De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 19 februari pagina 11

19 februari 1927 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 2594 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND KERK IN AXUM, WAARIN DE ABYSSINISCHE KEIZERS WORDEN GEKROOND EN WAAR VOLGENS DE LEGENDE DE TAFELS VAN MOZES BEWAARD WORDEN KERK, GEBOUWD BIJ DE PLEK;WAARJJVOLGENS IJE LEGENDE DE KONINGIN VAN SHEBA IS BEGRAVEN EN WAAR REEDS IN DE 4E EEUW EEN KERK WERDjGESTICHT reis, van het dikwijls zeer beproevende klimaat, de roofzuchtder bevolking en de bezwaren van den tocht door de onherbergzame gebergten naar de door de zon verzengde vlakten van de Zuidkust krijgt de lezer een duidelijk, soms bijna angstwekkend beeld. Elhamdoelillah !"?God zij geprezen," zucht de schrijver, als hij eindelijk afgemat, veilig en wel weer op de boot zit. Met Pierre Loti, die in Vers Isfahan" een dergelijke reis beschreef, is Wagenvoort het dan ook roerend oneens, en scherp valt hij uit: Het is zooals alle boeken van dezen begaafden schrijver, zoetelijk en délicieusement immoral. Hij beschrijft er Perziëin als een Goelistan, een rozengaard, uit de bebloemde boschjes waarvan de gouden en turkooizen koepels opronden. In Italiëzeggen ze: anch'io son p'ttore. Wij zouden zeggen: Ik ken het klappen van de zweep" ". Ik schrijf ook, en weet, dat fantasie de mooie en lieve zuster is van leugen, en terwijl ik aan den broer hekel heb, ben ik van de zuster een oud vrijer. Maar te zeggen, dat Perziëeen Rozengaard is: dit is niet gefantaseerd, dit is regelrecht gelogen." Ook elders geeft Wagenvoort onomwonden zijn oordeel over Perzië. Op de laatste bladzijde lezen wij: In Perziëdaarentegen duurt het sombere middeleeuwsche leven nog voort met zijn bijge loof, fanatisme, vuil, ziekte, afzichtelijke ar moede, kortom alles, wat onze eigen middel eeuwen afschuwelijks bezaten, maar zonder die grootheid. Perziëisdooren door verrot".. Toch krijgen wij soms een prettiger beeld te zien. Zoo bijvoorbeeld, wanneer de schrijver de ruines van Persepolis beschrijft, waar hij zijn naam krast aan de voeten van een der reusachtige stieren, vlak onder de handteekening van Cornelis de Bruyn, den Hollandschen reiziger, die in het begin van de acht tiende eeuw Perziëbereisde en beschreef. Geestdriftig wordt de schrijver, wanneer hij verhaalt, hoe Mirza-Ali, een jonge Per zische student, hem op het graf van Hafiz de verzen van dien ouden dichter bij de klan ken van de luit voorzingt. Aan het slot vertelt Wagenvoort van een ontmoeting met Riza, een stalknecht van den toenmaligen Nederlandschen gezant, en waarschijnlijk dezelfde, die zich thans tot alleenheerscher over Perziëheeft opgewerkt. Wat?" vraagt de leergierige s^aljongen. Zijn de gekozen Volksvertegenwoordigers niet de intelligentste mannen hunner natie?" Weineen ik! Zij steken slechts een schreefje boven den meest alledaagschen middelmaat uit." En de ministers dan ?" Die zijn wat snuggerder. Niet eens altijd." Aan de verwarring, die in de spelling van geografische namen nog maar al te veel heerscht, werden wij bij de lezing van dit boek herinnerd. Wagenvoort noemt het einddoel van zijn reis Bendar-i-Boesjir, maar op zijn kaart heet het Boesjier. In een ommezientje zochten wij uit verschillende boeken en atlassen het volgende orthografische ruikertje bij elkander: Aboesjehr, Aboesjir, Abu Schehir, Bender Buschir, Bender Bouchir, Bushire, Buschehr. Charles Diehl geeft ons een beschrijving van Constantinopel,3) zooals hij de stad zag in de jaren tusschen den oorlog en 1923. Hij maakt met ons een lange, betooverende wandeling door de oude straatjes en bazaars, de Heilige Sofia en de andere groote en kleine Moskeeën, door schilderachtige kerk jes en door de sprookjesachtige zalen en tuinen van de Keizerlijke paleizen. Bitter klaagt hij over het vele, dat door de groote branden is verwoest, en door de moderniseering van Turkije is verloren gegaan; over het verval ook, waar aan veel schoons ten offer viel, door onverschilligheid en wanbegrip. Toch krijgt men een indruk van den overweldigenden rijkdom, dien de oude hoofdstad nog binnen hare muren bergt. Jammer, dat de foto's niet heelemaal op het peil staan van den uitstekenden inhoud. Vele ervan maakten op ons den indruk reproducties te zijn van zeer middelmatige prentbriefkaarten. En inder daad, toen wij onze eigen albums er eens op nasloegen, vonden wij de kaart, die als origineel gediend heeft voor de foto van de Aja Sofia (tegenover bldz. 58). Alleen het opschrift was weggewerkt. Van zulk een onderwerp zou men wel een betere afbeelding mogen verwachten. Intusschen, al zijn de foto's niet alle heel mooi, zij zijn talrijk, en vormen zoo toch wel een aardige illustratie van den inhoud, en bevestigen, wat de schrijver zegt: Stamboel heeft, 't valt te loven, voor den bezoeker zijn bekoring niet verloren en de prachtige herinneringen welke het bewaart aan zijn verleden, maken 't nog altijd tot n der schoonste, n der meest indrukwekkende steden, welke in het Oosten, ja in de geheele r wereld te vinden zijn." Ieder, die zich voor Byzantijnsche of voor Mohammedaansche kunst interesseert, of die Constantinopel kent of hoopt te gaan zien, zal het boek met genoegen. lezen. Bovendien heeft het een zekere historische waarde, daar het van belang is, in een stad, die zulke ingrijpende veranderingen doormaakt, te inventa riseeren wat op een bepaald oogenblik nog aanwezig isu De naam van den vertaler waarborgt een goede en. vlotte vertaling. De illustraties, van dit artikel zijn ontleend aan het werk van Rosita Forbes. EEN INLANDSCH HOOFDMAN l) Rosifa Forbes. Van de Roode Zee naar den Blauwen Nyl. Abyssinische Reisavonluren. Vertaald door H. van Balen. Met 42 illustraties en n kaart, Em. Queridos Uitgevers-maatschappij. Amsterdam. 2) Karavaanreis door Zuid-Perzië, door Maurits Wagenvoort. C. A. van Mees, Santpoort, 1926. 1) Cons/anlinopel, aoor Charles Diehl, Lid van het' Instituut. Bewerkt door Dr, N. J. Singels. Zutphen, U-. J. Thieme & C/e, 1926. BOEKBESPREKING A. L. Tcrégo. Meneer Step/iamis.. Amsterdam z.j. L. J. Veen Een vervelend en onbelangrijk boek,litterair heelemaal niets waard, en alleen maar hier en daar grappig om de ongewild-rare situaties, die er in voorkomen. Een studeerend jon geman, doctorandus in de filosofie, vestigt zich tot herstel van zijn gezondheid op een Brabantsch dorp, en 'begint daar zonder eenige aanleiding dadelijk, met bij iedereen den drempel plat te loopen ter kennisma king". Daar wordt al een groet deel van het verhaal mee gevuld. Er is ook een freule op het dorp, en die komt, als meneer>Stephanus ziek is, vertrou welijk bij hem op bezoek. Zij converseeren dan als volgt: Hoe gaat het, Meneer Stephanus, mijn waarde danspartner?" Dank u! dank u! Haast beter!" zei Stephanus. Maar o! wat een schoone rozen! De schoonste bloem is mij echter uw be zoek, Juffrouw Constance !" Een patiënt behoeft niet zoo compli menteus te zijn, Meneer Stephanus !" zei de Freule, en ook niet geheel zonder tendenz. voegde zij erbij: ,,Ik vond deze de schoonste rozen in het heele park. 't Is La reine de Saba!" Dus ook La reine de Saba" op bezoek!" zei Stephanus glimlachend. Mijn hart is vervuld van dankbaarheid, Juffrouw Con stance, over de groote belangstelling, die ik deze dagen ondervind. Het medegevoel onzer omgeving streelt en verkwikt ons hart toch wel !" (blz. 118). In dezen kalverachtigen loon is het heele boek gesteld. Als meneer Stephanus de sympathie van de dorpelingen heeft verwor ven, redt hij als klap op de vuurpijl een moeder met haar kind uit een brandend huis, en sterft aan de gevolgen. Eerst verschijnt evenwel een professor uit Leiden, niet om hem te opereeren, maar om, vergezeld van den Rector Magnificus, hem zijn promotie thuis te brengen, summum cum lande" ! ! Ongetwijfeld een unica in de geleerde wereld (om het Latijn van den schrijverte gebruiken). HERMAN MIDDENDORP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl