonder muziek geschiedt en voorafgegaan wordt door een lezing over filmaesthetiek. Op die wijze hebben wij deze zeer moderne film tot in de kleinste dorpen (waar geen bioscoop bestond) gebracht en zoo getracht het onze bij te dragen tot de ' ontwikkeling van den kritischen zin van het publiek ten opzichte van de film. Ook de film Polikuschka ,werd bij zijn vertooning door een dergelijke inleiding voorafgegaan waarin o.a. de bezwaren, 'die de heer Jordaan noemt, uiteengezet worden. Behalve het zeer gunstig oordeel van den heer Jordaan omtrent de Poli kuschka bij de eerste vertooning van deze film door den heer Wins, leidden de volgende overwegingen ons tot de vertooning dezer film: Eerstens is defilm historisch belangrijk als het eerste werk uit de Sovjetfilmfabrieken, ontstaan in de perio de van hongersnood en revolutie. Tweedens hebben de gewone bioscopen deze film niet op hun programma durven brengen, zoodat het ' Hollandsche publiek tot nog toe slechts n product der Russische filmkunst gezien had. Derdens bevat de film zeer belangrijke momenten zooals wel blijkt uit het oordeel van den bekenden filmaestheticus Bela Balacz. Als voorbeeld geeft deze een droombeleven uit de Russische film Polikuschka, de geschiedenis van een armen boer, die zelfmoord pleegt. Bij den zelfmoord van dezen man werd het langzamerhand onduidelijk worden van het bewustzijn door het al onduidelijker worden van de opnamen der omgeving als een snelle herinnering aan zijn armzalig leven gegeven. Deze Polikuschka is een lijfeigene, die geld voor zijn meesteres moet halen uit de stad, maar die op den wagen inslaapt en het verliest. Hij heeft een droom, waarvan de inhoud in het geheel niet fantastisch is. Hij droomt, dat hij in het kasteel aankomt, dat er uitziet als altijd, dat hij er door alle raenschen vriendelijk wordt ontvangen en door de meesteres wordt geprezen en beloond. Alles en allen zien er uit als in de werkelijkheid en Stariislavsky gebruikt ook geen bijzondere effectbelichting. En ondanks dat was het niet noodig door een titel aan te kondigen: Nu komt een droom". Dit was voor iedereen duidelijk. Uit de groepeering en de beweging der gestalten sprak het onwerkelijke. Een astraal rhytme van stille vroomheid en de goedheid van een Russischen boerenhemel, de bovenaardsche muziek van een zaligen droom. Stanislavsky heeft in deze film de sfeer van den droom verwerkelijkt. Een uit spraak die p.a. door Rudolf Harms in zijn Philosophie des Films" overgenomen wordt. Tenslotte zouden wij er op willen wijzen, dat de critiek van den heer Jordaan niet geheel juist is. De close up is o.a. gebruikt bij de merkwaardige scène waarin Polikuschka zich ophangt, terwijl de droom verschijning van Polikuschka als incopieering wel degelijk beteekent een gebruik maken van de typisch cinematografische mogelijkheden. Misschien dat een en ander den heer Jordaan door zijn slechte plaats op het frontbalcon ontgaan is. De beteekenis echter van de Polikuschkaopvoering schuilt o.i. voornamelijk hierin, dat daardoor het Instituut voor Arbeiders ontwikkeling voor de tweede maal een nog niet ver schenen f ilmwerk van beteekenis critisch bij het publiek inleidt. J. LAST NASCHRIFT. Van de feitelijke mededeelingen in bovenstaand stuk, voorzoover zij de werkzaamheden van het In stituut voor Arbeidersontwikkeling betreffen, zij hier gaarne en met waardeering acte genomen. De bezwaren van den heer Last tegen mijn opinie over Polikuschka", konden hier eigenlijk gevoegelijk onbesproken blijven. De heer L. zelf medewerker aan een dagblad kan beter dan iemand anders op tle hoogte zijn van de onvruchtbaarheid der anticritiek. Men noodigt immers geen recensent uit, zijn meening ten beste te geven om er daarna over te gaan discussieeren. Waar die bezwaren nu eenmaal naast de feitelijke mededeelingen gedrukt staan en uit reverentie voor den arbeid van den heer L. wil ik er kortelijk op ingaan. Mijn zeer gunstig oordeel" bij de eerste vertooning der Polikuschka", was volgens den heer L. mede oorzaak, dat deze film verder werd geëxploiteerd. Ik weet niet, wat mij meer verwondert: dat zeer gunstige oordeel, of de waarde, die men in de kringen van het Instituut aan mijn bescheiden opinie schijnt te hechten. Intusschen het is beide mogelijk. Wat mijn eerste indruk van Polikuschka" betreft, moet ik verklaren, dat mijn herinnering eraan volstrekt niet onverdeeld gunstig is schoon beter, het zij erkend, dan bij de hernieuwde kennismaking het geval was. Daarbij komt, dat ik zelden of nooit een positief oordeel geef na een eerste vertooning. Indien eenigszins mogelijk, lever ik eerst critiek over een (belang rijk !) filmwerk, na herhaalde kennisneming soms valt die revisie beter uit, als in The big Parade", dat mij den eersten keer maar matig beviel soms slechter, gelijk met Polikuschka" het geval schijnt te zijn. Hoe dit zij ik kan het niet meer precies beoordeelen: het is bijna een jaar geleden, als ik mij niet vergis en ik heb sindsdien een film of twee gezien. Nu de anti-critiek van den heer Last. Hij vindt de film in de eerste plaats belangrijk, omdat zij ontstaan is in een periode van hongersnood en revolutie en het eerste werk der Sovjetfilmfabrieken schijnt te wezen. Het komt mij voor, dat dit een zuiver aca demisch interesse is niets te maken hebbende met de appreciatie van de film als kunstwerk. Ook het feit, dat de Hollandsche bioscopen de Polikusehka" niet hebben durven" brengen, kan ons hoogstens een glimlach ontlokken een motief om de film in exploitatie te nemen, lijkt het mij geenszins. In de derde plaats gaat de heer L. mij met het oor deel van niemand minder dan Béla Balacz te lijf. Ik kende dit oordeel en ik heb er mij, bij het opnieuw zien van de fameuze droomscène, ten tweeden male over verbaasd, want ik sla Balacz als f ilm-aestheticus zeer hoog aan. Echter men vraagt mijn oordeel en niet dat van Balacz: ik heb het naar eer en geweten gegeven. Het was inderdaad niet noodig in den titel aan te kondigen: Nu komt een droom !" maar dit lijkt mij een twijfelachtige verdienste. Immers de ge routineerde film-toeschouwer begrijpt vanzelf, dat wanneer de man op zijn wagen in slaap valt, het droombeleven volgt, vooral daar de film met een dergelijke oplossing in de realiteit tot geen dramatisch conflict zou komen en in een nuchter, voortijdig einde zou verloopen. Een beter criterium waaraan het fragment niet beantwoordt! zou zijn: ziet ieder dat het een droom is, ook wanneer het buiten verband met de film vertoond zou worden? Eerst dan kan blijken of tonaliteit, rhytme en scenerie^ een buiten de werkelijkheid staand gebeuren voorstellen. De droom in de Freud-film, geeft beter dan iets anders weer, wat ik bedoel. Mijn bezwaar, dat de film alle innerlijke psycholo gische waarde mist, door de negatie van de close-up" handhaaf ik ten volle. Dat de cinegrafist een groszaufnahme geeft op het moment, dat Polikuschka zich ophangt, verandert aan die uitspraak niets: dit zerrbild van een in doodsnood verwrongen masker telt in de psychologische schildering eenvoudig niet mee.. integendeel, het lijkt mij als griezel-effect niet heelemaal onaanvechtbaar. De grosz-aufnahme als spiegel van het zielkundig gebeuren de grosz-aufnahme als openbaring van de persoonlijkheid de groszaufname als de innerlijke umwertung der nuchtere, feitelijke handeling .... in het kort, de grosz-auf nahme als eerste en belangrijkste voorwaarde bij een cinematografisch kunstwerk is verwaarloosd ab soluut verwaarloosd ! Meent de heer Last misschien, dat ik de beteekenis der close-up schromelijk overdrijf? Welnu hij hoore: ,.Die Qroszaufnahme ist die 'technische Bedingung der Kunst des Mienenspiels und mithin der Höheren Filmkunst ueberhaupt. Die Oroszaufnahme eine Qesichtes, sehr hSüfig als Schluszeffektbild einer groszen Soene gebracht, musz ein lyrischer Extrakt des ganzen Dramas sein. Die Groszaufnahmen sind das eigenste Oebiet des Films. In den Groszaufnahmen eröffnet sich das Neuland dieser neuen Kunst Die Oroszaufnahme, sie ist der tiefere Bliek, «ie ist die poeste des Films....!" Ziedaar een uitspraak, die het werk van Stanis lavsky scherper oordeelt, dan ik het heb gedaan-en zij zal voor den heer Last niet zonder bewijskracht zijn: zij is n.l. óók van Béla Balacz! Ik wil het hierbij laten het moge den heer Last een bewijs zijn van mijn waardeering voor zijn per soonlijk streven, dat deze dupliek op zijn schrijven, bij uitzondering, zoo uitvoerig is geworden. JORDAAN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl