Historisch Archief 1877-1940
Nö. 2594
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
KlSttaÊl D G. UITD LANDWEER HET ANNEXATIE VRAAGSTUK EN DE KAPITAALSVLUCHT
Heerengracht 396 Amsterdam tot l Maart
Tentoonstellinggraphisch werk door KatheKollwitz
UIT DE NATUUR:
R IJ P EN NEVEL
DOOR DR. JAC. P. THIJSSE
Teeken/nQ voot ,,de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaen
DEZE mondjesmaat-winter heeft ons nu ook een
halven rijpdag gegeven, al de schoonheid, zonder
den last. Het was juist genoeg, om de boomen te doen
uitkomen in hun bijzonder karakter en om in het
onderhout en langs de hagen de afgestorven stengels
van velerlei kruid in onverwachte praal te voor
schijn te 'tooveren. Overjarige stengels van kervel
met de schermstralen nog intact, zigzaggend
kleefkruid, die hun dubbele vruchtjes nog behouden
hebben, vorksgewijs vertakte vruchtstengels van
koekoeksbloem, dat alles en nog veel meer staat
daar opeens in forsche witte omlijning en tegelijk in
teere vergankelijkheid.
Maar de boomen trekken het meest de aandacht
n daar trekken dan ook de drommen der fotografen
op los. De eene boomensoort neemt de rijp gracieuser
op dan de andere en onder allen spant de onbetaal
bare iep de kroon. De iepeveeren en de iepepluimen
zijn vanzelf al sierlijk gebogen en wanneer de rijp nu
niet al te zwaar is, en dat was Zaterdag het geval,
dan wordt dat fraai verloop alleen nog een weinig
geaccentueerd en we krijgen boomfiguren te aan
schouwen van romantische schoonheid, treffend door
kracht en deemoed. Een rijtje ranke iepen, wijd
geplant langs een pad door de bollenvelden en een
ietsje eenzijdig onder invloed van den zeewind, maakte
op dezen Februari-morgen den indruk van een bij
zonder rijk en goed verzorgd decor.
De beuk gedraagt zich onder de rijp lang zoo
aantrekkelijk niet als de iep, alleen de heel, heel
oude beuken zijn al dadelijk mooi. Maar de jongeren
en daarmee bedoel ik ook nog de zestigjarigen
hebben hun kroon nog vol met stugge uitsteeksels
en die worden er door de rijp nog stugger op.
Wanneer de ijskristallen nu al grooter en grooter
worden en de rijpmassa al zwaarder wordt dan
buigen de beuketakken om, doch niet in natuurlijke
bochten, zooals de iep dat doet, maar in wendingen
die vreemd zijn aan den boom. De eiken en de linden
laten zich minder van de wijs brengen. De groote
grove dennen zijn haast even mooi als de iepen
en de zeepijnen ook. De sparren evenwel krijgen
een vreemden vorm, vooral de zilversparren en dat
zijn dan nogal dezelfde boomen, die zich onder
een sneeuwlast zoo prachtig weten te gedragen.
Maar rijp is dan ook heel iets anders dan sneeuw.
Het zijn koude neveldeeltjes die kristalliseeren
tegen een koud vast voorwerp.
Als de neveldeeltjes niet koud zijn en het vaste
voorwerp ook niet, dan komt er geen rijp, maar dan
vereenigen zich de neveldeeltjes tot watermassa's
en het voorwerp wordt flink nat, zoo zelfs dat het
water er bij langs loopt. Het kan dan in stroomen
bij de stammen omlaag gudsen en plassen vormen
langs de boschpaden. Trouwens, als de rijp ont
dooit, dan komt er evenveel water naar beneden,
hetzij afdruipend langs takken en stammen, hetzij
als een natte ijsmassa, die een poosje lang den grond
blijft bedekken.
Elke boom brengt zoodoende een groote hoe
veelheid water op den grond, die er anders niet zou
komen en eenvoudig in nevelvorm verder door den
wind zou worden weggevoerd. De hoeveelheid van
dat water hangt af van de dichtheid en den duur
van den nevel en de kracht van den wind. Doorgaans
is er bij rijp of nevel slechts weinig wind, maar
zelfs een gering verschil in dat weinige heeft toch
nog invloed op de hoeveelheid der aangevoerde
nevel. In ons mistig landje moeten de boomen
zoodoende stellig wel veel water opvangen.
Ik weet niet, of de meteorologen die hoeveelheden
al eens gemeten of berekend hebben, 't Is niet
zoo heel gemakkelijk, maar de rijp stelt ons in
de gelegenheid, om bij benadering er iets van te
weten te komen. Als we maar weten, hoe groot de
gezamenlijke lengte van de takken, twijgen en twijg
jes van een boom'is en hoe dik de rijp er op zit, dan
zijn we klaar. Nu heb ik in mijn tuin een klein
piramide-peppeltje staan, dat opgeschoten is uit een
QQKTFPED:.IPOESKE
ZANDBLAD - SIGAREN 8 tntO ets.
DE JACHT OP..DE GOUDEN VLINDERS
wortel van een grooten boom, die een eindweegs
verder staat en in zijn top begint te sterven. Van
dat kleine peppelstruikje kon ik de gezamenlijke
lengte van de twijgen meten en die bedroeg pïm.
110 M. Een flinke rijpdag geeft al gauw een korst
van anderhalve centimeter breed en een halven
centimeter dik en dat struikje kan dus op n
rijpof mistdag 7.5 L. water vangen. De peppel zelf is
dertig zulke struikjes groot en vangt dus 225 L.
water per neveldag. Het is geen groote boom,
middelsoort groote beuken hebben minstens viermaal
zooveel taklengte en kunnen dus op een dag wel
een kubieken meter water vergaren. Als je eens bij
nevel bij zoo'n boom blijft stil staan en ziet, hoe
het water er langs stroomt, dan krijg je den indruk,
dat de hoeveelheid nog wel grooter, zelfs veel
grooter kan zijn. Ik erken, dat mijn berekeningen
onzuiver zijn geworden, zoodra ik mijn kleine
peppeltje verliet, maar ik ben in mijn schattingen
eerder te laag dan te hoog gegaan. Wanneer we de
berekening voortzetten, dan komen we tot de uit
komst, dat er niet eens zoo buitengewoon veel
neveldagen noodig zijn, om het bosch de hoeveelheid
water te verschaffen, die het noodig heeft voor zijn
voeding en transpiratie. Inderdaad verkrijgen de
bosschen op de hoogten van de Galapagos-eüanden, waar
het haast nooit regent, hun watervoorraad, doordat
zij zelf de nevels opvangen en daar schiet dan nog
genoeg van over, om hier en daar moerassen te
vormen.
De hoeveelheid regen, die in Neder-land valt, is
niet groot, gemiddeld driekwart meter per jaar en
heel dikwijls blijft het beneden het gemiddelde, zoo
als nu weer in het laatste halfjaar. Wij kunnen
dan zoo'n bijslag, afkomstig van nevel heel best
gebruiken en wel in het bijzonder in_de bosschen|Van
KONINKLIJKE BAZAR
82, ZEESTRAAT DEN HAAG
WAAR U ZOEKT, WAT U WENSCHT,
EN WENSCHT WAT U VINDT.
de duinen en daar hebben we den nevel uit de
eerste hand. Misschien zelfs zou het voordeelig
kunnen blijken om winplaatsen van waterleidingen,
die men thans dikwijls kaal laat liggen, te
bebosschen. In den eersten tijd zouden die bosschen
misschien meer water door verdamping afgeven
dan ze door nevelvang verzamelen, maar zoodra de
boomen maar groot en"takkenrijk genoeg zijn, wordt
dat anders. Wellicht zou een bebossching van de
Ainsterdamsche Waterleidingduinen velerlei zeer
groote onverwachte voordeden kunnen afwerpen.
Hun uitgestrektheid is groot genoeg, om eens in een
geschikt gedeelte een flinke proef te nemen.
VLLPENHOUDER MICROSCOOP
Nieuw lin. vergrooting 20 X fl. 2,25 bij vooruitbetaling.
J O S. H A R T O G, Opticien
Hoofdsteeg 17 Nobelstraat 28
Rotterdam Utrecht.