Historisch Archief 1877-1940
«o. 2594
DE GROENE AMSTERDAMMER; WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
VOOR VROUWEN
JAPONNEN EN JAS;SEN
DOOR R. P. J. TUTEIN?NOLTHENIUS
HET boek De Kleeding onzer voorouders" ge
schreven door J. H. der Kinderen?Besier,
Skomt nog juist bijtijds. Of misschien reeds te laat?
Want bij de bekende schoonmaakwoede der
Neder3andsche vrouw, wordt de kans kleiner en kleiner
?dat hier en daar in kasten en kisten nog
kleeding:stukken schuilen van het voorgeslacht;
kleeding:stukken, welke te huis onnoodig plaats beslaan, doch
3n onze openbare verzamelingen zoozeer konden
bijdragen tot vrooüjke stoffeering.
Helaas, al heeft de vlijtige schrijfster haar werk
-.verlucht met 50 zelfvervaardigde teekeningen en 5
?photo's, hoe blijkt uit dat boek de armoede van ons
IRijksmuseum, en hoe zeer is het noodig die verza
meling aan te vullen!
Haar boekje zal hiertoe zeker bijdragen. Want
:aanzien doet gedenken; en wie met deze, niet enkel
leerrijke maar ook zeer leesbare, studie kennis maakt,
:zal lust gevoelen mevr. der Kinderen bij te staan,
:zoodat een tweede druk eene zeer vermeerderde kan
worden!
Het bovenstaande geldt den leek. Voor wie als
kleermaker of als kostuumnaaister nut wil trekken
uit dit boek, heeft de schrijfster de schaar ter hand
genomen, de costumes ontleed, er nauwkeurige pa
tronen van nageknipt en deze afgebeeld, voorzien
van de noodige maten.
Doch waarvan de gewone lezer het meest zal ge
nieten, zijn de bij elk hoofdstuk gevoegde pittige
beschouwingen over de toenmalige modes. En wat
'hem zeer zeker zal verbazen, is de rhythmus van de
vrouwelijke mode. Men bezie slechts Plaat l, waarop
«de dames-silhouetten zijn afgebeeld, van 1750
tot 1900. Eb en vloed! Nog juister: de gekleede
?vrouw doet denken aan een parasol: bij mooi weer
?wijd uitstaande, bij slecht weer gesloten. Zoo ook
??volgt de dameskleeding de politieke weersgesteldheid.
!Hoe vroolijk, hoe onbezorgd, was het leven vlak voor
?de< Revolutie! En opnieuw welk een Carnaval was
ihet Tweede Keizerrijk! Wijd staan dan ook uit de
ioepelrpkken in het tijdperk 1750?1785; niet min
der wijd de crinolines van 1855 (geenszins eene
uitvinding van Keizerin Eugénie, gelijk de schrijf
ster terecht opmerkt). Maar Revolutie en Eerste
Keizerrijk! Welk een sombere tijd ! De parasols
zijn dichtgedaan; als om een stok kleeft de kleeding
aan het lijf. En ook nu weer in dezen na-oorlogstijd,
storm-en-regenperiode, hoe eng is de kleeding l
En zijn de rokken niet kort geworden, ten einde vrij
?te blijven van den politieken modder, waardoor het
amenschdom moet waden? Moge mevr. der
Kin«deren lang genoeg leven om nog eenmaal de rokken
?wijd te zien uit staan en de zon te voelen schijnen !
Want zooals de schrijfster opmerkt de variatie
.en transformatie der klee'dij waren niet enkel gril en
.luim, gelijk dan ook de scheppers der mode heusche
.artiesten zijn ! Trouwens geen enkele mode is leelijk
panders zouden de dames zich die zeker niet laten
?welgevallen!} Wie oud genoeg is om vele modes te
'thebben zien opkomen en verdwijnen, zal eerlijk
be.kennen dat alle geene uitgezonderd op haren tijd
ibekoorlijk waren, en het hart deden ontvlammen
niet voor de japonnen, doch voor de draagsters.
Op haren .tijd l Niet daarna! In eene mode moet
?;men zich .?inleven". Waarom voldoet geen enkel
.<maskeradepak, voor wie scherp oplet? Waarom zien
zelfs de meest hooggeboren dames en heeren, als zij
izich uitdossen als markiezinnen en talons-rouges,
er uit als verkleede knechts en kameniers? Omdat
zij niet in dat costuum zijn ingegroefd. Zoo maakte
zelfs de heldhaftigste schutterskapitein nooit den
'indruk van een krijgsman; en de hedendaagsche
ambtenaar in statiegewaad, zelfs al zwoegt zijn
borst onder de Tidderorders, ziet er minder
gedisrtingueerd uit dan de :lakeien onzer koningin. Want
,.deze zijn n geworden naet hun pakje; bij den staats
dienaars huist daarentegen het ambtscostuum in de
.kamferkist. Zijn HoogEdelgestrenge is slechts de
.kapstok, waarop zulks nu «n dan wordt uitgelucht.
1 Leerrijk zijn hieromtrent de herinneringen van den
'.graaf d'Haussonville, de echtgenoot van Louise de
Brogtie, kleindochter van mevrouw de Staël. Hij deelt
mede dat het klassieke répertoire (o.a. Molière)
nog in 1830 gespeeld werd niet in Lodewijk
XIVdracht, doch in het hof kostuum van even vóór de
Revolutie (1789). Aan Alceste, ihomme aux rubans
.verts, was geen enkel lintje te bespeuren, en Clitandre
i-idroeg evenmin de blonde pruik, als de rhingrave of
,.de gr.ands^canons, waarmede hij zich inbeeldt C
limênes hart te veroveren. Welnu, niettegenstaande
dus alle acteurs, jaar in, jaar uit, dat hofkostuum
-droegen, was er toch slechts n, die volgens de
kenners er zich behoorlijk in bewoog. Deze zeer
. :bedaagd had in zijne jonge jaren die kleeding nog
,.vjen dragen ,aan het;hof.
WAT DE MODE BRENGT
Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer" door
E. Can/er Crème;?van der Does
Wandeljurk van randkleurige velours de laine.
Voorbaan van den rok geplisseerd. Kraag-, vest- en
mouwstukken van crukleurige crëpe georgette.
Hoed van zandkleurig vilt met oranje en zwart lint
DE KLEEDING ONZER
VOOROUDERS
DOOR ELIS. M. ROGGE
Hoogst vermakelijk is ook wat d'Hausonville
verhaalt van zijn eigen wedervaren op een hofbal
bij Karel X, even vóór diens... .verdwijnen. Alle
genoodigden moesten in kostuum of in uniform zijn,
de burgerlijke rok was den Bourbons niet voornaam
genoeg. En zóó groot was het aantal uniformen dat om
een of andere reden toen door den adel gedragen kon
worden, dat hij van alle gasten alleen uniformloos
overbleef. Hoe zich te redden uit deze moeilijkheid?
Gelukkig was het hofcostuum" van 1780 niet afge
schaft, al werd het niet meer gedragen. Derhalve
ging hij naar den costumier van het Théatre francais,
en deze kon hem nog bijtijds helpen aan een mooi
exemplaar (vijfhonderd franken huur voor n avond,
waarbij de vader van den toen burggraaf"
d'Haussonville de noodige oude kant voegde voor jabot en man
chetten).
Welk schitterend succes! De hertogin de Berry,
die anders slechts met ambassadeurs of mi
nisters danste, verwaardigde zich ter wille van dit
unicum met het jongmensch rond te huppelen. Nog
hooger eer: de koning liet hem roepen, verzocht hem
zich rond te draaien, opdat hij alle kanten kon
genieten van dit kostuum uit zijne jonge jaren !
Ten slotte nam Zijne Majesteit den steek van het
jongmensch, en plaatste deze onder Hoogstdeszelfs
arm, ten einde hem te toonen hoe die gehouden moest
worden ! Want het zijn juist zulke nuances, die echt"
maken. En d'Haussonville, hoewel van ouder tot
ouder hoffahig, bezat deze traditie niet. De Napoleon
tische storm had al zulke overleveringen weggevaagd.
Helaas, hoe de poppen, welke mevr. der Kinderen
zoo zorgvuldig bekleedde, het kostuum te leeren
dragen? Wellicht zijn de geesten der vroegere
bezitsters zóó gevoelig voor hare goede zorgen, dat zij
haar dit groote geheim influisteren. In alle geval,
betaamt het ons voorgeslacht deze onvermoeide
werkster even dankbaar te zijn, als het huidige zulks
is, en het nageslacht dit zeer zeker zal wezen.
DE heer Tutein Nolthenius nam mij de pen uit
de vingers, toen ik bezig was, het ;boekje van
mevr. der Kinderen?Besier te bespreken. Gaarne
liet ik den geachten schrijver het eerst aan het woord,
doch wil als naschrift nog accentueeren wat, van
vrouwenstandpunt gezien, aan dit boekje een bijzon
dere waarde geeft.
De schrjjfster heeft nml. een wetenschappelijke
studie ondernomen over de techniek van het kleedirigr
vraagstuk. In hoofdzaak behandelt zij de snit en de
samenstelling van de damesjQponneh en heerenjassen
uit een vroeger tijdperk, zoover deze aanwezig zijn in
het Rijksmuseum te Amsterdam. Want ook de
snijkunst vraagt haar plaats in de kunstgeschiedenis.
Geschriften over dit onderwerp bezitten wij niet, ten
minste niet van de kleeding der 18e en 19de eeuw,
toen de kunstige ineenzetting der dames- en
heerenkleedij met de weelderige vormen der mode hand aan
hand moest gaan. Wel heeft Maaskamp in 1829 ons
een kostelijk boek gegeven over de volksdrachten,
zeden en gewoonten in de Noordelijke provinciën
van het Koningrijk der Nederlanden. Daarin vinden
wij bij een serie gekleurde platen in Fransche en
Hollandsche tekst de kleeding van dien tijd uiterst
nauwgezet verklaard en uitgeplozen. Ook. bezjtterv
wij o, a. d« belangrijke Duitsche modeboekjes
van Max von Boehn en Dr. Oskar Fischel. Wij
hebben de uitgebreide studie van Racinet die
kleeding, zeden en gewoonten van de vroegste tijden
tot begin 19e eeuw in lijvige boekdeelen, rijk met
kleurplaten voorzien, vastlegde. Doch deze
studiewerken bepalen zich tot het uiterlijk van de
modekleeding. Ook in Hans Mützler's Korstümkunde für
Sammler wordt bij de vele kostuumplaten alleen den
nadruk gelegd en in teekening gedemonstreerd de
hoogst eenvoudige practische snit van het Oostersch
gewaad met zijn constructie van rechthoeken.
Mevr. der Kinderen echter drkigt dieper door in
het kleedingvraagstuk. Nauwgezette conscient/éuze
werkster als zij is, maakt zij van de snit der kleeding
een grondige studie. Zij denkt daarbij aan het belang
der meisjesvakscholen voor welke nog geen Hollandsen
leerboek over deze periode die ons toch het naast
ligt, bestaat. Onder haar oogen worden de patronen
van de kostuums afgenomen, de maten in cijfers ge
noteerd. Haar eigenhandig geteekende
kostuumschetsen sluiten zich daarbij nauwkeurig aan. De loop der
naden, de rimpeling en plooienval der stof, alles wordt
tot in de kleinste details op de teekening aange
toond. Een uitvoerige beschrijving is bij elk kostuum
gevoegd.
Het boek van mevr. der Kinderen is geen schepping
van het oogenblik, het moet, wilde het een betrouw
baar handboek zijn, een studie van jaren zijn geweest.
Er was heel wat tasten en zoeken noodig voordat
alles zóó overzichtelijk, in het verband zooals het vóór
ons ligt, in druk kon worden gebracht.
De vastgestelde omvang dezer uitgave heeft
mevr. der Kinderen wellicht er toe gebracht met de
patroonplaten op te houden bij het ontstaan der
modejournalen, 't Is waar, deze patronen zijn dus
elders te vinden. Doch haar leerboek of handboek
is daardoor onvolledig. Hoe kostelijk zou de verge
lijking kunnen zijn tusschen knippatroon en samen
stel van de pompeuse gala robe 1777 en de sluike
japon 1900 beide op plaat l gegeven, Nog scherper
ware het contrast uitgekomen bij de simpele robe
chemise 1926 in haar decadente avondsnit.
Doch de schrijfster ontving de opdracht een
gids voor de georganiseerde kleedingcollectie in het
Nederlandsch Museum te schrijven en deze verzame
ling loopt niet tot onze hedendaagsche modedracht.
Moge het Museum, weldra tal van mooie aanwinsten
in haar kostuumgalerij kunnen boeken, zoodat mevr.
der Kinderen haar documenteel behandelde kostuum
geschiedenis kan voortzetten en wij een standaard
werk van beteekenis krijgen over een gebied, dat
nog onontgonnen was.
Ook voor ons Nederlandsch tooneel, waar met de
historische kleedij soms zoo eigenaardig wordt om
gesprongen, is een dergelijk werk van groot belang.
J. H. Der Kinderen?Besier. De kleeding onzer
voorouders 1700?1900. De kostiiumafdeeling in het
Nederlandsch Museum voor geschiedenis en kunst te
Amsterdam. S. L. Van Looy, Amsterdam, 1926.
Wie YOGHURT van
OUD-BUSSEM
eet, wordt oud, maar blijft jong,
KERKSTRAAT 187. - TELEFOON 49344.