De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 19 februari pagina 9

19 februari 1927 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

«o. 2594 DE GROENE AMSTERDAMMER; WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VOOR VROUWEN JAPONNEN EN JAS;SEN DOOR R. P. J. TUTEIN?NOLTHENIUS HET boek De Kleeding onzer voorouders" ge schreven door J. H. der Kinderen?Besier, Skomt nog juist bijtijds. Of misschien reeds te laat? Want bij de bekende schoonmaakwoede der Neder3andsche vrouw, wordt de kans kleiner en kleiner ?dat hier en daar in kasten en kisten nog kleeding:stukken schuilen van het voorgeslacht; kleeding:stukken, welke te huis onnoodig plaats beslaan, doch 3n onze openbare verzamelingen zoozeer konden bijdragen tot vrooüjke stoffeering. Helaas, al heeft de vlijtige schrijfster haar werk -.verlucht met 50 zelfvervaardigde teekeningen en 5 ?photo's, hoe blijkt uit dat boek de armoede van ons IRijksmuseum, en hoe zeer is het noodig die verza meling aan te vullen! Haar boekje zal hiertoe zeker bijdragen. Want :aanzien doet gedenken; en wie met deze, niet enkel leerrijke maar ook zeer leesbare, studie kennis maakt, :zal lust gevoelen mevr. der Kinderen bij te staan, :zoodat een tweede druk eene zeer vermeerderde kan worden! Het bovenstaande geldt den leek. Voor wie als kleermaker of als kostuumnaaister nut wil trekken uit dit boek, heeft de schrijfster de schaar ter hand genomen, de costumes ontleed, er nauwkeurige pa tronen van nageknipt en deze afgebeeld, voorzien van de noodige maten. Doch waarvan de gewone lezer het meest zal ge nieten, zijn de bij elk hoofdstuk gevoegde pittige beschouwingen over de toenmalige modes. En wat 'hem zeer zeker zal verbazen, is de rhythmus van de vrouwelijke mode. Men bezie slechts Plaat l, waarop «de dames-silhouetten zijn afgebeeld, van 1750 tot 1900. Eb en vloed! Nog juister: de gekleede ?vrouw doet denken aan een parasol: bij mooi weer ?wijd uitstaande, bij slecht weer gesloten. Zoo ook ??volgt de dameskleeding de politieke weersgesteldheid. !Hoe vroolijk, hoe onbezorgd, was het leven vlak voor ?de< Revolutie! En opnieuw welk een Carnaval was ihet Tweede Keizerrijk! Wijd staan dan ook uit de ioepelrpkken in het tijdperk 1750?1785; niet min der wijd de crinolines van 1855 (geenszins eene uitvinding van Keizerin Eugénie, gelijk de schrijf ster terecht opmerkt). Maar Revolutie en Eerste Keizerrijk! Welk een sombere tijd ! De parasols zijn dichtgedaan; als om een stok kleeft de kleeding aan het lijf. En ook nu weer in dezen na-oorlogstijd, storm-en-regenperiode, hoe eng is de kleeding l En zijn de rokken niet kort geworden, ten einde vrij ?te blijven van den politieken modder, waardoor het amenschdom moet waden? Moge mevr. der Kin«deren lang genoeg leven om nog eenmaal de rokken ?wijd te zien uit staan en de zon te voelen schijnen ! Want zooals de schrijfster opmerkt de variatie .en transformatie der klee'dij waren niet enkel gril en .luim, gelijk dan ook de scheppers der mode heusche .artiesten zijn ! Trouwens geen enkele mode is leelijk panders zouden de dames zich die zeker niet laten ?welgevallen!} Wie oud genoeg is om vele modes te 'thebben zien opkomen en verdwijnen, zal eerlijk be.kennen dat alle geene uitgezonderd op haren tijd ibekoorlijk waren, en het hart deden ontvlammen niet voor de japonnen, doch voor de draagsters. Op haren .tijd l Niet daarna! In eene mode moet ?;men zich .?inleven". Waarom voldoet geen enkel .<maskeradepak, voor wie scherp oplet? Waarom zien zelfs de meest hooggeboren dames en heeren, als zij izich uitdossen als markiezinnen en talons-rouges, er uit als verkleede knechts en kameniers? Omdat zij niet in dat costuum zijn ingegroefd. Zoo maakte zelfs de heldhaftigste schutterskapitein nooit den 'indruk van een krijgsman; en de hedendaagsche ambtenaar in statiegewaad, zelfs al zwoegt zijn borst onder de Tidderorders, ziet er minder gedisrtingueerd uit dan de :lakeien onzer koningin. Want ,.deze zijn n geworden naet hun pakje; bij den staats dienaars huist daarentegen het ambtscostuum in de .kamferkist. Zijn HoogEdelgestrenge is slechts de .kapstok, waarop zulks nu «n dan wordt uitgelucht. 1 Leerrijk zijn hieromtrent de herinneringen van den '.graaf d'Haussonville, de echtgenoot van Louise de Brogtie, kleindochter van mevrouw de Staël. Hij deelt mede dat het klassieke répertoire (o.a. Molière) nog in 1830 gespeeld werd niet in Lodewijk XIVdracht, doch in het hof kostuum van even vóór de Revolutie (1789). Aan Alceste, ihomme aux rubans .verts, was geen enkel lintje te bespeuren, en Clitandre i-idroeg evenmin de blonde pruik, als de rhingrave of ,.de gr.ands^canons, waarmede hij zich inbeeldt C limênes hart te veroveren. Welnu, niettegenstaande dus alle acteurs, jaar in, jaar uit, dat hofkostuum -droegen, was er toch slechts n, die volgens de kenners er zich behoorlijk in bewoog. Deze zeer . :bedaagd had in zijne jonge jaren die kleeding nog ,.vjen dragen ,aan het;hof. WAT DE MODE BRENGT Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer" door E. Can/er Crème;?van der Does Wandeljurk van randkleurige velours de laine. Voorbaan van den rok geplisseerd. Kraag-, vest- en mouwstukken van crukleurige crëpe georgette. Hoed van zandkleurig vilt met oranje en zwart lint DE KLEEDING ONZER VOOROUDERS DOOR ELIS. M. ROGGE Hoogst vermakelijk is ook wat d'Hausonville verhaalt van zijn eigen wedervaren op een hofbal bij Karel X, even vóór diens... .verdwijnen. Alle genoodigden moesten in kostuum of in uniform zijn, de burgerlijke rok was den Bourbons niet voornaam genoeg. En zóó groot was het aantal uniformen dat om een of andere reden toen door den adel gedragen kon worden, dat hij van alle gasten alleen uniformloos overbleef. Hoe zich te redden uit deze moeilijkheid? Gelukkig was het hofcostuum" van 1780 niet afge schaft, al werd het niet meer gedragen. Derhalve ging hij naar den costumier van het Théatre francais, en deze kon hem nog bijtijds helpen aan een mooi exemplaar (vijfhonderd franken huur voor n avond, waarbij de vader van den toen burggraaf" d'Haussonville de noodige oude kant voegde voor jabot en man chetten). Welk schitterend succes! De hertogin de Berry, die anders slechts met ambassadeurs of mi nisters danste, verwaardigde zich ter wille van dit unicum met het jongmensch rond te huppelen. Nog hooger eer: de koning liet hem roepen, verzocht hem zich rond te draaien, opdat hij alle kanten kon genieten van dit kostuum uit zijne jonge jaren ! Ten slotte nam Zijne Majesteit den steek van het jongmensch, en plaatste deze onder Hoogstdeszelfs arm, ten einde hem te toonen hoe die gehouden moest worden ! Want het zijn juist zulke nuances, die echt" maken. En d'Haussonville, hoewel van ouder tot ouder hoffahig, bezat deze traditie niet. De Napoleon tische storm had al zulke overleveringen weggevaagd. Helaas, hoe de poppen, welke mevr. der Kinderen zoo zorgvuldig bekleedde, het kostuum te leeren dragen? Wellicht zijn de geesten der vroegere bezitsters zóó gevoelig voor hare goede zorgen, dat zij haar dit groote geheim influisteren. In alle geval, betaamt het ons voorgeslacht deze onvermoeide werkster even dankbaar te zijn, als het huidige zulks is, en het nageslacht dit zeer zeker zal wezen. DE heer Tutein Nolthenius nam mij de pen uit de vingers, toen ik bezig was, het ;boekje van mevr. der Kinderen?Besier te bespreken. Gaarne liet ik den geachten schrijver het eerst aan het woord, doch wil als naschrift nog accentueeren wat, van vrouwenstandpunt gezien, aan dit boekje een bijzon dere waarde geeft. De schrjjfster heeft nml. een wetenschappelijke studie ondernomen over de techniek van het kleedirigr vraagstuk. In hoofdzaak behandelt zij de snit en de samenstelling van de damesjQponneh en heerenjassen uit een vroeger tijdperk, zoover deze aanwezig zijn in het Rijksmuseum te Amsterdam. Want ook de snijkunst vraagt haar plaats in de kunstgeschiedenis. Geschriften over dit onderwerp bezitten wij niet, ten minste niet van de kleeding der 18e en 19de eeuw, toen de kunstige ineenzetting der dames- en heerenkleedij met de weelderige vormen der mode hand aan hand moest gaan. Wel heeft Maaskamp in 1829 ons een kostelijk boek gegeven over de volksdrachten, zeden en gewoonten in de Noordelijke provinciën van het Koningrijk der Nederlanden. Daarin vinden wij bij een serie gekleurde platen in Fransche en Hollandsche tekst de kleeding van dien tijd uiterst nauwgezet verklaard en uitgeplozen. Ook. bezjtterv wij o, a. d« belangrijke Duitsche modeboekjes van Max von Boehn en Dr. Oskar Fischel. Wij hebben de uitgebreide studie van Racinet die kleeding, zeden en gewoonten van de vroegste tijden tot begin 19e eeuw in lijvige boekdeelen, rijk met kleurplaten voorzien, vastlegde. Doch deze studiewerken bepalen zich tot het uiterlijk van de modekleeding. Ook in Hans Mützler's Korstümkunde für Sammler wordt bij de vele kostuumplaten alleen den nadruk gelegd en in teekening gedemonstreerd de hoogst eenvoudige practische snit van het Oostersch gewaad met zijn constructie van rechthoeken. Mevr. der Kinderen echter drkigt dieper door in het kleedingvraagstuk. Nauwgezette conscient/éuze werkster als zij is, maakt zij van de snit der kleeding een grondige studie. Zij denkt daarbij aan het belang der meisjesvakscholen voor welke nog geen Hollandsen leerboek over deze periode die ons toch het naast ligt, bestaat. Onder haar oogen worden de patronen van de kostuums afgenomen, de maten in cijfers ge noteerd. Haar eigenhandig geteekende kostuumschetsen sluiten zich daarbij nauwkeurig aan. De loop der naden, de rimpeling en plooienval der stof, alles wordt tot in de kleinste details op de teekening aange toond. Een uitvoerige beschrijving is bij elk kostuum gevoegd. Het boek van mevr. der Kinderen is geen schepping van het oogenblik, het moet, wilde het een betrouw baar handboek zijn, een studie van jaren zijn geweest. Er was heel wat tasten en zoeken noodig voordat alles zóó overzichtelijk, in het verband zooals het vóór ons ligt, in druk kon worden gebracht. De vastgestelde omvang dezer uitgave heeft mevr. der Kinderen wellicht er toe gebracht met de patroonplaten op te houden bij het ontstaan der modejournalen, 't Is waar, deze patronen zijn dus elders te vinden. Doch haar leerboek of handboek is daardoor onvolledig. Hoe kostelijk zou de verge lijking kunnen zijn tusschen knippatroon en samen stel van de pompeuse gala robe 1777 en de sluike japon 1900 beide op plaat l gegeven, Nog scherper ware het contrast uitgekomen bij de simpele robe chemise 1926 in haar decadente avondsnit. Doch de schrijfster ontving de opdracht een gids voor de georganiseerde kleedingcollectie in het Nederlandsch Museum te schrijven en deze verzame ling loopt niet tot onze hedendaagsche modedracht. Moge het Museum, weldra tal van mooie aanwinsten in haar kostuumgalerij kunnen boeken, zoodat mevr. der Kinderen haar documenteel behandelde kostuum geschiedenis kan voortzetten en wij een standaard werk van beteekenis krijgen over een gebied, dat nog onontgonnen was. Ook voor ons Nederlandsch tooneel, waar met de historische kleedij soms zoo eigenaardig wordt om gesprongen, is een dergelijk werk van groot belang. J. H. Der Kinderen?Besier. De kleeding onzer voorouders 1700?1900. De kostiiumafdeeling in het Nederlandsch Museum voor geschiedenis en kunst te Amsterdam. S. L. Van Looy, Amsterdam, 1926. Wie YOGHURT van OUD-BUSSEM eet, wordt oud, maar blijft jong, KERKSTRAAT 187. - TELEFOON 49344.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl