Historisch Archief 1877-1940
iroene Amsterdammer
sefeblad voor Nederland
.. sinds vqftigjaar
aan de spits, der
?weekbladen . . . ."
ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP
Redacteuren. H. BRUGMANS EN TOP VAN RHIJN?NAEFF
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
Uitg.: N.V. DE GROENE AMSTERDAMMER
KEIZERSGRACHT 333
AMSTERDAM
.
TOE AND HEEL.
OPGERICHT IN 1877
No. 2595
ZATERDAG 26 FEBBUARI 1927
BIJ DE HERDENKING
VAN SPINOZA'S
STERFDAG
BIJ de plechtige herdenking van den sterfdag van
Spinoza, nu 250 jaren geleden, hebben in de
.afgeloopen week de gestelde machten van haar eerbied
.getuigd voor dezen denker en wijsgeer.
Onze Koningin liet zich vertegenwoordigen bij de
.bijeenkomst in de Rolzaal; de gezanten van verschil
lende groote mogendheden waren daarbij aanwezig;
de burgemeester van 's Gravenhage hield de openings
rede; het gemeentebestuur van de residentie liet een
krans leggen bij het standbeeld op de Paviljoens
gracht.
Uit schier alle landen waren mannen van weten
schap, hetzij door universiteiten en geleerde genoot
schappen, hetzij door hunne regeering afgevaardigd
om deel te nemen aan de huldiging.
De kerkvoogden der Nederduitsch Hervormde
gemeente te 's Gravenhage gaven verlof tot het aan
brengen van een grafsteen op het terrein achter de
Nieuwe Kerk, waar het stoffelijk overblijfsel van
Spinoza rust. Bij de aanvaarding van dit gedenkteeken
zei hun woordvoerder: hoe men ook over de leer van
dezen grooten wijsgeer moge oordeelen, niemand kan
loochenen, dat hier begraven is een wereldbekend en
beroemd denker, een man, die bij een ingetogen en
kuischen levenswandel gezocht heeft naar de waar
heid". Zij het dan met het vereischte voorbehoud, ook
de Kerk heeft haar tol aan zijne gedachtenis betaald.
Regeering, Wetenschap en Kerk in den tijd van
Spinoza toonden zij hem een minder vriendelijk gelaat.
Over de Regeering had hij zich geruimen tijd niet
te beklagen. Of Johan de Witt hem een jaargeld heeft
verleend, is onzeker; betrouwbare berichten over de
betrekking tusschen den Raadpensio aris en Spinoza
ontbreken; maar zoolang De Witt zijn ambt be
kleedde, werd het Tractatus Theologico-Politicus?het
eenige groote werk van Spinoza, dat bij zijn leven
verscheen, in 1670?niet verboden.
Spinoza zelf heeft de vrijheid, die in onze Republiek,
en met name te Amsterdam heerschte, geprezen. Niet
zoozeer echter, als Huet hem laat doen in zijn Land
van Rembrandt, waar hij hem Amsterdam laat ver
heerlijken als de Stad der Steden, waar ieder, mits hij
een braaf man zij, mag denken wat hij wil en zeggen
wat hij denkt. Wie den Latijnschen tekst dezer
woorden leest, dien Huet zelf in een noot aanhaalt,
zal bemerken dat Spinoza's lof zich hiertoe beperkt:
te Amsterdam wonen menschen van allerlei natie en
geloof in de grootste eendracht tezamen; iemands
credietwaardigheid hangt er niet af van zijn kerk
genootschap, maar van den staat van zijn vermogen
en of hij als een eerlijk man bekend staat.
Spinoza wist dan ook zeer goed, dat men zelfs te
Amsterdam niet alles, wat men dacht, straffeloos
openbaar kon maken. Iemand, die zich tot zijne leer
lingen rekende, Dr. Adriaan Koerbagh, was er kort
te voren tot tien jaar tuchthuisstraf veroordeeld, om
dat hij een boekje had uitgegeven, waarin hij o.a.
ontkende, dat Jezus God's zoon en de Verlosser was
en van den Bijbel schreef, dat hij van den inhoud daar
van alleen datgene aannam, wat met de rede over
eenstemde, en dat de rest zonder zwarigheid kon
worden verworpen.
Maar dit boekje was in 't Nederlandsen geschre
ven, kon dus door ieder worden gelezen en gaf daarom
veel aanstoot. Spinoza schreef zijn Tractatus in het
Latijn, destijds een wel door velen, maar niet door de
menigte gekende taal; hij verzette zich tegen het plan
om er een Nederlandsche vertaling van uit te geven,
uit vrees, dat het boek dan zou worden verboden.
Toch wekte het ergernis, niet bij de staatslieden, maar
bij de theologen; zij noemden het een boek, door den
afvalligen Jood Spinoza uit de hel voortgebracht,
waarin op een ongehoorde atheïstische manier wordt
bewezen, dat God's woord door de philosophie moet
worden uitgelegd en verstaan", zooals men leest in
een pamflet, dat na den moord der De Witten ver
scheen, waarin aan den Raadpensionaris werd ver
weten, dat hij de uitgave van zulk een boek had toe
gelaten.
Na 1672 konden de predikanten meer van de regee
ring gedaan krijgen, dan tijdens het bewind van De
Witt; in 1674 vaardigden de Staten van Holland
dan ook een placcaat uit, waarbij het Tractatus
werd verboden. Reden te meer voor Spinoza om
de geschriften, die hij reeds voltooid had, niet uit te
geven; dat geschiedde eerst na zijn dood, en nu ver
schenen zij niet alleen in het Latijn, maar ook in het
Nederlandsch.
De Curatoren der Leidsche hoogeschool richtten
reeds in 1678 het verzoek tot Burgemeesteren om alle
exemplaren op smadelijke wijze te verbranden, daar
deze geschriften zeer schadelijke en goddelooze stel
lingen bevatten, die de geheele Christelijke religie
onderste boven wierpen en voor eenvoudige menschen
den weg baanden tot een absoluut atheisme". En de
Staten van Holland volgden weldra hun voorbeeld en
verboden, op scherpe straffe, de verspreiding van
Spinoza's werken, als zijnde: profaan, atheïstisch
ende blasphemant".
Het is geen wonder, dat de Kerk, d.w.z. de Calvi
nistische theologen, de hulp van de wereldlijke macht
inriep om de gemeente te bewaren voor wat zij noem
den: het gif van Spinoza's leer.
Want het door hem verkondigde Godsbegrip week
zoozeer af van het hunne, dat zij het voor
Godsloochening hielden, omdat hun od erdoor werd
onttroond. In Spinoza's leer was ook geen plaats voor
het geloof aan een Schepper en een Schepping; de
autoriteit van de overgeleverde Openbaring werd er
in aangetast; Spinoza's ontkenning van den vrijen
wil en zijn betoog van het onberispelijk verband der
dingen waren onvereenigbaar met wat de Calvinisti
sche theologie leerde omtrent goed en kwaad, deugd
en zonde, zaligheid en verdoeming.
De goddelooze" geschriften van Spinoza waren
nu onder ieders bereik gebracht; ondanks de
banbliksems van Leidsche Curatoren en Staten der gewesten
kon men ze overal vinden; zij werden, zooals een tijd
genoot bericht, in deze jeukerige eeuw", wegens
hunne nieuwheid" (d.i. wegens het vreemde, het
opzienwekkende ervan) in alle boekwinkels verkocht.
Bovendien, de onderwerpen, die Spinoza behandelde,
trokken toen een veel groofer publiek dan thans;
twee honderd vijftig jaar geleden waren er veel meer
menschen in ons land, ook onder de eenvoudigen van
geest, die tobden over zulke vraagstukken, als in
Spinoza's geschriften werden gesteld en ten deele
opgelost; maar slechts enkelen lazen die geschriften
met instemming.
Het waren niet alleen de steile Calvinisten, die den
invloed van Spinoza's werken duchtten en den schrij
ver ervan voor een kind des Satans hielden. Ook
onder hen, die toen als nieuwlichters golden, had hij
heftige vijanden.
De predikant Balthasar Dekker had in een
geDE GROENE AMSTERDAMMER
Prijs per jaargang ? 10.?bij vooruitbetaling
Per No. 25 Cent. Advertentiën ? 0.75 per regel
INHOUD:
3.
4.
5.
6.
7.
9.
10.
11.
12.
13.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
Prof. Dr. G. W. Kernkamp, BIJ de herdenking
van Spinoza's sterfdag.
Ir. H Amer, Het beheer onzer spoorwegen: Te
kostbare electrificatie.
Dr. Jan Romein, Met Chineesche oogen Joh.
Braakensiek, Mussolini en Coolidge's ontwape
ningsvoorstellen.
J. Krishnamurti. Wereldvrede.
Prof. Dr. H. Brugmans, De vischmarkt.
Annie Salomons, Btjhomstigheden.
Dr. Jac. P. Thijsse, Uit de Natuur L. J.
Jordaan, Tang's schrikbewind in Shanghai.
Red. Elis. M. Rogge, Voor Vrouwen.
Top Naeff, Dram. Kroniek.
D. E. van Reyendam, Radio-telefoondienst
Een raam van Joep Nicolas.
Mr. H. G Koster, Verleden, heden en toekomst
van den Wajang.
Constant van Wessem, Muziek B. v. Vlijmen,
Italiaansche Opera.
Paul Sabel, The North American J. G.
Sinia, Laadprauwen.
L. J Jordaan, Bioscopy.
Uit Jantje's Kladschrift H. Scholte, Comoedia.
Herman de Man, Hollandsche tafereelen.
Alida Zevenboom's Croquante Croquetjes
Joh. L., Mijn film.
Cel 2, Telefoontje Charivarius, Charivaria.
Omslag: Spelproblemen.
Bijvoegsel: joh. Braakensiek, De Parade te
Potsdam.
schrift over de kometen het volksvooroordeel be
streden, dat staartsterren de voorteekenen waren
van groote rampen, en in zijn boek De betooverde
wereld" een grondige opruiming gehouden onder het
toen nog welig tierende bijgeloof aan hekserijen en
duivelskunsten. Hoewel hij, zelf het slachtoffer van
ketterjagerij, tot een zachter oordeel over wie tegen
de heerschende meeningen ingingen geneigd moest
zijn, spreekt hij over Spinoza als over iemand, die van
zijn verstand beroofd was.
En Bayle, een der scherpste kritische geesten van
zijn tijd, noemt het Theologisch-politiek tractaat een
afschuwelijk en verderfelijk" boek en het stelsel van
Spinoza de onzinnigste en monsterachtigste hypo
these".
Terecht heeft, bij de herdenking in deze week, een
der vereerders van Spinoza gezegd, dat zijn leer geheel
onafhankelijk is van hef denken van den tijd, waarin
hij leefde. Daarom heeft zij aanvankelijk slechts weinig
aanhang gevonden.
Eerst honderd jaren na zijn dood staat Spinoza niet
meer eenzaam. Lessing, later the en Heine hebben
zijne grootheid erkend. In den loop der vorige eeuw
heeft zijn invloed zich in steeds breeder kringen doen
gelden. En thans beheerscht hij de voorstellingen, die
zeer velen zich vormen van goed en kwaad, van mis
daad en vergelding, van vrijen wil en gebondenheid
ook zonder dat zij zich ecnigszins bewust zijn van
wat zij hiervoor aan hem hebben te danken.
KERNKAMP