Historisch Archief 1877-1940
UI T HE l K L A D 5 C H R I F T VAN J A* N T J E
zelfde taak arbeidde, moes/ de ontvankelijkheid en het
uithoudingsvermogen van zijn publiek overschatten.
En tenslotte moeten ook de sterkste armen wat ver
liezen wanneer zij teveel willen omvatten !
Maar hoeveel blijft er niet over !
Metropolis" is een droom de droom van een
fantast, die ontzet en huiverend door onze maatschap
pij dwaalt. Voor hem is het grauwe, machtige
fabrieksgevaarte volstrekt niet reëeler, dan de spook
achtige burcht in Isenland voor hem is de monster
dynamo oneindig meer onwezenlijk en verschrikkelijk
dan Siegfried's draak?voor hem is de aanstormende
horde opstandige arbeiders minstens even barbaarsch
en dreigend als het optrekkende Hunnenleger.
En nu is dit de ontzaglijke verdienste van Metro
polis", dat Lang er volkomen in geslaagd is, het
onreëele het zuiver fantastische van deze
sage-inijzer-en-beton, weer te geven. Ik denk hier niet in de
eerste plaats aan de schitterende metamorfose van
den machine-moloch dat is, om zoo te zeggen, voor
de hardhoorenden der goegemeente. Minstens even
sterk en oneindig fijner, is het uitgedrukt in de con
ceptie van den metropolis-zelf. Hier is geen sprake
van een protserige bluf met kolossale gebouwen en de
vergelijking met de Amerikaansche film-humbug is
eenvoudig belachelijk. De afmeting en het massale
zijn hier geen uiting van parvenu-achtig welbehagen
zij zijn de wilde excessen eener ontstelde verbeel
ding. Het indrukwekkende visioen van de
cyclopenstad, waar de machtige steengevaarten zich achter
en boven elkaar verheffen, eindeloos en benauwend
is in zijn diepste wezen een angstkreet. De angstkreet
van den mensch, die zich in oogenblikken van helder
ziendheid, zijn goddelijke afkomst bewust is in
wien vage, atavistische herinneringen wakker worden
aan bloemen en velden, aan wijde horizonten en een
koepelenden hemel, aan zon, beweging en vrijheid.En
met afschuw en wanhoop staart hij op deze
steenwoestenij, die als een onverbiddelijke barrière ligt
tusschen hem en de verre, blijde wereld.
Met welk een meesterschap met welk een
suggestiyiteit is deze gedachte, die de nooden en de opstan
digheid en de resignatie van den modernen mensch
tegelijkertijd omvat, neergelegd in de grootsche com
positie van den Metropolis. Hoe prachtig en even
wichtig is het beeldvlak verdeeld hoe rijzen de
sombere, geweldige betonblokken omhoog met hun
trpostelooze, verbijsterende venstergaten hoe cul
mineert deze wanhoop van grauwe
monster-paralellogrammen in den bijna gedrochtelijken toren, die zich
als een paroxisme van menschelijken hoogmoed ver
heft in het bleeke spookachtige licht. En tusschen de
onnatuurlijk-loodrechte wanden der steenen afgron
den, van dit kille, geconstrueerde gebergte, fladdert
vreemd en geheimzinnig de mechanische vogel.... !
Zoo ziet de dichter en visionnair Lang zijn
Metrol
Kenners zeggen:
MIJ smaakt allén een
BROCHES
Cigaret"
polis. Dit is de sterke grondgedachte van het werk,
zijn apotheose en synthese. In overeenstemming hier
mee bouwt hij zijn onderwereld, een hel van machines,
dynamo's, schakelborden doorflitst van lichtsig
nalen en gloeilampen. Hier styleert hij de ellende van
den vrijen, levenden mensch, temidden der mechani
sche wereld in de eenvormige massa's, die in
werktuigelijke, versufte gelatenheid naar hun arbeid wor
den gedreven naar den arbeid, welke hen doet ver
starren tot een klokwerk.
Het zou ongetwijfeld beter zijn geweest, wanneer
Lang zich met dit machtige brok filmwerk had te
vreden gesteld. Het is een meesterstuk op zichzelf,
een sterke, oorspronkelijke creatie, waarmee de aan
wending van materiaal en menschenmassa's volkomen
verantwoord is. Hij is echter volstrekt niet tevreden.
Hiernaast schept hij de wereld der gelukkige sterve
lingen der heerschers en hij wil een symbolische
oplossing geven van het groote sociale vraagstuk, door
het optreden van den middelaar, den zoon van den
fabriekstyran die als het hart, hoofd en hand tot
elkaar brengt. Filosofisch dilettantisme zonder
twijfel.... maar alweer: hoe virtuoos uitgevoerd!
Met welk een zekerheid dirigeert hij de phalanxen der
verdoemden met welk een ijzeren kracht houdt
hij de mechanische beweging dezer tuchtelingen vol,
tot zij, losgelaten, alle banden verbreken en zich als
een horde wilde duivels op de machines storten in
een instinctieve, redelooze haat, een dolzinnig verzet
tegen den moloch, die hun levens vernielt en tegelijk
voedt.
Maar het is nog niet voldoende. Daartusschen door
vlecht zijn rustelooze fantazie de prachtige Babel
legende en de zonderlinge, groteske historie van
den homunculus den mechanischen mensch
een fragment, dat als droog zand met het
geheel samenhangt, maar waarvan hij weer een tech
nisch wonder maakt. Daarnaast het leven in
Yoshiwara, den tuin der wellust zeldzaam staal van
massa-regie. Tenslotte het laatste (en zwakste deel)
de ondergang van de wonderstad en de spannende
worsteling in den Dom.... Is het niet, of deze
bezetene, uit angst, dat hij niet genoeg zal kunnen
geven, alles tegelijk geeft?
Ongetwijfeld het is teveel het is niet te ver
werken. Al die krachttoeren verdringen elkaar
laten ons verbijsterd en verward achter maar let eens
op! Hoe overladen, hoe heterogeen het geheel moge zijn
de onderdeden zijn van een volmaakt beheerschte
rust. Nergens verzwakt de bouw of de logische
ontknooping der fragmenten, die op zichzelf weer
compleete filmgegevens zijn. Nergens is de compositie
aarzelend of zwak. Het is de dualistische natuur van
den schepper, die in dit werk zijn zucht tot ordenen
en zijn ongebreidelde verbeeldingskracht tegelijkertijd
uitviert. Maar in het meest verloren hoekje van dezen
chaos, herkent men nog de hand van den meester !
Ik herhaal: Metropolis" is geen werk, waar men
tevreden of opgetogen vandaan komt. Maar als het
eerste verzet tegen dit tyrannieke, gecomprimeerde
filmproduct geluwd is?als de storm van indrukken
is bezonken en het geheel zich laat ontleden en over
zien, zal de overtuiging veld winnen, dat de groote
cineast Fritz Lang met deze jongste UFA-film een
nieuwe en belangrijke triomf aan zijn overwinningen
heeft toegevoegd.
C O M O E D I A
DOOR HENRIK SCHOLTE
Hel Vereenigd Tooneel: ,, Tusschen 8 en 12"
door J. Jefferson Farjeon
A Is ik tusschen 8 en 12 een toevlucht in den
schouw**-burg zoek, verwacht ik hoogstens, dat mijn
poesintusschen door den achtergebleven tooneelkijker mijn
kanarie begluurt, maar niet, dat in mijn huis een
dronken vent, een inbreker, een krankzinnig meisje
en een cadaver elkaar aan 't afmaken zijn, zooals
het krantenjongetje constateerde toen het over de
balconspijlen hing. Het zou een reden zijn om nooit
meer naar den schouwburg (of naar huis) te gaan, en
dat is toch niet de bedoeling van het stukje.
Integendeel ! En met n hand veilig op den huis
sleutel is het dan ook best te wagen. De intrigue
speelt op Uw flat en die van Uw buurman, benevens.
de katten-passage daartusschen, met het gevolg dat
het beslissende oogenblik op 9.55 n.m. driemaal
verfilmd werd (langzaam opgenomen bovendien !>
Het heeft daardoor weinig zin welk bedrijf men het
eerste ziet, temeer daar de rest naar rato is. Na de
oplossing - een beetje erg betoogziek bij het vroegere
verloop vergeleken blijft het geval immers nog.
een raadsel.
Aan gebrek aan actie overigens geen klagen. Met
de regelmatigheid van een lichtreclame verschijnt
er elke minuut een spook, dat de volgende minuut
weer verdwenen is. Niets meer of minder dan een
goocheltoer. Men toont U den inbreker. Hocus-pocus,.
inbreker weg. Pilatus-pas, en ge kunt hem tusschen
duim en wijsvinger uit de piano opvisschen! Alles
heel erg zenuwachtig en amusant, maar een klein
beetje meer redelijk verband in het geheel zou toch
geen kwaad gedaan hebben. Bovendien, het zelf
kunnen meezoeken naar een oplossing streelt zoo ons
zelfbewustzijn. Nu besteedden we al onze speurders
instincten en werden tenslotte ook nog uitgelachen,.
omdat er maar een draai aan gegeven was.
Het stukje werd alleraardigst gespeeld, eigenlijk
door iedereen zonder uitzondering. Nel Stants, als
het krantenjongetje, had accenten die men wel zoo
met een ongeduldig Ako! zou willen onderbreken.
Van Dalsum, ofschoon op den duur wat zwaar, gaf
toch een prachtigen opgezwollen boeman, met een
kop, die een juweeltje van grime was. Verkade, de
buurman in Bolsover Mansions, had al dadelijk den
Bols-overmoed te pakken en liet zich met een
doodleuken dronkemans-humor een serie grappen ont
vallen, die goed insloegen en die wel deels van
eigen vinding geweest zullen zijn. Kommer Kleyn
als de inbreker en Sara Heyblom als het meisje,
waren elk op hun beurt verdienstelijk zenuwziek en
Chapelle, tenslotte, scheen als een knap gespeelde
oude heer de ook niet al te vaste rots, waartegen een
onstuimige branding van louter onzin rondom
tepletter sloeg.