De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 19 februari pagina 16

19 februari 1927 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

?D|E WEEKBLAD V©QR NE^ERLAN© 'NQ.-2594 C O M O E D I A DOOR HENRIK. SCHOLTE MUZIEK IN DE HOOFDSTAD DOOK CONSTANT VAN WESSEM Het Nieuw-Nederlandsch Tooneel; ,,De Doodende Straal", door D. H, Scheffer NEEM het niet meer actueele gegeven van de doodende straal", schrijf een prijsvraag uit voor de minst origineele en geestige uitwerking, en ge kunt dit product gevoeglijk bekronen. Het opent met een stofzuiger en het sluit met een hond, daartusschen de ,,vliegenier", de vrouw en de uitvinder. De clou speelt in een kamer met acht deuren, waarvan vier openslaande boekenkasten en vier gewone gaten (het klinkt raar, maar wie het niet gelooft, moet het stuk dan maar gaan zien). De uitvinder-medeminnaar zal zijn proef demonstreeren. De opvliegende vliegenier en het lijdzame vrouwtje ruzieën voor het laatst: hij zal vliegen. Af door de boekenkast. (De held! Eén parachute had alles te niet gedaan, ook het stuk.) Opnieuw de stofzuiger, nu als propeller. Wij kijken naar boven schot! Men vreest een drama maar. alles komt weer terecht, zij het ook de man op zijn hoofd. Deze raakt daardoor zijn geheugen kwijt, dat de hond hem echter aan het slot terugbrengt. Het lijkt zenuwachtiger dan het is en om de her innering aan dit prulstukje weg te vagen, zou een kleine geheugenstoornis in dit opzicht ons ook geen kwaad doen. Het is zoo langdradig en daarbij in dialoog ZOQ weinig op de hoogte van den levens standaard der personen, die het tot leven wil roepen, dat wij uit den schouwburg komen als uit een mise.rabel examen: doodelijk gestraald. Twaalf personen, meerendeels van die vliegeniers, waren op de been. Carl Veerhoff en Julia de Qruyter mogen om de heldhaftigheid van hun pogingen wel met name genoemd worden. Ned. Studio Theater; Met den stroom mee," door Schalom Asch, ,,DeKabbalisten'', naar J. L. Perez bewerkt door M. Lieber. ,.De Ziwoeg," bewerkt door M. Lieber Het Nederlandsch Studio Theater, dat wij hier hedenavond' ten doop hielden, blijkt daarbij de voornamen- te zullen dragen: Joodsch-Extatisch. Een soort beginselverklaring in het programma is in zijn bombastischen toon nu niet juist geschikt om sympathie te winnen. Het extatisch tooneel wordt ons daarbij aangeprezen als een van de vele genees middelen tegen de psychologische kwaal: men spele furieus, met rhythmisch-verhevigde gebaren, den binnensten mensch naar buiten, men breke de indivi dualiteit in een hoogere verrukking en men verlenge" het woord van den dichter met gebeden, interjecties etc. Nu hebben wij eenige jaren geleden een prach tige verwerking van deze beginselen gehad in het Wilna-er Judisches Künstler Theater", waaraan ook, als ik mij niet vergis, regisseur Lieber in een soortgelijke betrekking verbonden was. Het spel daar, ofschoon wij den text niet verstonden, maakte geenszins den indruk van opzettelijkheid, wel van uiterst gespannen reacties. Extatisch tooneel, ontdaan van zijn speciale techniek, lijkt dan ook identiek met goed tooneelspelen op een uitbundige manier. In deze Nededandsche reproductie kreeg het extatisch tooneel echter iets gewilds, iets sterk program-achtigs, dat slechts interesse wekken, niet overtuigen kon. Het had af en toe veel van een epilep tische opera, waarvan noodzaak en schoonheid ons ontging. Over de religieuze fragmenten vellen wij, als niet-Jood, natuurlijk geen oordeel. Het is echter opvallend, dat hier juist het extatisch tooneel enkele incidenteele ontroeringen bracht: het sjiwwe gaan zitten in het stukje van Schalom Asch en enkele motieven uit ,,De Kabbalisten", waarin trouwens, naast een vaak voortreffelijke regie, Marietje Hamel prachtig spel leverde als een verhongerde Joodsche talmoed-leerling. Dit was de belangrijkste winst van den geheelen avond. Maar zou de vervoering van haar spel ons niet even goed hebben getroffen, als deze figuur op een minder opzettelijk tooneel gespeeld zou zijn? De andere spelers, uitgezonderd de curieuze Ben Chaim, die ons op regelrechte wijze naar Polen ver plaatste, waren niet sterk, ofschoon de hand van een regisseur, die blijkbaar zijn vak verstond, overal merkbaar was. De lichteffecten op de mooie decors van A. van der Horst vallen te roemen. De text der beide eerste stukjes, sentimenteel en zonder romantische kwaliteiten, was geheel ondergeschikt aan de theatrale voordracht. Na de pauze scheen echter de beschikbare voorraad extase uitgeput en speelde men volkomen reëel, maar doodelijk zwaar op de hand een zoetsappig sprookje, met soort canon-achtige herhaling van niets zeggende clausen, waardoor het succes van Mevr. de Boer's Joodsche spreekwijze bij de tweede en de derde maal wel wat erg katterig werd. Zoo verliep de avond, die voor de pauze dan toch ondanks alles een interessant theater-experiment had gedemonstreerd, tenslotte in een meesmuilend glimlachen van ver veling. Vera Janacopulos WIJ schreven over deze zangeres reeds eerder; maar de bewondering dwingt ons weer opnieuw van deze groote kunstenares te gewagen, wier con certen avonden zijn waarop men zich reeds van te voren verheugt, er van overtuigd dat zij steeds ver rukkelijk en edele oogenblikken zullen geven, zooals wij die van de grootste artiesten kennen. Haar een voud, haar zuiver en groot gevoel, beheerscht door een spontane, hartstochtelijke liefde voor het zingen, voor het doen leven van het innigste wezen dat in een lied uiting vindt, veredelt haar voordrachten zoodanig, dat het er voor ons ten slotte maar weinig toedoet of haar stem niet meer over de vastheid en de vereischte soepelheid kan beschikken, die aan het oude lied, de instrumentaal gezongen liedmelodie de voile ronde toon geven, die het tot een feest van klank maakt: zoozeer is de uitdrukking meer. Ontroerde Messchaert in zijn latere jaren niet nog met een stem, die reeds rammelde als een kapot mechaniek ? Vera Janacopulos' stem is nooit erg sterk geweest enb.v.voor de Qroote Zaal Concertgebouw wegens gemis aan draagwijdte en volume minder geschikt (wij ervoeren het weer bij de liederen van Debussy en de Falla op een der laatste abonnementsconcerten, hoewel daaraan ook het orkest onder Dopper's leiding schuld had, dat geen goed afgewogen geheel met haar zingen vormde). Maar in de KI. Zaal heeft de zangeres haar revanche genomen. Lieten de liederen van Domenico en Alessandro Scarlati ons wat onbevredigd hier schoot de stem toch werkelijk iets te kort na Fauréen vooral na de pauze met Honegger en vooral Moussorgsky kenden wij weer geheel de verrukkingen van een spontane zuivere muzikaliteit en van een innig door leefde voordracht, die zonder het minste effect bejag, door haar echtheid ontroert. Na de climax van het concert, de aandoenlijk-naieve kinderliedjes van Moussorgsky, kleine gezongen levensbeelden van de vreugden en tribulaties van het kinderleven, ging de lijn stijgend verder in een drietal toegiften, dietot het beste behooren wat wij van de zangeres kenden: een Spaansch lied van de Falla, het Mandoline" van Debussy en de Invitation auvoyage" van Duparc. Rest ons nog een woord van bijzondere hulde en dank aan de prachtige en fijne wijze waarop Yvonne Herr-Japy de zangeres aan de vleugel begeleidde ! Monleux' terugkomst Het was een verademing. Mengelberg, die door ongesteldheid verhinderd was geworden en zeker nog in verscheidene weken niet zou dirigeeren.... Wat moest men met de concerten aanvangen, die toch ge geven en gedirigeerd behoorden te worden? De nood maatregel .van Dopper's directie is er nooit op ge baseerd geweest haar te bestendigen. Verschillende dirigenten werden aangezocht, doch waren niet vrij. Toen bracht men Monteux weer terug. Zondag is hij opnieuw in functie" getreden, onder een storm van applaus, waaruit algemeene voldoening sprak. En Monteux, alsof hij ons wilde toonen, dat wij met hem ons niet teleurgesteld behoefden te gevoelen, dirigeerde zooals hij in zijn beste oogenblikken dirigeerde. Spannend, fantastisch en feestelijk werd Berlioz' ,,Carnaval romain" fonkelend en bedwelmend als de in het licht gewentelde facetten van een edelsteen, teeder en verdroomd het stuk van Debussy L'apr smidi d'un faune" waarin Willeke een, terecht door den dirigent gereleveerde, verrukkelijke fluit blies. Al het heimwee dat het Spanje der verbeelding in ons wekt, wist Monteux los te maken uit het loome, melancholieke klankenbeeld van RaveJ's Rapsodie espagnole", muziek, rnischend en ritselend als nachtelijke fonteinen, kwijnend als de verliefde ziel der Serenades en het langzame dansgedein, dave rend en rinkelend als het feestgeschal der menigte in ,,Feria". De Habanera' is wef het suggestiefste stuk uit dit werk, met haar even in een vioolsolo open springend diep verlangend heimwee. Dit merkwaardige cunccit besloot met Zimmerinanns' warme voordracht van Beethoven's viool concert in het kader der Beethoven-huldiging. TuschJnsky Het Theater Tuschinski had het lumineuse idee in de entreacte van zijn bioscoopprogramma door zijn orkest onder Max Tak's leiding op het tooneel Jean Wiener's Concerto franco-américain" te doen uitvoeren. Met een prettige toewijding werd cl i t werk, dat geschreven is voor piano met begeleiding van strijkorkest gespeeld. Het heeft iets feestelijk- frisch, iets van de refreinen der Offenbach operettes, ver mengd met de gedempte melancholie der Amerikaansche neger-liederen en in een klassieke structuur gegoten, van rythme modern (jazz) en klassiek (Bach) dooreen tot een nieuwe stijl, zooals Wiener dat met zijn muziek nastreeft, die geen imitatie der jazz muziek wil wezen, doch met haar elementen de Europeesche muziek wil vernieuwen. Deze pogingen zijn in dit concert, dat luchtig als aniuseinentsmtiziek" verloopt, tot een aantrekkelijk geheel ge worden. Aan het theater Tuschinski en aan de uitSCHILDERKUNST DOOR A. PLASSCHAERT Jan Sluylers, Stedelijk Museum, Amsterdam II. Jan Sluyters is van nature de schilder van de: vrouwelijke figuur; de teekenaar van kinderen. Ik: herhaal alleen wat ik reeds schreef, zoo ik zeg, dat deze tentoonstelling de bewijzen daarvan (e overgeeft. Hij is de schilder van de Moeder aan de Wieg (hier niet te zien); hij is de schilder van het dof-sonore portret van Mevrouw de Vries (No. 2), de schrille schilder van Mej. v. Z. (No. 12); de merkwaardige schilder van de Badkamer (31) met haar koelen rijkdom van. kleur; van de dansende Leistikow (26), van het paarse naakt (43) en van het naakt met stilleven, waar de vrouw een innerlijkheid van gedachte vertoont,! zelden op deze wijze bij Sluyters te vinden (41) eir hij schilderde Mevr. Leyden, met de houten Madonna. Het vrouwelijk naakt vond en vindt in Sluyters een triomphant verdediger. Hij schildert dat met graagte,. niet altijd met kieschheid, maar altijd stout of levendig. Hier en daar vindt ge gelijkheid met Breitner (zeker in de twee naakten 33,46); teederheid is er, en grootschheid in de Moeders met de kinderen (teekeningen), subtiliteit in twee andere voorstellingen van dergelijk onderwerp. Maar ook als schilder van het manneportret is Sluyters soms verfijnd, soms zeer levend en levendig; soms vol eerbied (zijn vader, 10). De por tretten van Jan Musch (het kleinste en het beste)» hebben iets te overdrevens in de uitdrukking; zijn iets te geforceerd, om in een kamer het evenwicht niet te verstoren. Onmiddellijk beter is dat vare Brouwer (dat in factuur aan Toorop herinnert), het groote Zelfportret, etc., maar de beste twee van de tentoonstelling lijken mij toch dat van Beffie (15). En dat van Kaufmann (6). Er is een groot verschil tusschen deze twee. Dat van Beffie, in blauw, met deroode bloem, is een en al levendigheid en vastgenoteerde groote vorm; dat van Kaufmann is zeker, wat beschaafdheid aangaat, het beste portret. De virtuoos Sluyters heeft den staanden man met alle zorg en toch in alle vrijheid gegeven; terwijl de kleur van het geheel zonder een enkel fel accent, zachtkens bloeyt in zuivere schakeeringen. Evenzeer als hij naast het vrouweportret het naakt schildert, doet Sluyters dat naast het manneportret. De studie van den Neger op 't Perzisch tapijt, is, als schets, een zeer te waardeeren kleurenrijkdom. De andere Negerfiguur overtreft deze schets niet, en overtreft evenmin den staanden Neger, die het Museum op gewone tijden siert. Als alle tegenwoordigen is Sluyters bij voorkeur de schilder van de figuur, alleen; in het interieur of in het landschap. Maar toch zijn de stillevens en vooral de bloemstukken talrijk. Het beste der bloemstukken, in de gedragen toon, zijn de zonnebloemen (uit 1907). Deze zijn hier. Maar soms kan Sluyters, als in eensubtielen wedstrijd met het licht, iets zóó onzwaar maken als het weinigen gelukt. Hij deed deze altijd gevaarlijke proefneming wel eens met de bloemen, staande voor een raam; hij doet ze hier in de Orchi deeën, met het strand erachter (58). Zelden zag ik de kleur zóó gelijken op een licht, dat op den wind mee zou waaien, als hier. Het schijnt een uiterste. Het stilleven is dikwijls bij dezen schilder een deel van het bloemstuk; ik meen deze optellende be spreking echter niet te kunnen eindigen, zonder nog gewezen te hebben op het stilleven met de kan (60), waar een toon is te vinden, koel weer en toch weer rijk, die ge bij drie figuurstukken, door mij reeds besproken, weet als merkwaardig en opmerkens waardig. GALERIJ VAN MODERNE KUNST W. H. HOFSTEE DEELMAN VONDELSTRAAT 10 Telef. No. 24010 Tentoonstelling van Werken van Moderne Fransche Meesters e.a. 15 Februari-15 Maart 10-12 en 2-8 uur voerenden (de heer Pierre Palla kreeg de pianopartij te verzorgen) allen lof. Men is over dit initiatief dank baar en laat kleine aanmerkingen voor de uitvoering gaarne achterwege. DIT MERK IS EEN WAARBORG VOOR ONOVERTROFFEN REPRODUCTIE EN ONGEËVENAARDE AFWERKING. N.V. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY. AMSTERD. VEERKADE 22A DEN HAAO.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl