De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 19 februari pagina 12

19 februari 1927 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2594 DRAMATISCHE KRONIEK DOOR TOP NAEFF ' RoHerdairisch-Hofsiadtooneel: Doodendans, door Aug. Slrindberg T N elk levensstadium naderen wij de groote ^?geesten in. een andere houding; de generatie, die Strindberg's universalisme zal peilen en omvatten, zal «p de basis staan van een herhaaldelijk herzien en .langzaam gerijpt inzicht. Zij, die eenvoudig van den .vrouwenhater" spreken, zijn al in de minderheid geraakt, en wie in Doodendans" die machtige rsymphonie van het machtelooze slechts den strijd ?oer geslachten, met de nederlaag en den ondergang van liefde en huwelijk zien, zullen zich allengs op een .ruimer standpunt moeten stellen. Had Strindberg zich tot dezen strijd pp zichzelf verschrikkelijk genoeg ?willen bepalen, hij zou de verhouding tusschen man ?en vrouw zuiverder, minder willekeurig, hebben moeten stellen, den hartstocht, die dit paar, in haat, geketend houdt, als den terugslag van een oorspron kelijk gyen hartstochtelijke liefde moeten hebben doen gevoeléfl. Wij weten echter, dat Alice" haar afzichte] ij ken kapitein" niet getrouwd heeft uit eenigen ?drftng van hart of zinnen, louter uit dépit wegens haar, rnislukkende tooneel-carrière. En dat Edgar" ?def^'ordinaire vrouw door een vriend is aan gepraat". Hiermede is dit huwelijk doch daarom niet v»het" huwelijk alreeds veroordeeld, en de ihopelócwekr jjgsüans, waarbij niets meer te winnen of te^ërWèzerv'vatft, zou ons op dezen grondslag maar matig belang, inboezemen, ware de strijd tusschen anan en vrouw niet uitgegroeid tot de titanenworsteling ?van den me,nsc.h tegen het noodlot van zijn bestaan. Alice en Edgar zijn door het leven dusdanig gedupeerd Sn hun beider menschelijke verwachtingen, dat zij, ?om zich staande te houden, zich aan elkaar moeten klampen, en tegelijkertijd elkaar moeten bevechten, ?opdat ieder zich aan des anderen nederlaag weer op kan richten, vóór zij, elk aan zijn eigen minderwaar<Ugheidsbesef,. ten gronde gaan. Hij, een bekwaam ?officier, schrijver van een wetenschappelijk werk op zijn gebied, zij, een jonge vrouw met de schittering «ener kunstenaressen-loopbaan vóór oogen Trots ?deze gaven en voorrechten waarvan zij in hun droomen .nooit meer .loskomen droom-heerlijkheden, die hen JDeletteri het burgermansbestaan, als zoovele anderen ?van hun 'soort, deemoedig te aanvaarden worden ?zij gepasseerd". De actrice, overvleugeld, zoekt in het huwelijk een uitweg niet alleen, haar eerzucht Tekent er op iri de positie" van haar echtgenoot schadeloosstelling te vinden. De man, die het in zijn stoutste verbeelding misschien al tot generaal heeft gebracht, laat zich door haar nog opzweepen. Dan blijkt ook hij een pechvogel. Er verschijnen meer boeken, even goed, beter dan het zijne Als . kapitein" óp een schiereiland vrijwel op stal gezet, ?wordt hij zich bewust, dat zijn kansen reeds voorbij .zijn. Beider wrok tegen het leven richt zich nu tegen den naaste, den lotgenoot, medeplichtige. Het ?wordt de wellust van hun bestaan haat en nijd te ?deelen, het levensleed op elkander te verhalen, om .aldus een oogenblik uit de bitterste eenzaamheid op te ademen. In de vesting, den kapitein als woning aangewezen, moet de romantiek hunner verbeelding langzaam ?verstikken, blijft hun niets anders over dan den last hunner déveine" op elkander af te wentelen, elkaar tot zondebok te maken van de kwaadwillige maat schappij, elkander beurtelings een kleinen, bitteren .triomf" af te winnen om zich de meerdere te gevoelen van degene, die het laatst is geknauwd.... Zoo blijven 2ij in den kerker, elkanders prooi en elkanders toever.laat, bannelingen van een wereld, die hen niet meer behoeft, Don-Quichots tegenover het groote offensief van leven en lot. Is dit?Liebeshasz"? Het is iets ergers en iets grootschers. Het is, wat Indra's dochter antwoordt aan den Dichter in,, Droomspel": Waaraan leedt ge hier op aarde het meest?" Aan het mensch-zijn". De tragiek betreft hier bovenal den man, den meest-bewuste en ge compliceerdste der twee, van wien wij gelooven, dat hij -onder betere omstandigheden, een beter mensch had kunnen worden. De vrouw is van geringeren aanleg ?en antipathieker wegens de meedoogenlooze kilte van haar wezen tegenover zijn beestachtige zinnelijk heid, diénog iets menschelijks heeft. Haar armzalige poging hun neef Kurt", de derde persoon in dit, slechts door drie personen gedragen meesterwerk, In te palmen, gaat opnieuw buiten elk sentiment om. .Zij blijft tot het einde: een slechte actrice. In dezen Kurf'j quarantaine-meester op het schiereiland, legde Strindberg het tegengif: mensche.lijkheid en medelijden. Een onmetelijk medelijden.... Hij blijkt echter te laat gekomen om deze schip breukelingen nog te redden. Bovendien een te middel matig man, met te weinig fond en te weinig fantasie, «m tegen het volstrekte den ;,booze", gelijk die ongebreideld in het tweetal ageert iets te vermogen. Eer zal het kwade hem meesleepen, dan dat zijn conventionalisme vat krijgt op deze wanproducten ?der natuur". Strindberg heeft in die twee rampzalige helden de kiemen, de instincten, de geheime driften, ?de ongecörrigeerde affecten van duizende menschen ?opgetast, al hun ondoorgrondelijke reacties... Als oer gestalten moet men ze aanvaarden, afgescheiden van de benepen conflicten, waaruit wij hen leeren kennen. Het zijn hallucinaties van den vervaarlijken fantast, die echter wat het wezen zijner fantasieën betreft, beangstigend oprecht is geweest. Doodendans" is het kenteringswerk van den vijftiger, naturalist nog in zijn grandiose onver schrokkenheid, maar toch reeds met den blik naar den hemel gericht, welke voor zijn machteloos idea lisme een laatste toevlucht zal zijn. Den jongen en den ouden Strindberg vinden we erin, den rebel en den onderworpene, den zoeker en den belijder, den gewel denaar en den vrome. Het hangt van de interpretatie af, wiens stempel ten slotte de vertooning draagt. Blijven deze schaduwen ondoordringbaar, zwart, als rouwfloers? Zóó heeft Reinhardt het indertijd hier gebracht: het tooneel, een lijkenhuis, met Wegener, het monster, van wien een soort phosphorgloed uitstraalde. Of breekt het licht van een hooger leven toch door de mazen heen? Aldus heeft Royaards het opgevat, het aanspelend op het Tweede deel", waarin de kapitein sterft met het bijbelwoord op de lippen: Vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen", en zelfs Alice, onder den indruk van den dood, de handen vouwt: ,iVrede zij met hem". Voor beide opvattingen kan men wat voelen. Strindberg's God was de God van een kind-in-hetdónker, zijn overgave overtuigt niet als de vrucht van zijn leven, zij is veeleer het compromis van zijn hopeloos einde. Grootscher dan als duider, was hij als aanklager. Het Leitmotiv van Doodendans" ^.door halen en verder gaan" is, in zijn barbaarschheid, aan alle innerlijke verheffing vreemd en men kan deel I als een afgesloten geheel beschouwen. Als zoodanig is het het gaafst en het machtigst. Misschien de sterkste greep van den, toen nog, ontembare Wil men het echter beschouwd zien in het licht van zijn geheele oeuvre, dan is er ongetwijfeld meer te zeggen voor de ethische opvatting, waar het stuk toch ook reeds den overgang" markeert (;,Ein Uebergangener", noemt Strindberg zijn kapitein") en voorbereidt op de periode van milder menschelijkheid, met de vlucht van den dichter in de mystiek, Ik zou met een negentigjarige niet graag in het krijt treden, maar ik geloof toch, dat de heer Moor in dit weekblad o.a. Strindberg wat onderschat heeft, toen hij meende, dat het hedendaagsch tooneel aan een regisseur regelaar" voldoende zou hebben. Doodendans" zonder orchestmeester, die, met zijn oor aan het dichterhart, den toon beluistert, den klank afstemt, de crescendo's en diminuendo's zwellen en dalen doet Strindberg's drama's zijn uitge sproken muzikale composities, ook naar den vorm. Hij zelf hechtte veel waarde aan deze erkenning. De reprise van Doodendans" verheugt in dit verband niet het minst om den nadruk, dien zij legt op het wezen der regie en haar taak ten opzichte van het innerlijk beeld en de melodie van het gesproken, ge fluisterd of verzwegen woord. Meer dan verheugend, noodzakelijk kan het zijn, daaraan nu en dan her innerd te worden. Acht jaar is zij thans geleden, de eerste opvoering van Doodendans" in het Nederlandsch. De aangrijpende indruk van toen kon zich slechts herhalen, bevestigen en versterken. Royaards zelf heeft de rol van den kapitein een meesterstuk van intellectueele analyse en vitale beelding machtig doen herleven. Hysterisch en pathetisch, verwaten en lafhartig, beklagenswaardig, grotesk. Een vat vol simulatie en ondoorgrondelijk heid Een mensch, die de strop om zijn ziel hoe langer hoe vaster trekt, tot hij nog maar als een mechanieke soldaat door de ruimte schuttert, den verglaasden blik op den anderen oever" krampachtig gericht.... De beide overige rollen waren nieuw bezet. Men zou dit seizoen het eere-seizoen voor mevrouw ChrispijnMulder kunnen noemen. De uitmuntende actrice, door haar collegae als weinige anderen gewaardeerd, vond hier ten tweede male gelegenheid in een haar passend milieu, ook het publiek van haar grooten ernst en begaafdheid te overtuigen. Vooral in de beide laatste bedrijven gaf zij als Alice" sterk spel, prachtig was van haar het groote tooneel met de felle opleving, waar ze zich aan Kurt's hals werpt, en tragisch werkte, trots alles, haar verslagen neerzitten aan het slot. Ik had haar alleen liever gekleed gezien volgens de mode van Strindberg's tijd, waaraan het werk naar den geest toch in zekere mate gebonden blijft. De vrouw zou onwezenlijker, grooter schijnen op eenigen, in dit geval geoorloofden, afstand. De rol van Kurt is van niet minder belang dan de beide andere, zij moet den geheelen achtergrond vullen. Zooals Kurt" zijn alle andere bewoners van het eiland half-menschen, aangepast aan elk tekort, schuw-vijandig jegens wie mér wil, zij het ten goede of ten kwade; overigens menschlievend en gezellig in hun kring". Piet Bron gaf dit relief er nog niet aan, maar hij had een natuurlijken toon en stoorde nergens, wat in deze geladen atmospheer reeds veel beteekent. Een opvoering als een vuistslag in het behagelijk seizoen. De vraag is: hoe zal het hedendaagsch publiek, dat zich van alle pessimisme" afkeerde, reageéren op deze fle'ur du mal"? Zal het in het averechtsch beeld" de harmonie van het heelal be seffen, door de spitsroeden dezer ontkenningen heen, stijgen tot een hoogere erkenning? Of zal het voor de menigte maar somber krakeel" blijven? TABA SIGAREN ? ~ ZIJN TOCH DE BESTE ' M V. Hef Nieuw Rotlerdamsch Tooaeel .,.Jap" (ihe flapper) Amerikaansche bakvisch, door A. den HeHo% Als er in dit moderne huwelijksspel", met zijn drie titels niet zoo overvloedig gekust werd, zou ik het voor het dames-en-heeren dilettanten-tooneel wel durven aanbevelen. Hetgeen de mogelijkheid niet uitsluit, dat het in den tegenwoordigen tijd juist om dien hoogen physieken eisch wellicht des te meer op prijs zal worden gesteld. Ik heb daar zoo geen kijk meer op, mijn jongste optreden dateert uit de eeuw van Emants' Jonge harten", en ik herinner me, dat wij toenmaals tegen de operatie in het meervoud nogal bezwaar hadden. De auteur van Jap" blijkt in elk geval de nieuwe wereld grondig te kennen, zijn oor spronkelijk blijspel van Engelsche allure en met Engelsche namen gecamoufleerd, wil er de afspiegeling van zijn, niet meer of minder dan desatyre er op geven. Dit laatste is hem niet mogen gelukken, zijn spot was daarvoor te oppervlakkig en te tam; mevrouw IJssel de Schepper-Becker zou deze stof beter toevertrouwd zijn geweest. De heer den Hertog schetst de moderne meisjes, de huwelijkscandidaten, twee jonge en twee oudere heeren, allen onder de vleugelen eener naar den eisch des tijds gescheiden moeder, die weigert oud te worden. Bij de schets is het gebleven, een luchtig en vluchtig blindemannetje met de problemen van leven en liefde, zonder poging tot ietwat kervender karakteristiek, zonder psychologische verantwoording hoegenaamd. Bij deze opvatting had het in het geheel geen zin in het derde bedrijf den gescheiden echtgenoot en vader van wien ons niets dan kwaads verteld was ten tooneele te roepen om hem de moraal te doen preeken ten opzichte van de vrouwen van onzen tijd, die haar huwelijksgeluk verdansen en haar dochters opvoeden voor den Charl'ston. Wat ver leende dezen man eenig recht van spreken? En had de dame, aan wie mevrouw Tartaud haar ietwat zwaarmoedig talent gaf, het waarlijk zóó bont ge maakt? Beschouwd als een patertje-langs-den kant, bezit dit Hollandsch blijspel de verdiensten van een lichten, wel eens ruwen, maar niet burgerlijken dialoog. De auteur verstaat de kunst bellen te blazen uit een schraal sopje, en ze met een zekere gratie te lanceeren. Het ligt er nergens dik op, met zeer bescheiden middelen houdt hij de aandacht vast, door even wichtigheid in den bouw, door kleine spanningen, die uit een oogpunt van theater goed zijn voorbereid. Het figuurtje van de Flapper", het Amerikaansche meisje, zou, ware het stukje in n bedrijf geschreven, frisch en vlot zijn opgezet; voor drie bedrijven is Jap" te opgeschroefd. Het rolletje, dat mij, doordat het zoo leeg blijft, lastig te spelen lijkt, bracht verrassende gaven van een onzer jongste actrices op den voorgrond. Sinds Enny Vrede herinner ik me geen Hollandsche tooneelspeelster, die met zooveel fijne levendigheid een jonge meisjes-rol vervulde als in dit blijspel Lucie van Ees. Evenals haar voorgangster ligt zij met enkele letters overhoop, hetgeen de uitspraak van het praedicaat snoes" nogal eens tot een pijnlijk incident maakte. Maar voor haar talent mag het dan pleiten, dat zij, dit euvel ten spijt, bekoorde, met haar lenig figuurtje en intelligenten oogopslag inderdaad the flapper" uitbeeldde als het gepatenteerd type eener robbedoezige en vroeg-rijpe jeugd. De overige leden van het gezelschap, dat den heer en mevrouw Tartaud op hun Odyssee volgt, en in den verbouwden Tivoli-schouwburg te Rotterdam gelukkig landde, vermochten van hun rollen niet veel te rnaken; een acteur als Jules Verstraete en een actrice als Alida Tartaud kunnen hun gaven beter besteden. De klacht, dat de groote rollen tegenwoordig door dilettanten worden vervuld, dreigt anders te worden gecompleteerd door de vrees, dat de rollen, geschreven voor dilettanten, nu in handen der kunstenaars van beroep terecht gaan komen. NA VOLBRACHTE DAGTAAK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl