Historisch Archief 1877-1940
No. 2595
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
AALTJE'S CROQUANTE CROQUETJES
DOOR ALIDA ZEVENBOOM
" oog bezoek, vandaag, juffrouw
Alida.
. Doorn? vischte ik.
Heeft ons niet meer noodig. Ik
hoor dat ze daar al met tranen in hun
«ogen afscheid genomen hebben van
minister Kan. Die ook geroerd moet
geweest zijn.
Dat hij er eindelijk met goed
fatsoen af was?
Dat geloof ik niet. Het waren zijn
prettigste oogenblikken, heeft hij mij
wel verteld. Je ontmoet in deze dagen
zoo zelden waarachtige Hoogheid, zei
hij en hij beschouwde het als een buiten
kansje dat hij geregeld zijn
Hoffahigkeit ontwikkelen kon, want daar ont
breekt bij hem en verschillende onzer
andere ministers wel wat aan.
Ze hebben me wijs gemaakt, dat
hij als hij naar Doorn gaat, een bizonder
costuum aan heeft, een soort Malthezer
ridderpak met veel oranje en
rood-witen-blauw.
Dan hebben ze u wat wijs gemaakt,
Alida. Kan komt op Doorn nooit anders
dan in grijs colbertje en als hij met den
Keizer uit zwemmen gaat....
Wat zegt u?
Zwempartijtjes, zooals een ander
gaat picniccen. Is dat zoo vreemd?
Dan draagt hij het zwempak dat hij in
den Haag ook aan heeft. Neen, ceremo
nieel kent hij niet en dat maakt Wil
helm juist zoo rebelsch van tijd tot tijd.
Maar wie komt er nu straks,
vroeg ik.
Eén waar u alle sympathie voor
heeft in dezen tijd.
Colijn de Zwerver?
Waarom noemt u hem zoo?
Is hij zijn huis niet kwijt en staat
hij niet op de stoep bij dokter de
Visscher te wachten tot hem wordt open
gedaan?
Neen, die is het niet. Hij heeft met
de Coalitie-Heeren niets te maken,
gelukkig. Die vallen elkaar avond of
morgen wel in de armen. Alles wijst er
ep. Meneer van Karnebeek komt!
Zal ik een warme stoof voor hem
klaar zetten? vroeg ik, want ik heb
werkelijk medelijden met hem, zooals
ze tegen hem te keer gaan en dat in
zulke fatsoenlijke bladen als de Nieuwe
Rotterdammer" en het Handelsblad".
Dat de rooden en de bolsjes tegen een
minister van de Kroon een toon aan
slaan alsof hij de grootste verrader is die
ooit het vertrouwen van onze Koningin
bezat, is niet meer dan men van die
heeren verwachten mag, maar dat ern
stige liberale bladen.... Ze moesten
zich schamen !
Wind u u niet zoo op, juffrouw
Alida. Dat is slecht voor uw hart. . . .
Meneer is altijd vol attenties, dat
moet ik zeggen en nu ik mijn hart wel
eens voel kloppen als hij zoo lief voor
me is.... maar dat gaat toch ook
eigenlijk niemand aan.
Zet u maar geen warme stoof voor
hem klaar. Ik geloof niet dat hij erg
kouwelijk is en ze maken het hem anders
al warm genoeg. Maar geef hem een
lekker sterk kopje thee. Dat kikkert op.
Ik moet zeggen, dat er niets aan hem
te merken was toen ik hem zijn jas
afnam en hij altijd met diezelfde deftige
stem me bedankte.
Toen hij bij den haard op zijn gemak
zat, zou niemand aan hem gezegd hebben
dat hij voor een der historische oogen
blikken in de historie van ons land
zat, zoo rustig dronk hij zijn kopje uit en
met zooveel aandacht knabbelde hij aan
het bonbonsje dat ik had klaar gezet.
Want van zoet houdt hij.
En nog altijd vol goeden moed?
vroeg meneer hem.
Het gaat werkelijk beter dan ik
gedacht had, zei hij en hij vouwde de
handen samen en legde ze op zijn buik.
O, wat had ik gegeven als al de heeren,
die zoo op hem schelden dat tafereeltje
eens hadden mogen aanschouwen !
De rust te midden der golven, zei
meneer in het Latijn, zooals hij het
later op den avond voor me vertaalde.
Ja, zei de minister, wat moet ik
anders doen? De tegenpartij heeft al
haar kruit verschoten en zelfs dat aar
dige idee, dat ik tegen de Grondwet
zondigde, is niet aangeslagen. Het was
een goede vondst maar ze zijn er te
laat mee aangekomen. Dat hadden ze in
Hier is de Kachel!!!
een vulkachel,
U kent toch het nieuwe systeem
CENTRALE VERWARMING.
Zoo niet, vraagt nog heden onze brochure:
IN DEN WINTER DE ZOMER IN UW HUIS
HERINGA & WUTHRICH, HAARLEM. Tel. 11966
Voor den Haag: C.OLDENBURG Jr, Rijswijk. Tel. Den Haag R 410
de Tweede Kamer tegen me moeten
uitspelen, dan had het op staatslieden
als Braat en Staalman en een stuk of wat
rooden, die nooit feller de Grondwet
verdedigen dan wanneer een ander dan
zij haar zoogenaamd aanranden, indruk
gemaakt. Maar een gezelschap beza
digde dames en heeren die gemiddeld
even onder de vier en vijftig jaar oud
zijn laat het steenkoud. Die weten wel
beter. Ik sta straks aan den overkant
van het Binnenhof, heel anders dan in
de Tweede Kamer. Daar heeft men te
doen met heele, half en gewoon gare
mannen en ook een enkele dame. Daar
moet men ze bij de hoorns pakken, ze op
hun plaats en hun nummer zetten en
zorgen dat men den indruk maakt van
als overwinnaar het slagveld te verlaten.
Jullie moet daar imponeeren, zei
meneer.
Juist, zei de minister. Wie zich
in de tweede Kamer geen grooten jongen
maakt om het nu maar eens heel Am
sterdamsen uit te drukken al ben ik een
Hagenaar, is verloren. Vandaar dat mijn
collega Slotemaker het er zoo benauwd
heeft. Maar in de Eerste Kamer moet je
heel anders optreden. Daar hangt een
gezellige rust, die ik niet beter kan
vergelijken, dan met de behagelijkheid
in deze kamer en hij keek me daarbij
toen hij dat zei, zoo dankbaar aan, dat
ik bijna had geroepen: Excellentie,
als déEerste Kamer uw tractaat ver
werpt, trek ik aan het hoofd der
Nederlandsche vrouwen naar de Moerdijk en
begin eigenhandig aan het graven van
uw kanaal."
Maar gelukkig wist ik me te be
dwingen en schonk hem nog eens in.
De eerste Kamer" moet je op den
schouder kloppen en je moet er een
eind mee oploopen. De heeren daar heb
ben hun rol uitgespeeld en verwachten
van de politiek niets of niet veel meer
of zitten 7.00 stevig in een of ander
eervolle positie dat hun alles er aan ge
legen is, te blijven zitten waar ze zitten.
De Tweede Kamer moet je suggereeren.
De Eerste moet je overreden. De ar
gumenten van de Tweede sla je in stuk
ken en brokken. Die van de Eerste rol
je in de watten en als je het een tikje
niet al te onhandig aan legt, breng je
het wel zoo ver, dat ze er op gaan zitten
zonder dat ze het merken. Neen, ik ben
vol goeden moed en de cijfers die ze
noemen: 23 en 20' en een die niet durft,
moet u niet gelooven. Die komen van
zekere zijde en missen eiken grond.
Ik heb voor het gezelschap daar, iets
anders en beters dan argumenten, die
altijd van een betrekkelijke waarde zijn
omdat je met evenveel recht precies
anders om zou kunnen redeneeren als
het in je kraam te pas komt.
Uw persoonlijke invloed liet ik
me ontvallen, want ik dacht aan zijn
blik van zoo straks en weer keek hij
mij aan, maar nu waren zijn zwarte
kraaloogen in eens vol diplomatieke
geheimen en ik ben maar gauw aan mijn
breikous voort gegaan en heb me verder
niet in het gesprek meer gemengd. Maar
bij het weggaan hoorde ik meneer
zeggen: 23 tegen 20, maar aan den
goeden kant!''
En toen trok er zoo'n vreemd lachje
over zijn gezicht dat ik een maand salaris
zou geven als ik zoo van tijd tot tijd tot
meneer kon lachen. Want dan zou hij
met alle geweld willen weten, wat hij aan
me heeft....
M IJ N FILM
,,Die Leutnan/s unddie Fahnerichs
Das sind die klügslen Leute,
Sie denken: alle Tag'geschieht
Kein Wunder so wie heule.
TERWIJL Frankrijk nog altijd zijn
overwinning aan het afbetalen is,
komt in Duitschland zoo langzamer
hand alles weer bij het oude terecht
en terecht. Voor de eerste maal sinds
veertien jaren is er te Potsdam weer een
parade gehouden en hoewel er nog een
weinig allerhoogst en alleropperst ont
brak dit in verband met een overigens
schier onopgemerkte kleine wijziging in
de grondwet viel er over belangstel
ling niet te klagen. De troepen waren
uitstekend gedrild en stonden, in de
opinie der toeschouwers, niet achter
bij het oude leger. Waar ze gestaan zou
den hebben wanneer ze de oude armee
overtroffen hadden, wordt er niet bij
vermeld.
Het huis Hohenzollern was bij de
parade vertegenwoordigd; op zich zelf
zou dit geen verwondering baren bij den
gemiddelden courantenlezer, die zich
alle bisbilles niet meer zoo herinneren
kan en een parade zonder Hohenzollerns
even onlogisch acht als een Hohen
zollern zonder parade. Het bijzondere
van het feit ligt meer hierin, dat de
Reichspresident (Duitschland is name
lijk sedert bijna tien jaren een Repu
bliek, hoewel ik toe moet geven dat het
canardachtige van deze mededeeling
nog altijd achterdochtige menschen doet
aarzelen) niet aanwezig was en dat
Prinz Oscar Von Preussen in civiele
kleeding verscheen, hetwelk hij dus uit
gevoeligheid tegenover den
Rijkspresident niet had behoeven te doen. Maar
de Amerikaansche gezant was aanwezig,
zoodat niet ten onrechte vermoed kan
worden dat delicaatheid tegenover den
geldschieter den prins bewogen heeft het
pakje nog even thuis te laten. De hoofd
zaak was dat hij er was - en hij kón
er wezen. De legerchef heeft een rede
gehouden in orakelachtigen stijl in
gasfitterstaai zou men van een beweeg
lijke fitting kunnen spreken want hij
zeide: Treu nis in die Knochen, in
alter Preussischer Art" en zoowel
Weimar als Potsdam konden er van denken
wat er te denken viel. Zeker is dat er
geen Pruis bestaat die door zijn trouw
geen verraad of door zijn verraad geen
trouw bewezen heeft. Het is nu eenmaal
moeilijk om door alles heen te zeilen en
de zaak zou een bijna tragisch karakter
gaan aannemen, wanneer de Pruis niet
zoo'n geraffineerd gevoel voor humor
had en tevens niet zulk een hooge op
vatting van trouw. Zoodra het moment
voor een. grootsche Knochen-aanmaak
gekomen is, zal dat alles wel blijken en
tegen dien tijd zal er ook wel weer
iemand gevonden worden die het be
talen zal.
JOH. L.
niet als afsmeeking doch als dank. Maar ik kon stil
heengaan, zonder dezen gewijden slaap te storen.
En weerom op den dijk, onder de boomen, waar de
schuine zonnestralen ons toch nog bereiken konden,
wenschte ik mezelven zooveel vrede, zooveel
onaardsche gerustheid. Natuurlijk vergat ik mijn dorst, dien
kelder en filter, en wijder zwierf uw zwerver, een voor
name ervaring rijker, met warme botten en warm
hart.
We zijn gekomen, langs weer een kromming van
het grillige watertje, en daar keken we opeens pal op
een strakke deftige hoeve aan den overkant. Dat beeld
was resoluter, dan we hier konden verwachten, langs
het romantische watertje. En zie, het was als een sein.
Van daar af werd het landsbeeld strammer,
ingetoomder en minder coquet. De hofsteden en
boerentuinen gewaagden hierheen meer van ernst en
traditioneele bedachtzaamheid; ook het water was
gestrenger geworden. En de open landen langs de beide
zijden namen al eveneens een strakkere lijn aan. Zou de
idylle breken? We dachten het waarlijk.
Maar daar nog wat verder wenkt het Pinkeveer.
En die naam zegt al wat: de idylle was er weer. Op de
brug over de Giessen staande, konden we wijd, heel
wijd het asemstille watertje af turen. En er hong een
droomsfeer, zoo innig en teeder, als ik nog nergens
ervaarde in ons wonderschoon polderland. Een enkele
luie watervogel vloog traag door deze ongerepte
ruimte; menschen zagen wij daar niet.
Daar hebben we lang over het goede iessenwater
gestaard, want ik wist, dat hier voor 't laatst de
ongerepte teederheid voor ons openlag.
En eindelijk kwam een oud kereltje langs, een
leurder die klein leek, met een overjaarschen baard.
Dag koopman".
Zeg maar loopman", zei de verstooteling van
menschen.
roote gerechtigheid, dat een mensen zóó kan
vervallen. Daar voor ons. op een der subliemste
plekjes van Holland, stond een wezen, drager van het
redevermogen juist als wij; en nog slechts even was
deze mensen verheven boven het dier, Zoo dachten
wij van een landschen bedelaar, wiens vodden bijkans
van zijn verhanseld lijf af rotten. Maar hij nam zwij
gend ons overschot aan geldbezit aan een cent wordt
waarlijk goud in de hand van een die zoo geringe be
hoefte heeft ??en groette.
Zie, hij beklom de brug, hij klom als ware die brug een
steile berg. En op den brugrug gekomen, daar rechtte
zich het sloome vieze pak kleer; een krachtige
grijsaardsgestalte veerde er uit op; een schurftige hand be
schutte de oogen voor de zon . . . . en lang staarde de
verworpene van menschen naar God's schoone wereld.
Een sierlijke melksteertvogel kwam den
adoreerenden bedelman groeten. Hoe rijk kan een bezitlooze
zijn. Die aan een hap eten genoeg heeft, kan heel de
wereld bezitten.