De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 12 februari pagina 7

12 februari 1927 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

?No. 2593 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND UIT DE NATUUR: BOOMPLAN T D A G EN DOOR DR. JAC. P. THIJSSE ELK een genoegen is het onze boomen te kennen, vooral in dezen tijd van het jaar. Ze staan nog bladerloos, maar geenszins in winterdaagsche ellende", doch reeds in volle voorjaarspracht. Elk heeft zijn eigen kleur en habitus. Een paar zonnige dagen hebben de linden in kleur gezet, mooi zacht rood aan de jongste twijgen en aan de knoppen en hoe harder blauwe, koude luchten we nog krijgen, des te feller zal dat rood loeien. Bij de berken en de beuken ligt dat rood onder bruin ver borgen, maar het bevindt zich ook op de oudere twijgen en daardoor is het heele berkenbosch nu rossig purper, doorstriemd met het wit van de stammen en van de oudste twijgen. De eikeknop pen zijn bronzig bruin en de jonge twij gen flitsen zilvergrijs in het zonnetje. Maar den mooisten glans hebben de espen, de ratelpopulieren, zoowel op de schubben van hun spitse knoppen, als op de schors der jonge twijgen. De zwarte populieren en de Canada's zijn geelgrijs en steken merkwaardig vaal af tegen de paarse berken, maarvan dichtbij bewon deren we het mooie geel der fraai ge vormde knoppen. Ook de abeelen en de balsempopulieren hebben mooie tinten van groengrijs en vaalbruin. Het is een lust om in den voormiddag den duinrand aan te zien, staande in de vlakte, een kilometer ver, en dan in het teere kleurenspel zoo rijk aan verscheidenheid, alle goede vrienden weer te vinden. De meeste van de duizenden boomen in mijn buurt ken ik persoonlijk na een prettigen omgang van meer dan een kwart eeuw. Er zijn zware klanten bij, die ik uit den grond heb zien ontspruiten. Ik omhels ze wel niet, zooals Pallieter deed, maar ik steek toch tamelijk geregeld be zoeken bij hen af en verheug mij in hun vorderingen. Natuurlijk zijn er in dien tijd ook vele gevallen en zelf heb ik er ook tientallen gekapt, dat is wel eens noodig. Maar de beste blijven bestaan: de groote peppel van Wildhoef de abee len van Duin en Daal, de indrukwekken de iep aan den straatweg bij Overveenen zoo vele anderen. Ik hoop, dat gij ook veel van die vrienden hebt. Als het niet zoo ver velend en ondoeltreffend was, zou ik er wel eens een enquête aan willen wagen om eens te weten te komen wie veel van boomen houdt, wie ze kent en wie er speciale individueele vrienden onder heeft. Ik vrees maar hoop dat ik mij vergis-?dat die navraag maar poover resultaat zou opleveren. Nog al veelmenschen kunnen de boomen niet van elBOOMPLANTDAG kander onderscheiden en de mogelijk heid dat de schoolkinderen er tijdig mee klaar komen, is niet bijster groot. Het komt mij voor, dat wij hier een der oorzaken hebben, waardoor het komt, dat het Nederlandsche volk tot nog toe met zoo groote gelatenheid zijn natuurschoon ziet te loor gaan en dat tot voor korten tijd de overheidslichamen er zich weinig om bekommerden. Deze klacht werd zeer duidelijk geuit op de bijeen komst, die in het vorig najaar te Amster dam is gehouden in het belang van DE OSSEWAGEN het behoud der groote landgoederen. Gelukkig komt er gaandeweg verbete ring, vooral ten platten lande en wellicht ook in de groote steden. De middelsoort stadjes zijn er altijd het slechtst aan toe. Ons voortreffelijk Staatsboschbeheer beperkt zijn werkzaamheid niet tot het aanleggen en onderhouden van bosschen, maar bevordert ook op zeer aantrekke lijke manier bij de jeugd de bekendheid met de boomen en de liefde voor woud en plantsoen. Reeds jaren geleden werd in onze pers het denkbeeld geopperd BOOMPLANTDAG HET PLANTEN om naar het voorbeeld van sommige Amerikaansche Staten ook in ons land Boom- en Vogeldagen te houden bij wijze van schoolfeestjes. Onze school organisaties leenen zich daar niet bij zonder toe; ook hebben wij veel meer dan die Amerikanen een afkeer van alles wat gekunsteld lijkt. (Misschien ook is dat onze verlegenheid. Het leek dan ook, alsof daar nooit iets van zou komen. Toen heeft de Vereeniging voor Schooi en Werktuinen zich er mee bemoeid en eindelijk is het er toe gekomen dat het Staatsboschbeheer er mee is begon nen en in April 1923 den eersten boomplantdag heeft gehouden in de boschwachterij Gieten in het tegenwoordig zoo vaak genoemde Drente. In den planttijd 1924?1925 werden niet minder dan 17 boomplantdagen gehouden. Natuurlijk geven de ontginningen daar voor een uitmuntende gelegenheid en het welslagen is gewaarborgd door de deskundige leiding. Het Staatsbosch beheer zorgt er voor dat de grond behoorlijk is bewerkt, dat de juiste boomsoorten van geschikten leeftijd worden gekozen en zoo zullen de jeugdige planters de beste kans hebben dat zij hun boompje behoorlijk zien opgroeien. De boomplantdag is een feestdag voor het heele dorp. Dat gaat met muziek en zang en in Drente ontbreekt zelden in den stoet een versierde ossenwagen die met de benoodigde gereedschappen is gela den. Eenvoudige toespraken, soms een sobere tractatie versterken den indruk. Ieder kind bevestigt zijn naamplaatje aan den boom, dien hij of zij plant en dat planten gebeurt onder goede voor lichting gevolgd door scherpe controle, alles even zeker en degelijk, geen onbe raden geknoei. Het kan niet anders of deze boomplantdagen moeten een uit muntende uitwerking hebben. Denk u maar eens terug naar den leeftijd van 11 en 12 jaar of nog een jaartje er bij, dien frisschen, onbedorven nog heeriijk naïeven leeftijd. Zie maar eens met welk een ernst ze hun werk volbrengen en be denk ook eens hoe vlak en vreugdeloos dikwijls het leven in die dorpjes is. Het zou waarlijk ook wel van belang zijn, indien de kinderen van de steden zoo ge moeid konden worden bij den aanleg van parken en plantsoenen, evengoed als zij hun schoolwerktuintjes mochten hebben. Natuurlijk kun je niet alle Amsterdamsche of Haagsche kinderen aan het werk zetten, maar wel de kinde ren uit de buurt waar het park wordt aange legd en dan heb je de meeste kans, dat zoo'n park dan met succes kan worden aanbevolen in de zorg van het publiek. Zoo zou je er ook van kunnen drootnen dat de zorg voor het-natuurschoon van Nederland|veilig berustte bij het Nederlandsche volk. Binnenkort komen er wel weer boom plantdagen. Misschien wil het Staats boschbeheer ons wel laten weten waar en wanneer, 't Is een groot genoegen er eens een bij te wonen. MONUMENTEN VAN KUNST EN HISTORIE DOOR H. J. M. WALENKAMP CZ. \\T EDEROM is zich een deel komen voegen bij de v* reeds vroeger hier aangekondigde, uitstekende populaire uitgave: Sprokkelingen in Nederland"*). Onder den titel Noordholland in Beeld" worden dit maal de Stadspoorten en Muurtorens, de Wereldlijke Openbare Gebouwen, de Kerken en Godshuizen, Stadsgezichten en Woonhuizen van Hoorn, Enkhuizen, Alkmaar, Edam, Monnikendam, Purmerend, Naarden, Weesp en Haarlem in enkele honderden, uitmuntend geslaagde opnamen afgebeeld en door korte beschrijvingen van de hand van Mr. Loosjes toegelicht. We behoeven hier niet te herhalen, hoe de ontvangst van een nieuw deel dezer uitgebreide verzameling oude gebouwen en stadsgezichten ons telkens weer nieuwe verheuging schenkt. In onze vorige beschou wing gaven we reeds ruimschoots uiting aan dit ge voelen. Geenszins onvermengd is deze opgewekte stemming echter; daar we maar al te wel ervan be wust zijn, hoe deze verruklijke opnamen den bestaan den toestand uitsluitend van zijn beste zijde doen kennen. Niet dat deze opnamen zouden geflatteerd zijn. Dit geenszins; maar zij werden natuurlijk zóó genomen, dat al het leelijks van later tijd, 't welk bijna overal aan het vroegere schoone grenst, op deze afbeeldingen niet voorkomt, of althans op den achtergrond ge schoven werd. Deze opnamen zijn dus als schilderijen, welke slechts een gedeelte (het beste) van de werklijkheid weergeven; ze geven het schoonste, afgepast bin nen een bepaald kader. Ons oog echter, dat onver bloemd de werklijkheid aanschouwt, laat zich niet binnen een lijstje dringen. Het waart rond, wandelt onverpoosd, merkt op met meedoogenlooze oprecht heid ! O, o, wat een desillusies ontmoet het daardoor ! Want onze steden, dorpen en landschappen zien er uit als groote en mindergroote krentebollen, waar de krenten en rozijnen zoo successieflijk werden en wor den uitgepikt; hier meer, daar minder; doch schennis allerwege. Je weet waarachtig niet meer, wat je ziet. Alles melaatsen; alles als overdekt met wonden. Dit klinkt overdreven? Was dat maar waar ! We zijn immuun geworden. We zien de schennis niet meer; willen haar niet zien; halen de schouders op in de overweging: het kan nu eenmaal niet anders; want het oude dient geleidelijk voor het nieuwere plaats te maken". En zoo is het ook, en niet anders. ,,A1 wat bestaat, is waard dat het ten onder gaat." Ziedaar de waarachtige spreuk, de aandoenlijke, ver heven spreuk, der grootste bouwmeesters die misschien ooit leefden. Het is de schijnbaar-fatalistische spreuk der Mahomedanen, Arabieren, Perzen en Saraseenen, die hunne ineenstortende, afbrokkelende tempels of moskeeën wel stutten en schragen, maar nooit ver nieuwen. De spreuk is het dier hooge scheppers en denkers, wier innerlijk gevoel hun zegt, dat elk kunst werk slechts een medium is, en dat de bron waaraan zoowel de kleinste als grootste scheppingen ontsprin gen, eeuwig, eindloos voortvloeit, f) Heer ! Uw geest is als een fontein, onverpoosd spuitend". Het oude dient geleidelijk voor het nieuwe plaats te maken; dit ligt in de natuur, in het wezen der schepping. Laat ons verheugd zijn, zoo we het beste van het Oude instaat zijn zoo lang mooglijk te be houden. We zouden dan ook allerminst jeremieeren bij het zien verdwijnen van oude, afgeleefde kunstwerken, indien voor dat oude maar iets beters in de plaats kwam. Ziehier de oorzaak, de geheime ondergrond al onzer droefheid; ziedaar de innerlijke reden van dat ver velend, nimmer eindigend gejeremieer. Ons overdreven respect voor al wat oud is, vloeit voort uit de wassende bewustwording van eigen min derwaardigheid in het zelf-scheppen en voortbrengen van ongezochte, natuurlijke, levende schoonheid. *) Uitgave Sclieltema en Holkema, Amsterdam. f) Volgens de laatste berichten beginnen de Moham medanen eveneens hun moskeeën te , restaureeren". Koninkl.Boomtakefii Wilhelmina," Charles van Ginneken & Zoon, Zundert, N.Br. Het van ouds gunstig bekende adres voor: Dennen, ter bebossching(uitsluitend Inheemschzaad) Exotische Dennen- en Sparrensoorten, Bosch- en Haagplantsoen, Boomen en Heesters. Catalogi op aanvraag gratis en franco. Tel. Interc. No.l. Telegr.-Adr.: Wilhelmina, Zundert.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl