De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 19 februari pagina 2

19 februari 1927 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2594 DE HUURWETTEN BUITEN WERKING GESTELD DOOR MR. E. VAN BOLHUIS J, S. MEUWSEN, Hofl. A'dam-R'dam-Den Haag. DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND Zijn Gemeentelijke huurverordeningen mogelijk? "7 IJN gemeentelijke huurverordeningen mogelijk? " Dat is het probleem, dat de laatste weken vele zorgen baart voor de dagelijksche besturen van enkele gemeenten in ons land. Men hoort, dat speciaal de Wethouders, voor. de. Volkshuisvesting dienten gevolge lijden aan een nogal ernstige slapeloosheid. Dit behoeft 'den objectieven beschouwer niet te verwonderen, daar aldus is het deskundig oordeel die gemeenten steeds nog met een tekort aan woningen worstelen, zoodat de huren, althans van bepaalde groepen van huizen, nog aan den hoogen kant zijn. Gemeenten met een onvoldoend aantal woningen, Wethouders met onvoldoenden slaap des nachts: kan het erger? En men vraagt zich met schrik af, wat er dan toch wel gebeurd is. Welnu, de regeering heeft besloten om met ingang van 19 Juli 1927 de z.g. Huurwetten buiten werking te stellen, het bekende drietal: de Huurcommissiewet, de Huuropzeggingswet en de Huuraanzeggingswet. De eerste beoogt huuropdrijving tegen te gaan, de tweede keert zich tegen huuropzeggingen, de derde moet het onbewoond laten van huizen verhinderen. Het trio was geboren uit de bekende vroegere buitengewone omstandigheden: min of meer oorlogs kinderen. De regeering oordeelde, dat deze wetten door de tegenwoordige meer normale ver houdingen niet langer gevorderd werden en haar voortbestaan in strijd zou zijn met de duidelijk uit gesproken bedoeling van den wetgever zelf. Eenvoudiger en duidelijker kan het al niet. Tal van gemeenten waren voorgegaan, waar het dagelijksch bestuur door de opheffing van de Huurcommissie reeds de Huurcommissiewet buiten werking had gesteld. Aan den anderen kant verklaarden enkele gemeentebesturen door de regeering om advies gevraagd waaronder ook het Amsterdamsche, zich tegen den voorgenomen maatregel, daar naar hun meening de buitengewone omstandig heden, waarvan de wetten het gevolg waren, nog niet hadden opgehouden te bestaan. Het verzet mocht echter niet baten. Het zal natuurlijk altijd een questie van betrekke lijkheid blijven, wanneer men het oogenblik gekomen acht, dat wetten als de Huurwetten van het tooneel moeten verdwijnen en vrij spel gelaten moet worden aan de economische krachten: vraag en aanbod. Dat de politieke gezindheid daarbij een rol speelt, behoeft geen nader betoog. Dit punt zuiver een zaak van utiliteit laten wij verder buiten be schouwing. Iets anders is echter komen opdoemen, waarover ook heel wat te zeggen valt. Op 3 Februari j.l. is te Amsterdam een protestver gadering gehouden tegen het voornemen van de regeering om de Huurwetten op te heffen. De Amsterdamsche Wethouder, de heer de Miranda, voerde daar ook het woord. Uit het verslag van die bijeen komst in Het Volk" van 4 Februari d.a.v. nemen wij uit zijn rede het volgende over: Hoe moet het nu? vroeg spr. zich af. Wij kunnen de besluiten niet meer ongedaan maken. Een officieel kommuniquévan de regeering bracht spr. op een idee. Daarin stond, dat de verantwoordelijkheid voor den toestand na de opheffing in de eerste plaats bij de gemeenten berusten zou. Plaatselijk, zei de minister later tegen Kupers, zou men zich moeten afvragen hoe de schok dien hij notabene zelf toe brengt kon worden opgevangen. Wij hebben, zegt spr., onze rechtskundige advi seurs geraadpleegd waarbij ook een die niet in HUIS GT2 HAARD HEEREINGRACHT SOO AMSTERDAM M&UBELE.H TAP'JTE.» gemeentedienst is, n.l. Mr. G. v. d. Bergh om te onderzoeken of wij wat konden doen. En zij meenen, dat het wél kan en wel volgens art. 135 van de Ge meentewet. De regeering trekt zich terug en het terrein, dat wij anders niet mogen betreden, komt vrij. Op het zelfde oogenblik, dat de regeering de wettelijke be perking opheft, kan de gemeente maatregelen ge troffen hebben. De zaak is nog niet in kannen en kruiken, de uitvoering moet nog uitgewerkt worden. Utopisch is het niet en als de raad wil, komt het in orde". Hiermede zijn natuurlijk gemeentelijke huurverordeningerf bedoeld, welke willen zij behoorlijk effect hebben in den geest van de gezamenlijke Huurwetten moeten zijn. Want met maatregelen ten opzichte van het huurbedrag is men er nog niet; de gemeentelijke regeling moet zich ook kunnen uit strekken tot de huuropzegging en het onbewoond laten van huizen. Zijn dergelijke gemeentelijke huurverordeningen principieel bestaanbaar, of liever, is de gemeentelijke wetgever bevoegd dergelijke huurverordeningen in het leven te roepen? Slaan wij de Grondwet van ons land op, dan lezen wij in artikel 151, dat het burgerlijk- en handelsrecht en het burgerlijk- en militair strafrecht bij de wet in algemeene wetboeken worden geregeld, behoudens de bevoegdheid van de wetgevende macht om enkele onderwerpen in afzonderlijke wetten te regelen. Doch artikel 144 van diezelfde wet bepaalt o.a., dat de Raad de verordeningen maakt, die hij in het belang der gemeente noodig oordeelt. Het met deze bepaling correspondeerend voorschrift van de Gemeentewet, artikel 135, zegt in geheel andere bewoording, dat aan den Raad behoort het maken van de verorde ningen, die in het belang der openbare orde, zedelijk heid en gezondheid worden vereischt en van andere betreffende de huishouding der gemeente. Op het eerste gezicht lijkt artikel 135 der Ge meentewet een in de practijk veel gemakkelijker te hanteeren regel. Wie dat gelooft, komt echter be drogen uit. Het is hier niet de plaats om dat uiteen te zetten. Genoeg zij, dat de regeering in het ontwerp van wet tot herziening van de Gemeentewet schreef: Het geldende art. 135 is dikwijls als limitatief aan gemerkt. Om deze opvatting te voorkomen is in het eerste lid van art. 136 van het ontwerp het tweede lid van art. 144 der grondwet overgenomen, waardoor de ruime omvang van 's raads verordenende macht en zijne bevoegdheid om, behoudens de werking van het koninklijk vernietigingsrecht, te beoordeelen wat in het belang der gemeenten te regelen noodig is, buiten allen twijfel wordt gesteld". Artikel 136, eerste lid, zou volgens het ontwerp moeten luiden: Aan hem (den Raad) behoort het maken van de verordeningen, welke hij in het belang der gemeente noodig acht". Wij nemen dus eenvoudigheidshalve aan, dat de gemeentelijke wetgever elk algemeen gemeentebelang bij verordening mag regelen. Volgens artikel 150 der Gemeentewet mogen de plaatselijke verordeningen niet treden in hetgeen van algemeen Rijks- of provinciaal belang is. Bij twijfel of eene verordening dit doet, verbindt zij totdat artikel 153 is toegepast, volgens welk voorschrift de plaatselijke verordeningen, zoover zij met de wetten of het algemeen belang strijden, door de Kroon kunnen worden geschorst of vernietigd. En in artikel 151 is bepaald, dat de bepalingen van plaatselijke verordeningen in wier onderwerp door een wet, een algemeene maatregel van inwendig bestuur of eene provinciale verordening wordt voorzien, van rechts wege ophouden te gelden. Zoowel de Kroon als de wetgever begrenzen dus den omvang van de wetgevende bevoegdheid van den Gemeenteraad. Daarnevens toetst de rechterlijke macht dit is vaste jurisprudentie de gemeente lijke verordening aan de bepalingen van wet en grond wet, ook van artikel 135 der Gemeentewet. Men zal nu allicht vragen wat er dan voor den gemeentelijken wetgever te regelen overblijft, nu de wetgever het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Strafrecht heeft vastgesteld met daarnevens tal van andere wetten. Aangenomen wordt echter, de Raad bezit een z.g. aanvullingsbevoegdheid. Heeft de wetgever een of ander onderwerp uitputtend geregeld, dan moet de gemeentelijke wetgever zijn handen thuis houden; zoo niet, dan is aanvulling mogelijk. Het motief, dat bij den wetgever heeft voorgezeten, geeft dus den doorslag. i De eerste klip, welke een gemeentelijke huurverordening zal moeten ontzeilen, is derhalve het Ko ninklijk vernietigingsrecht, dat toegepast kan worden zoowel in geval van strijd met de wet als in geval van strijd met het algemeen belang. Vernietigingen wegens strijd met de wet komen zoo goed als niet meer voor; meer en meer wordt het algemeen belang als toetssteen genomen, een begrip, dat rek- en plooibaar is. De regeering nu achtte het een algemeen belang, om de Huurwetten buiten werking te stellen. Komt een Gemeenteraad dan niet in conflict met dat algemeen belang, wanneer hij door middel van gemeentelijke verordeningen toch het met de Huur wetten beoogde doel langs een omweg tracht te bereiken? Zelfs al mag een Gemeenteraad huurver ordeningen een gemeentebelang oordeelen en de rechterlijke macht dit onderschrijven, de Kroon kan het vernietigingsrecht toepassen. En de kans, dat dat gebeurt, lijkt ons niet gering, juist omdat nog in een klein aantal gemeenten de Huurwetten toepassing vinden en desondanks de regeering hare opheffing. noodig achtte. Het Koninklijk vernietigingsrecht zal dus geen spook, maar een gevaarlijke klip blijken te zijn. De Hooge Raad huldigt de opvatting?laatstelijk neergelegd in zijn arrest van 29 November 192t> (W. v. h. R. no. 11581) dat de doelmatigheid van een gemeentelijke verordening niet aan de beoor deeling van de rechterlijke macht staat. Dat is dus a! een stap in de al naar men wil goede dan wel slechte richting ! Doch: huurverordeningen beperken de vrijheid van het aangaan van overeenkomsten van huur en ver huur, beperken ook het eigendomsrecht; huurver ordeningen moeten op grond van artikel 135 der Gemeentewet mogelijk zijn. Kunnen zij het toetsingsrecht van den rechter doorstaan? Juist wat artikel 135' aangaat hebben wij een praecedent in het arrest van den Hoogen Raad van 5 Maart 1923 (W. v. h. R. no. 11062), waarbij de Heldersche prijszetting voor melk werd gesanctionneerd 1). Ons hoogste rechtscollege overwoog n.m. met betrekking tot de beweerdeschending van artikel 135 der Gemeentewet, dat een verordening, waarbij een inaximum-prijs wordt vastgesteld voor melk, ais beoogende een voor de volksgezondheid noodzakelijk voedingsmiddel tegen een redelijken prijs binnen het bereik van zooveei mogelijk ingezetenen te brengen, niet regelt een zuiver particulier belang der gemeentenaren doch een alge meen gemeentelijk belang, dus betreft de huishouding: der gemeente, en meer bepaald ook de openbare gezondheid, zijnde eenig verder element van open baarheid geen wettelijk vereischte voor hare geldig heid, terwijl daaraan niet afdoet, dat bij die regeling ook het bijzonder belang der melkverkoopers be trokken is. Kan dit mutatis mutandis niet even goed van plaatselijke huurverordeningen in den geest van de Huurwetten gezegd worden? Over de beperking van de contractsvrijheid en het eigendomsrecht is in het Heldersche melkprijsarrest met geen woord gerept. De Hooge Raad achtte de verordening blijkbaar een geoorloofd staaltje vait een aanvullende regeling. Zoo zal eventueel ook het oordcel kunnen luiden ten opzichte van gemeentelijke huurverordeningen. De conclusie kan dus geen andere zijn dan dat de huurbepalingen, door den Raad vastgesteld, zeerwaarschijnlijk geen last zullen ondervinden van de rechterlijke macht. Thans rest ons nog een kort woord over den practischen kant van deze zaak. Mr. G. v. Poelje heeft daarop in een interview met de Telegraaf (Avondblad van 7 Februari j.l.) de aandacht gevestigd. De heer Van Poelje wees op de onmogelijkheid om n prijs bepaling in het leven te roepen, op het slechts adviseerende karakter van een eventueele gemeentelijke huurcommissie, op de regeling van het hooger beroep. etc., etc. Allerlei moeilijkheden en questies liggen volgens hem in het verschiet. Zeker, de practische kant zal hoewel misschien niet onoverkomelijk een struikelblok zijn, waar mede niet te spotten valt. Alles bij elkander genomen lijkt ons de levensvat baarheid van gemeentelijke huurverordeningen niet groot. 1) Artikel i van de ,, Verordening np den prijs van melk" luidde: Het is aan melkverkoopers verboden melk te koop of in ruil aan te bieden, te verkoopen, te verruilen, af te leveren of ter beschikking te stellen tegen prijzen Iwoger dan 13 cent per liter voor melk, 18 cent per liter voor gepasteuriseerde of gesteriliseerde melk....'' BATENBURG 6 FOLMER (G. W. FOLMER) DEN HAAG, HUYGENSPARK 22 BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS MET SAFE-INRICHTING VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE INTERNATIONALE TRANSPORTEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl