De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 26 februari pagina 19

26 februari 1927 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2595 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 AALTJE'S CROQUANTE CROQUETJES DOOR ALIDA ZEVENBOOM " oog bezoek, vandaag, juffrouw Alida. . Doorn? vischte ik. Heeft ons niet meer noodig. Ik hoor dat ze daar al met tranen in hun «ogen afscheid genomen hebben van minister Kan. Die ook geroerd moet geweest zijn. Dat hij er eindelijk met goed fatsoen af was? Dat geloof ik niet. Het waren zijn prettigste oogenblikken, heeft hij mij wel verteld. Je ontmoet in deze dagen zoo zelden waarachtige Hoogheid, zei hij en hij beschouwde het als een buiten kansje dat hij geregeld zijn Hoffahigkeit ontwikkelen kon, want daar ont breekt bij hem en verschillende onzer andere ministers wel wat aan. Ze hebben me wijs gemaakt, dat hij als hij naar Doorn gaat, een bizonder costuum aan heeft, een soort Malthezer ridderpak met veel oranje en rood-witen-blauw. Dan hebben ze u wat wijs gemaakt, Alida. Kan komt op Doorn nooit anders dan in grijs colbertje en als hij met den Keizer uit zwemmen gaat.... Wat zegt u? Zwempartijtjes, zooals een ander gaat picniccen. Is dat zoo vreemd? Dan draagt hij het zwempak dat hij in den Haag ook aan heeft. Neen, ceremo nieel kent hij niet en dat maakt Wil helm juist zoo rebelsch van tijd tot tijd. Maar wie komt er nu straks, vroeg ik. Eén waar u alle sympathie voor heeft in dezen tijd. Colijn de Zwerver? Waarom noemt u hem zoo? Is hij zijn huis niet kwijt en staat hij niet op de stoep bij dokter de Visscher te wachten tot hem wordt open gedaan? Neen, die is het niet. Hij heeft met de Coalitie-Heeren niets te maken, gelukkig. Die vallen elkaar avond of morgen wel in de armen. Alles wijst er ep. Meneer van Karnebeek komt! Zal ik een warme stoof voor hem klaar zetten? vroeg ik, want ik heb werkelijk medelijden met hem, zooals ze tegen hem te keer gaan en dat in zulke fatsoenlijke bladen als de Nieuwe Rotterdammer" en het Handelsblad". Dat de rooden en de bolsjes tegen een minister van de Kroon een toon aan slaan alsof hij de grootste verrader is die ooit het vertrouwen van onze Koningin bezat, is niet meer dan men van die heeren verwachten mag, maar dat ern stige liberale bladen.... Ze moesten zich schamen ! Wind u u niet zoo op, juffrouw Alida. Dat is slecht voor uw hart. . . . Meneer is altijd vol attenties, dat moet ik zeggen en nu ik mijn hart wel eens voel kloppen als hij zoo lief voor me is.... maar dat gaat toch ook eigenlijk niemand aan. Zet u maar geen warme stoof voor hem klaar. Ik geloof niet dat hij erg kouwelijk is en ze maken het hem anders al warm genoeg. Maar geef hem een lekker sterk kopje thee. Dat kikkert op. Ik moet zeggen, dat er niets aan hem te merken was toen ik hem zijn jas afnam en hij altijd met diezelfde deftige stem me bedankte. Toen hij bij den haard op zijn gemak zat, zou niemand aan hem gezegd hebben dat hij voor een der historische oogen blikken in de historie van ons land zat, zoo rustig dronk hij zijn kopje uit en met zooveel aandacht knabbelde hij aan het bonbonsje dat ik had klaar gezet. Want van zoet houdt hij. En nog altijd vol goeden moed? vroeg meneer hem. Het gaat werkelijk beter dan ik gedacht had, zei hij en hij vouwde de handen samen en legde ze op zijn buik. O, wat had ik gegeven als al de heeren, die zoo op hem schelden dat tafereeltje eens hadden mogen aanschouwen ! De rust te midden der golven, zei meneer in het Latijn, zooals hij het later op den avond voor me vertaalde. Ja, zei de minister, wat moet ik anders doen? De tegenpartij heeft al haar kruit verschoten en zelfs dat aar dige idee, dat ik tegen de Grondwet zondigde, is niet aangeslagen. Het was een goede vondst maar ze zijn er te laat mee aangekomen. Dat hadden ze in Hier is de Kachel!!! een vulkachel, U kent toch het nieuwe systeem CENTRALE VERWARMING. Zoo niet, vraagt nog heden onze brochure: IN DEN WINTER DE ZOMER IN UW HUIS HERINGA & WUTHRICH, HAARLEM. Tel. 11966 Voor den Haag: C.OLDENBURG Jr, Rijswijk. Tel. Den Haag R 410 de Tweede Kamer tegen me moeten uitspelen, dan had het op staatslieden als Braat en Staalman en een stuk of wat rooden, die nooit feller de Grondwet verdedigen dan wanneer een ander dan zij haar zoogenaamd aanranden, indruk gemaakt. Maar een gezelschap beza digde dames en heeren die gemiddeld even onder de vier en vijftig jaar oud zijn laat het steenkoud. Die weten wel beter. Ik sta straks aan den overkant van het Binnenhof, heel anders dan in de Tweede Kamer. Daar heeft men te doen met heele, half en gewoon gare mannen en ook een enkele dame. Daar moet men ze bij de hoorns pakken, ze op hun plaats en hun nummer zetten en zorgen dat men den indruk maakt van als overwinnaar het slagveld te verlaten. Jullie moet daar imponeeren, zei meneer. Juist, zei de minister. Wie zich in de tweede Kamer geen grooten jongen maakt om het nu maar eens heel Am sterdamsen uit te drukken al ben ik een Hagenaar, is verloren. Vandaar dat mijn collega Slotemaker het er zoo benauwd heeft. Maar in de Eerste Kamer moet je heel anders optreden. Daar hangt een gezellige rust, die ik niet beter kan vergelijken, dan met de behagelijkheid in deze kamer en hij keek me daarbij toen hij dat zei, zoo dankbaar aan, dat ik bijna had geroepen: Excellentie, als déEerste Kamer uw tractaat ver werpt, trek ik aan het hoofd der Nederlandsche vrouwen naar de Moerdijk en begin eigenhandig aan het graven van uw kanaal." Maar gelukkig wist ik me te be dwingen en schonk hem nog eens in. De eerste Kamer" moet je op den schouder kloppen en je moet er een eind mee oploopen. De heeren daar heb ben hun rol uitgespeeld en verwachten van de politiek niets of niet veel meer of zitten 7.00 stevig in een of ander eervolle positie dat hun alles er aan ge legen is, te blijven zitten waar ze zitten. De Tweede Kamer moet je suggereeren. De Eerste moet je overreden. De ar gumenten van de Tweede sla je in stuk ken en brokken. Die van de Eerste rol je in de watten en als je het een tikje niet al te onhandig aan legt, breng je het wel zoo ver, dat ze er op gaan zitten zonder dat ze het merken. Neen, ik ben vol goeden moed en de cijfers die ze noemen: 23 en 20' en een die niet durft, moet u niet gelooven. Die komen van zekere zijde en missen eiken grond. Ik heb voor het gezelschap daar, iets anders en beters dan argumenten, die altijd van een betrekkelijke waarde zijn omdat je met evenveel recht precies anders om zou kunnen redeneeren als het in je kraam te pas komt. Uw persoonlijke invloed liet ik me ontvallen, want ik dacht aan zijn blik van zoo straks en weer keek hij mij aan, maar nu waren zijn zwarte kraaloogen in eens vol diplomatieke geheimen en ik ben maar gauw aan mijn breikous voort gegaan en heb me verder niet in het gesprek meer gemengd. Maar bij het weggaan hoorde ik meneer zeggen: 23 tegen 20, maar aan den goeden kant!'' En toen trok er zoo'n vreemd lachje over zijn gezicht dat ik een maand salaris zou geven als ik zoo van tijd tot tijd tot meneer kon lachen. Want dan zou hij met alle geweld willen weten, wat hij aan me heeft.... M IJ N FILM ,,Die Leutnan/s unddie Fahnerichs Das sind die klügslen Leute, Sie denken: alle Tag'geschieht Kein Wunder so wie heule. TERWIJL Frankrijk nog altijd zijn overwinning aan het afbetalen is, komt in Duitschland zoo langzamer hand alles weer bij het oude terecht en terecht. Voor de eerste maal sinds veertien jaren is er te Potsdam weer een parade gehouden en hoewel er nog een weinig allerhoogst en alleropperst ont brak dit in verband met een overigens schier onopgemerkte kleine wijziging in de grondwet viel er over belangstel ling niet te klagen. De troepen waren uitstekend gedrild en stonden, in de opinie der toeschouwers, niet achter bij het oude leger. Waar ze gestaan zou den hebben wanneer ze de oude armee overtroffen hadden, wordt er niet bij vermeld. Het huis Hohenzollern was bij de parade vertegenwoordigd; op zich zelf zou dit geen verwondering baren bij den gemiddelden courantenlezer, die zich alle bisbilles niet meer zoo herinneren kan en een parade zonder Hohenzollerns even onlogisch acht als een Hohen zollern zonder parade. Het bijzondere van het feit ligt meer hierin, dat de Reichspresident (Duitschland is name lijk sedert bijna tien jaren een Repu bliek, hoewel ik toe moet geven dat het canardachtige van deze mededeeling nog altijd achterdochtige menschen doet aarzelen) niet aanwezig was en dat Prinz Oscar Von Preussen in civiele kleeding verscheen, hetwelk hij dus uit gevoeligheid tegenover den Rijkspresident niet had behoeven te doen. Maar de Amerikaansche gezant was aanwezig, zoodat niet ten onrechte vermoed kan worden dat delicaatheid tegenover den geldschieter den prins bewogen heeft het pakje nog even thuis te laten. De hoofd zaak was dat hij er was - en hij kón er wezen. De legerchef heeft een rede gehouden in orakelachtigen stijl in gasfitterstaai zou men van een beweeg lijke fitting kunnen spreken want hij zeide: Treu nis in die Knochen, in alter Preussischer Art" en zoowel Weimar als Potsdam konden er van denken wat er te denken viel. Zeker is dat er geen Pruis bestaat die door zijn trouw geen verraad of door zijn verraad geen trouw bewezen heeft. Het is nu eenmaal moeilijk om door alles heen te zeilen en de zaak zou een bijna tragisch karakter gaan aannemen, wanneer de Pruis niet zoo'n geraffineerd gevoel voor humor had en tevens niet zulk een hooge op vatting van trouw. Zoodra het moment voor een. grootsche Knochen-aanmaak gekomen is, zal dat alles wel blijken en tegen dien tijd zal er ook wel weer iemand gevonden worden die het be talen zal. JOH. L. niet als afsmeeking doch als dank. Maar ik kon stil heengaan, zonder dezen gewijden slaap te storen. En weerom op den dijk, onder de boomen, waar de schuine zonnestralen ons toch nog bereiken konden, wenschte ik mezelven zooveel vrede, zooveel onaardsche gerustheid. Natuurlijk vergat ik mijn dorst, dien kelder en filter, en wijder zwierf uw zwerver, een voor name ervaring rijker, met warme botten en warm hart. We zijn gekomen, langs weer een kromming van het grillige watertje, en daar keken we opeens pal op een strakke deftige hoeve aan den overkant. Dat beeld was resoluter, dan we hier konden verwachten, langs het romantische watertje. En zie, het was als een sein. Van daar af werd het landsbeeld strammer, ingetoomder en minder coquet. De hofsteden en boerentuinen gewaagden hierheen meer van ernst en traditioneele bedachtzaamheid; ook het water was gestrenger geworden. En de open landen langs de beide zijden namen al eveneens een strakkere lijn aan. Zou de idylle breken? We dachten het waarlijk. Maar daar nog wat verder wenkt het Pinkeveer. En die naam zegt al wat: de idylle was er weer. Op de brug over de Giessen staande, konden we wijd, heel wijd het asemstille watertje af turen. En er hong een droomsfeer, zoo innig en teeder, als ik nog nergens ervaarde in ons wonderschoon polderland. Een enkele luie watervogel vloog traag door deze ongerepte ruimte; menschen zagen wij daar niet. Daar hebben we lang over het goede iessenwater gestaard, want ik wist, dat hier voor 't laatst de ongerepte teederheid voor ons openlag. En eindelijk kwam een oud kereltje langs, een leurder die klein leek, met een overjaarschen baard. Dag koopman". Zeg maar loopman", zei de verstooteling van menschen. roote gerechtigheid, dat een mensen zóó kan vervallen. Daar voor ons. op een der subliemste plekjes van Holland, stond een wezen, drager van het redevermogen juist als wij; en nog slechts even was deze mensen verheven boven het dier, Zoo dachten wij van een landschen bedelaar, wiens vodden bijkans van zijn verhanseld lijf af rotten. Maar hij nam zwij gend ons overschot aan geldbezit aan een cent wordt waarlijk goud in de hand van een die zoo geringe be hoefte heeft ??en groette. Zie, hij beklom de brug, hij klom als ware die brug een steile berg. En op den brugrug gekomen, daar rechtte zich het sloome vieze pak kleer; een krachtige grijsaardsgestalte veerde er uit op; een schurftige hand be schutte de oogen voor de zon . . . . en lang staarde de verworpene van menschen naar God's schoone wereld. Een sierlijke melksteertvogel kwam den adoreerenden bedelman groeten. Hoe rijk kan een bezitlooze zijn. Die aan een hap eten genoeg heeft, kan heel de wereld bezitten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl