Historisch Archief 1877-1940
No/2594
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
OP DEN ECONOMISCHEN UITKIJK UIT JANTJE'S KLADSCHRIf-T
DOOR THR. MR. H. SMISSAERT
De Duitsche les
T~\ EN vorigen maal betoogde ik, waarom wij niet
*-^ kunnen omschakelen", niet onze nijverheid op
Amerikaanschen trant kunnen inrichten, gelijk ons
toch wordt aanbevolen als de eenige uitweg. Ook
«elders wordt die aanbeveling vernomen; Edw. Filène
zegt in zijn Le Problème Européen", dat de eerst
volgende crisis aan alle mannen-van-zaken dit ulti
matum zal stellen: fordiser" hun ondernemingen
«of te gronde gaan. Dus dat laatste is ons noodlot,
als wij niet fordiseeren" kunnen !?
Maar kunnen wij dan niet iets anders, een anderen
uitweg vinden?
In hooge mate belangwekkend, ook voor ons, maar,
ruimer beschouwd, in 't algemeen voor de toekomst
?der Europeesche nijverheid, schijnt mij de Duitsche
les, die in December 1.1. te Parijs is verkondigd. De
Fransche groot-industrieel Ernest Mercier heeft eene
organisatie gesticht Le Redressement Francais"
?welke uitgaat van de gedachte, dat wij na den oorlog
de staatkundige en economische opvattingen van
vóór den oorlog moeten herzien, omdat zij voor eene
?door den oorlog zoo gewijzigde orde niet meer passen.
In dezen kring nu heeft 7 December 1.1. het woord
gevoerd Prof. Julius Hirsch, oud Rijksminister der
.,,Volkswirtschaft" uit den tijd van Rathenau (met
wien hij zeer bevriend was), thans hoogleeraar aan de
Universiteit van Berlijn. Ook Prof. Hirsch heeft,
gelijk de twee Engelsche ingenieurs, wier beschou
wingen ik de vorige maal besprak, een reis naar
-Amerika gemaakt om zich rekenschap te geven van
de wijze, waarop de industrie daar tot zoo groote
ontwikkeling was gekomen. Maar hij heeft te Parijs
niet rechtstreeks over Amerika gesproken, niet de
lessen vandaar als voor ons toepasselijk aanbevolen.
Hij heeft verteld wat men in Duitschland gedaan
tieejt, wat men daar heeft bereikt in de richting van
zuinigere voortbrenging door rationalisatie" en
..concentratie". De kennisneming daarvan schijnt
mij voor ons van gewicht.
Men is in Duitschland tot rationalisatie" gekomen
?door den nood, waarin men na den oorlog verkeerde:
Jiet Rijk had 18 pCt. van zijn grondgebied verloren,
10 pCt. zijner bevolking, Va van zijn steenkolen; de
uitvoer was vlak na den vrede gedaald tot het l/e van
wat hij vóór den oorlog geweest was. En op het Rijk
drukte een zware schuldenlast, te voldoen deels in
natura (kolen), deels in vreemde munt. Vandaar de
in heel de geschiedenis ongeëvenaarde val van het
betaalmiddel. Aan het einde der inflatie scheen
Duitschland zijn finalen ondergang nabij. En toch
Verhief het zich, juist uit de diepste diepte. Waardoor?
Door rationalisatie, welke eerst onbewust, daarna
bewust werd toegepast.
De Duitsche landbouw heeft er zich bovenop ge
werkt door het gebruik van de stikstof, waarvan men
na den oorlog bijna tweemaal zooveel te hulp riep als
daarvoor. Maar werd vroeger de stikstof ingevoerd,
thans is de productie zoo gestegen, dat er uitvoer
van is. Daardoor is de opbrengst van voedingsmiddelen
sterk toegenomen, ook door veelvuldiger toepassing
van moderne landbouwwerktuigen. Die technische
verbetering van het bedrijf hing, merkwaardigerwijze,
samen met de inflatie: de boer, die de waarde van de
mark steeds zag dalen, kocht wat hij maar koopen kon:
stikstof, machines, alles wat den outillage kon ver
beteren. Onbedoelde rationalisatie....
Wat de nijverheid betreft, haar rationalisatie
werd nagestreefd door verschillende commissies, in
welker werk Rathenau niet veel heil zag; zij zijn nu
geconcentreerd in ne Rijkscommissie. Naar
Amerikaanschen trant heeft men het aantal modellen
toelangrijk beperkt. Er is een Deutsche
Industrienorm". Vereenigingen van industrieelen stellen de
normen voor en meestal nemen de leden die aan, tenzij
ze voorzien daardoor afnemers te verliezen. Zoo is de
schroef genormaliseerd. Zoo wil men de modellen van
vensters, thans nog eenige honderden, tot 3 of 4
terugbrengen. Want een teveel aan modellen is ver
kwisting van nationaal kapitaal. Ten aanzien der
steenkool-leverancies kan men zeggen: nood leert
bidden. De eisch der warmte-bezuiniging" dreef ons
van de steenkool naar de bruinkool, welke nu de
jndustrieele brandstof is geworden. Wij winnen
uit de steenkolen daardoor 10 pCt. meer kracht en
warmte dan vóór den oorlog.
Maar de werkdadigste rationalisatie is in
Rathenau's lijn geweest de concentratie. Langs tweeërlei
VANNELLE'STABAK
KWAÜITEIT
ALOM VERKRIJGBAAR
weg. Vooreerst door Kartell-vorming. Vóór den oorlog
telde men in Duitschland 6 a 700 Kartel's. m den
inflatietijd waren er bijna 3000, want toen moest
om zoo te zeggen iedere patroon wel toetreden. Thans
schijnen er ongeveer 2000 te zijn. Het
Rijnsch-Westfaalsch Kolensyndicaat heeft goed werk gedaan: door
chemische analyse van de steenkool, vaststelling van
het gas-gehalte bij elke levering wist het markten te
veroveren, die anders ontoegankelijk waren. En thans
denkt men erover, uit de kolen gewonnen gas door
pijpleidingen te voeren naar Frankfort, Rijssel,
Parijs.... waar Roerkolen gebruikt worden. Ziehier
een proeve van concentratie: niet meer dan
Pondernemingen controleeren" 4/s der geheele
Roerkolenproductie. Concentratie op groote schaal vindt men
ook in de metaal- en in de electrische en in de che
mische nijverheid. Zij is de aangewezen weg voor de
nijverheid, vooral als zij samengaat met rationalisatie,
met algemeene toepassing van bezuiniging op
voortbrengingskosten, standardising" enz.
Wat hare uitwerking is in de metaalnijverheid,
moge hieruit blijken: de ijzer-productie in Duitsch
land heeft, niet lang geleden, voor 't eerst weder
sedert den oorlog het vóór-oorlogs-peil bereikt, maar
die productie wordt geleverd door twee vijfden der
hoogovens, die in 1913 werkten ! Voor dezelfde
productie, die in Augustus 1925 den arbeid van 21000
man vorderde, kwam men in September 1926 met
17000 man toe. Door rationalisatie werd de
dag-productie per arbeider in n jaar tijds met 40 pCt. ver
hoogd. Wat de chemische nijverheid in Duitschland
betreft, practisch is zij geheel in een enkelen trust
vereenigd, welke de vervaardiging omvat van
anilineverfstoffen, films, kunstzijde, geneesmiddelen.... en
die streeft naar voortbrenging van synthetischen
petroleum !
Na deze en verdere uiteenzettingen van wat
rationalisatie en concentratie beteekenen en wat men
daarmee bereikt, nam het betoog van prof. Hirsch
een wijdere vlucht en stelde hij de vraag, waarom
Duitschland, waarom eenige staat in Europa niet bij
machte was te doen wat Amerika deed in zake de
organisatie van de voortbrenging. Drie hinderpalen
wees hij aan: wij hebben beperkte markten; bij uitvoer
hebben wij te maken met allerlei vreemde munten;
wij hebben het probleem der overmaking van geld.
Het Europeesch gebied is niet grooter dan dat der
V.S., maar bij de vóór-oorlogsche grenzen zijn onge
veer 7000 K.M. nieuwe gekomen en 12 a 13 nieuwe
staten. Dit is de uit economisch oogpunt verderfelijke
balkanisatie" van Europa. Aan elke grens ontmoet
de handel weer andere munten, andere regelingen,
andere invoerbepalingen. En dit kwaad is vermeer
derd juist in jaren, waarin het rationeele doen van
zaken in-het-groot noodiger is dan ooit, doch slechts
mogelijk is als men werkt voor ne groote markt,
niet voor tal van kleinere.
Den voorsprong en den gestadigen vooruitgang van
Amerika stellende tegenover al wat in Europa den
vooruitgang belemmert, eindigde spr. met te voor
spellen, dat de dag zou komen, waarop de staats
lieden in Europa niet zouden vragen, of de volkeren
economisch zouden samenwerken, noch ook hoe zij
dat zouden doen en wie daartoe den stoot zou geven,
maar waarop de nood hen bijeen zou drijven en waarop
men vanzelf zou komen tot eene rationalisatie van de
voortbrenging in Europa. Dan zal men er niet meer
over praten, welk invoerrecht Duitschland zal leggen
op zijden kousen uit Frankrijk, noch hoe zwaar Frank
rijk kousenbanden uit Duitschland zal belasten. Maar
de vraag zal zijn, hoe het met de Europeesche
steenkolenvoorraden staat en hoe men de verschillende
industrieele gebieden in Europa naar den eisch van
elks bijzondere geschiktheid zal exploiteeren: de
rationalisatie van den Europeeschen arbeid. Dan
zullen de tegen vrij ruilverkeer opgerichte slagboomen
vallen en dan ook zal men tot beperking in de be
wapening overgaan....
In het bovenstaande gaf ik niet meer dan een
vluchtig overzicht van de door prof. Hirsch voor de
Fransche industrieelen uitgesproken rede. Wat het
perspectief betreft, dat hij aan het slot ontrolde, met
hem geloof ik, dat de nood der tijden in de door hem
aangeduide richting wijst, al zal het lang duren eer
die noodzaak algemeen wordt erkend en in daden zich
zal openbaren. En overigens acht ik deze Duitsche
les" voor ons niet alleen belangwekkend, maar ook
behartigingswaard. Daarbij ontveins ik mij niet, dat
het ons niet licht zal vallen die les op te volgen. Veel
van wat in Duitschland mogelijk was, valt ons zwaar.
Reeds dadelijk daarom, wijl wij niet van nature tot
samenwerking geneigd zijn. Prat op onze zelfstandig
heid, schikken wij ons kwalijk in een verband". In
onze vakgenooten zien wij vóór alles onze concur
renten en niet zoo licht lieden, met wie wij gemeen
schappelijke belangen gemeenschappelijk zouden
kunnen bevorderen. Ook valt er in ons kleine land
minder te concentreeren en zal het effect daarvan
geringer zijn.
Doch dit alles erkennende, ben ik er niettemin van
overtuigd, dat wij goed zullen doen, door uit deze
Duitsche les zooveel practische wenken te putten als
daarin voor ons maar kunnen gelegen zijn. Op het
stuk van rationalisatie is er voor ons zeker veel te doen
en er valt ten onzent ongetwijfeld velerlei ver
kwisting" in voortbrenging en ruil te bestrijden. Wij
moeten daarbij wel bedenken, dat de nood der tijden
ook ons tot herziening behoort te drijven en dat daarbij
voor ons vitale belangen op het spel staan.
l
Kenners zeggen:
MIJ smaakt allén een
BROCHES
Cigaret"