De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 19 februari pagina 19

19 februari 1927 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2594 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 schillenden indruk: de een lachte mee zonder te weten waarom, de ander glimlachte en schudde bedenkelijk het hoofd, een derde keek afkeurend of ?mompelde een paar ontevreden woorden; men riep den garpon of Ie patron om de oorzaak dier onstuimige vroolijkheid te kennen. De madame ergerde er zich aan: het was aan haar strakke gezicht te zien. Maar wat kon men er aan doen? De twee gedroegen zich overigens fatsoenlijk: hij zat maar grappige dingen te zeggen, waarop haar gelach losscheurde in een vroolijkheid van onmiskenbaar levens leed." Ik kon het niet langer aanhooren en vermeed het restaurant. Ruim een maand later kwam ik 's nachts van een bezoek t'huis, en ging dwars door het plantsoentje, waarin andere nachten openbare bals werden gehouden. Het was nu stil en verlaten, doch op een afstand hoorde ik iets als gesnik, geweeklaag. Ik ging in de richting van het geluid: een vrouw zat op een bank, het lange haar losgewoeld, de hoed afgevallen, het hoofd op de armen over de leuning, en zij snikte. Haar heele lichaam schokte er van, haar smartgekreun scheurde uit haar borst op met een felheid, die pijn deed om te zien en te hooren. Ik sprak haar aan: z'j i3^ geen antwoord; zij snikte er barmelijk door, alsof zij niets vernam, niets anders voor haar bestond dan haar droefheid. Ik tilde haar hoof d op: het was de lachebek uit het restaurant"! Ik stond'n oogenblik als bedonderd. Zooals kort te voren haar gelach mij zeer had gedaan, gaf mij haar droefheid nu, even wild, hartstochtelijk, alles ver getend als haar vroegere vroolijkheid, een gevoel van leed, dat mij een niet te zeggen pijn deed. Ik bleef haar aanzien: zij snikte door; haar tranen waren als regen op haar wangen. Ik zette mij naast haar, vatte haar hand, sprak haar toe wat mij het eerste inviel om haar te verkalmen. De uitwerking was een ver heffing van gesnik, toen werd het stiller in haar. Ik raapte haar hoed op en bood aan haar thuis te brengen, maar zij schudde het hoofd. Ik zei haar, dat zij daar niet kon blijven.... ofschoon de nacht er anders zacht genoeg voor was, en onwillekeurig vroeg ik haar of zij dan met mij wilde meekomen: m'n woning dicht bij? Zij stond wezenloos op, zonder acht te geven op haar loshangend haar, zonder te denken aan haar hoed, dien ik had opgeraapt, en ging sprakeloos met mij mee." Ik zei al, dat ik in mijn woning heelemaal vrij was, en het was ook niet m'n eerste damesbezoek. Maar elke gedachte aan.... iets anders dan medelijden met het schepsel was mij verre. Zij scheen in mij niets anders dan medelijden te kunnen wakker roepen: eerst door haar gelach van krankzinnige vergetelzucht, nu door haar woeste droefheid van her innering. In mijn kamer gekomen, het licht opgedraaid, zette zij zich neer met in haar schoot samengevouwen handen, gebogen hoofd en houding, op haar bleeke wangen nog biggelende tranen, de mond vast gesloten, de borst soms doorschokt van een bedwongen snik: beeld van onuitgesproken wanhoop." Daar was geen spreken tegen. Ik gaf haar wat te drinken en maakte haar kleeren los om haar lucht te geven. Zij Het mij begaan zonder een woord, zonder een blik, toch met een niet te miskennen verkalming. Aldus half ontkleed liet ik haar uitrusten en wees haar op het groot lits-jumeaux, waarop ik haar uitnoodigde een rustplaats te kiezen. Zij stond op, bond heur haar bijeen, legde zich neder, terwijl ik wat later hetzelfde deed." Ik sliep niet, maar het is, denkelijk, onnoodig te zeggen, dat dit niet vereorzaakt werd door die jonge vrouw aan CADILLAC De schitterende constructie en afwer king der nieuwe CADILLAC V 65 bewijzen, dat Cadillac haar leidende positie op zeldzame wijze weet te handhaven. K. LANDEWEER - UTRECHT. mijn zijde, die voor mij gelouterd was door de droefheid, waarin ik haar had gevonden. Welk een verschil met haar uittartende vroolijkheid van eerst, schoon die gelijk van aard was, als de smart, waarin ik haar nu had aangetroffen, en waarvan ik de reden wel vermoedde, maar niet kende. Of zij dien nacht sliep weet ik niet. Trouwens het daagde spoedig. Zij lag rustig aan mijn zij, en toen ik opstond en in mijn atelier wat rondzwartselde, stond ook zij op, haar kleeding en kapsel snel in orde gebracht. Ik wachtte een verklaring van haar kant, die niet kwam. Zij maakte uit eigen beweging de bedden op, ruimde de kamer aan kant, deed alsof zij er vertrouwd was, richtte soms met onderworpen stem een vraag tot mij, maar sprak niet over hem", niet over haar plannen. Zij liet klaarblijkelijk haar naaste lot aan mij over." Ik weet niet wat anderen in mijn plaats zouden gedaan hebben. Waar schijnlijk zou ook tusschen ons toen worden, hem" om zoo te zeggen een paar jaar lang had moeten onderhouden, tot hij haar in den steek had gelaten voor een ander. Alledaagsche geschiedenis. Voorts niets. Ik raakte aan haar bijzijn gewend, doch op een morgen was ik vroeg uitgegaan om te schilderen. Toen ik thuis kwam vond ik 'n briefje, waarin zij mij bedankte en meldde, dat zij vertrokken was. Waarheen? Dit schreef zij niet, en het was mij, na de eerste onaangename verrassing, onverschillig. Deze uitbun dig lachende en huilende vrouw was, scheen het, door mijn leven gegaan als een vluchtige gedachte, maar haar gelach en gesnik klonken mij nog lang in de ooren." Zes maanden later vond ik haar terug in een café-chantant in Constantine: chanteuse d voix, zoogenaamd. Dit is: wat zij aan uitdrukking miste, tracht te zij te vergoeden door geluid. Zij was van het genre-canaiüe, meer canaille nog dan genre, absoluut zonder geest. Die vrouw, die ik zoo tartend had hooren C H A R I V A R I A wel het einde of wil-jelui liever het begin van het einde zijn geweest, dat zij mijn vriendin" zou zijn gewor den, maar haar woest gelach van te voren en haar wild gesnik van dien nacht werkte op mijn herinnering door als een ijsbad. En zij, terwijl zij er op haar best toekwam mij soms met een bleek glim lachje aan te zien, zij hield zich terneer geslagen, droefgeestig in mijn nabijheid op, ging met mij eten in een naburig restaurant, kwam met mij thuis, en ik werkte alsof zij er niet was, en zij deed alsof zij in mijn kamers gewoon was. Dit trof mij toch wel als iets liefs: ik had, begrijpelijk voor een vrijgezel, m'n onder goed 'n beetje verslonst: zij nam het onder handen uit eigen beweging, stopte m'n sokken, naaide hier en daar een knoop aan, zette een stuk in een sleet, maar sprak weinig. Toch vertelde zij mij in een moment van vertrouwelijkheid, dat zij man en kind, 'n meisje, te Toulon, om hem" verlaten had; om hem" café-chantant-zangeres was ge lachen, daarna zoo hartbrekend had hooren huilen: zij was op de Bühne niets anders, niets meer dan 'n veile deern, die met 'n vrij goede stem schouwigheden debiteerde. Zij herkende mij, wierp mij 'n lonk toe, maar ook ditmaal zei zij niets. Ja, nu nog minder dan vroeger".. De Pruisische landjonker had onder de vertelling toch slaap gekregen: onze dagreis was inderdaad vermoeiend ge weest. De kameelen en drijvers lagen te rusten. Bij het licht der sterren keek de ver teller op z'n horloge. Potztausendl" riep hij: het is al tien uur. Icli wünsche gut' Nacht." Wij wikkelden ons in onze dekens, en legden de hoofden op onze zadels neer. Maar voor ik insliep vroeg i k den schil der: heb-je haar later nog terug gezien"? ,.Ze is leider Gottes m'n vrouw ge worden", zei hij zacht. Ee'ti oogenblik later hoorde ik m'n beide reiskameraden snurken. SOEP Ondanks den tnassalen vormbouw heeft zij energische souplesse. Een rijke en soepele techniek. Een overwogen, soepele genuan ceerde vertolking. Art. 265, merkte pleiter op, is steeds zeer soepel toegepast De soepel heid van een man als Dresselhuys f N. R. C.; Monteux' rake en soepele directie " (Gr.) Frankrijk moet zijn methode van onder handelen soepeler maken." l E. S. B.) Als de commissie haar taak soepel opvat. De, leerlingen moeten een innerlijke souplesse krijgen." (H. D.l DE MEERLOOZEN Soep zonder meer. Een gift zonder meer zou de voorkeur verdienen Schrapping van art. 172 zonder meer. Hetgeen niet uitsluit, dat de letter dezen geestelijken zin zonder meer niet openbaart. De H. Schrift bevat geen mededeelingen zondermeer. Geen wonder, dat hij de verkoopster zonder meer laat heen gaan." (N. R. C.) Zij zijn niet zonder meer een teeken van vertrouwen." (E. S. B.) Het verzoek had zonder meer moeten zijn ingewilligd." (H. D.) OP DE GLIBBERIGE PADEN ,,Een helling, die haar eigen graf delft." (N. C.) Ontzaggelijk veel moet er nog worden ingehaald, vooraleer de in den hoek gesmeten vaatdoek van vroeger wederom zal worden een onbesmet tafellaken " (Ing. i. d. O H. C,} Toen ik de wereld met mannenoogen aanzag, traden mij overal hinderpalen inden weg." (N. R. C.) De heer van Gilse werd bij zijn opkomen' zeer hartelijk toegeklapt. Aan het einde van den avond werd de heer van Gilse eenige malen teruggeklapt." (U. D.) Pas op, bij zulke manipulaties, dat je je vingers niet klemt. TAALVERRIJKING De doodptintighcid van den Rijksdag." (O. H. C.) Bijzonder getalenteerde leerlingen." (Haagsch Conserv.) Het bouwrijp maken van een strook grond." (N. K. C.) Degenen, die het brengen tot een rijpheids-kunnen, blijven." ( Versl. Hbl.) TOEKOMSTMUZIEK Als alle vergaderingen in de toekomst werden bezocht als die van gisterenavond l Hij had geconstateerd, dat zoo iets in de toekomst niet meer zou mogen geschieden." (N. R. C.) ,,In de toekomst zullen alleen dan huistelefoon-inrichtingen kunnen worden aange sloten, enz." (Ned. Werkg.) Een tooneelvoorstelling, a la bonheur." <H. D.) Ah! la malheur! Dat lastige Franscli ook. CORRESPONDENTIE D. te G. Zoudt u wellicht eens kunnen hekelen, dat verslaggevers van een rede steeds beginnen met: ,,Spr begon met er of te u/ijzen, enz'"? Br. uit de Prov. Gr. Ct.: De voorzitter opende de bijeenkomst met een enkel woord, waarin hij ernp wees, enz." En even verder: Spr. begint met erop te wijzen, enz." Antu: Ik dank u dat u mij hierop wijst. Als ik wat meer voorbeelden krijg, zal ik er in de Charivaria eens op wijzen, maar ik wijs er op, en ik heb er al nu er op gewezen, dat de lezers mij moeten wij/en waarop ik moet wijzen; dan kan ik erop wijzen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl