Historisch Archief 1877-1940
uKUKNE Amb i KUAffimCK, WEEKBLAD VOOR
'ÏMR.LAND
UIT DÉNATUUR:
R IJ P EN NEVEL
DOOR DR. JAC. P. THIJSSE
F A N G' S SCHRIKBEWIND IN S H A N G H A I
Te'eheninsi vooi ,,de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan
II.
IJ ET is voor de vogels heel onaangenaam, wanneer
* de hoornen bedekt zijn met rijp of, wat nog erger
is, ijzel. Ze zoeken dan ook dadelijk hun toevlucht
naar de voederplaatsen, die op zachte winterdagen
dikwijls bijna verlaten staan. Alles wat mees heet,
komt opdagen. De voederplaats geeft dan een prach
tige gelegenheid, om te zien, wat er alzoo in de buurt
huist en of naast de haast alomtegenwoordige en altijd
aanwezige koolmeezen en pimpelmeezen ook de voor
onze streek minder algemeene zwarte meesjes,
zwartkop meezen (zoowel glanskop als matkop) en het
grijze kuifmeesje hier een winterverblijf hebben
betrokken. Ook de goudhaantjes komen nu dicht bij
huis en zelfs een enkelen keer de staartmeezen, die
anders liever vrij ronddwalen. De vinkachtige vogels,
die hun voedsel in de boomen zoeken, dat zijn de
sijsjes en de barmsijsjes krijgen het bij aanhoudenden
rijp of ijzel ook benauwd en sijsjes komen dan ook
wel eens op het voer. Indien rijp en ijzel van langen
duur waren, wat gelukkig zelden of nooit het geval is,
zouden we voor goudhaantjes en staartmeezen onze
voedertechniek nog wel eens mogen verbeteren, vooral
waar weinig sparren of cypresachtige coniferen staan.
Het binnenste van een sparrenbosch, het binnenste
van een spar is altijd een veilige en voordeelige
wijkplaats.
Nevel hindert de vogels weinig of niet in het vinden
van hun voedsel. Alleen de roofvogels, die op het
gezicht jagen hebben er last van, de grondvogels,
watervogels en boomvogels kennen hun terrein eri
gaan gemoedelijk aan het werk. De kraaien en de
duiven kennen hun dagelijkschen weg van slaapplaats
naar werkplaats even goed als ik en laten zich door
nevel niet van de wijs brengen. Maar de zwervers,
die onzekere wegen gaan en de trekkers, die honderden
kilometers hebben af te leggen, raken door den nevel
wel degelijk in de war. Sommigen schijnen de reis
voorloopig te staken, anderen vliegen heel laag langs
den grond en roepen elkander aan, alsof ze zoo de
richting en samenhang wilden bewaren. Een enkele,
die zijn reisgezelschap kwijt is, vliegt angstig roepend
rond o'f zit meewarig te schreeuwen in den top van
een boompje. Op zee begroeten ze elk schip als een
rustpunt en zelfs op zoo'n kort traject als Errkhuizen
Stavoren zit de veerboot soms vol met roodborstjes en
lijsters, wanneer in den trektijd de mist komt op
zetten. Wat nog blijft vliegen, gaat in allerlei richting
en bij zulke gelegenheden wordt het geloot' aan een
geheimzinnige richtingszin bij de vogels, nog betrouw
baarder dan het kompas, wel ter dege geschokt.
Wie wel het meest van den nevel genieten en
profiteeren dat zijn de mossen en de korstmossen.
Zomernevel, winternevel, alles is hun welkom,
winternevel nog wel het meest. In velerlei opzichten zijn de
mossen vreemd en onbegrijpelijk, altijd zijn ze mooi
en merkwaardig en misschien zullen ze zich ook nog
wel eens verheugen in de algemeene belangstelling,
even goed als thans roos of nachtegaal. Het tijkt er
intusschen nog lang niet naar. Maar toch, wanneer ge
dezer dagen buiten wandelt en rondkijkt, dan moet
het u treffen, vooral op een zonnigert dag, die volgt
op eenige neveldagen, dat dan de grond van heide en
duin en bosch gesierd is met kleurplekken en
kleurstreepen, zoo frisch en fijn en velerlei, als men ze in
den dorren wintertijd niet zou verwachten. Daar is
diep blauwachtig groen en schitterend lichtsterk
geelgroen, roodbruin, rooskleurig, zilvergrijs met
vreemd bleekgroenen achtergrond, heel donkergroen
Voorziet, met het voorjaar,
Uw woning van
NIEUWE
EUBELEN
5OO
AM 5 T E Q D A M
HAAM)
ZEGT NIET KONG-FU-TSE (OF EEN ANDERE WIJSGEER): DlVIDE ET IMPERA''?
bij zwart af met daarboven een bruine schemering,
van alles en nog wat en wie zich de moeite heeft
gegeven, om de kennismaking te zoeken niet eenige
afzonderlijke soorten van mossen, geniet daarvan
het meest en verheugt zich erover, dat in den winter
een groote aantal van onze mossen het levendigst zijn.
Eerst maken zij hun weinig in 't oog vallende manne
lijke en vrouwelijke voortplantingsorganen en als die
uitgewerkt zijn schieten in de eerste maanden van het
jaar de veelvormige en veelkleurige sporendoosjes
omhoog op ranke stelen. Krulmos, sterremos, knikmos,
hoorntandmos, haarmos, alles is druk in de weer en
vraagt uw aandacht. In den Planten- en Vogeltuin
in het Bloemendaalsche Bosch hebben we op be
scheiden etiketjes de namen geplaatst van de duide
lijkste soorten in kleine lettertjes, zoodat ge u moet
bukken, om ze te lezen en dat moet ge toch doen om
de plantjes zoo te bezien, dat ge een goeden indruk
krijgt van hun vorm en habitus.
Bij vorst en oostenwind en ook in de zomcrdroogte
schrompelen de meeste van die mossen ineen tot
onaanzienlijke korstjes, maar zoodra de nevel komt
ontplooien ze zich in volle schoonheid. Ja, het lijkt,
of de nevel hun nog meer schikt dan een regenbuitje.
De blaadjes van die mossen zijn maar n cellaag dik
en missen een beschermende opperhuid, vandaar dat
ze op elke vochtigheidsverandering reageeren. Het
krulmos reageert niet alleen met zijn blaadjes maar
ook met het steeltje van zijn sporendoosje en heeft
dan bij droog weer de allerzonderlingste houdingen.
En allemaal hebben ze om de opening van het sporen
doosje n of twee kransen van tanden, die ook al zeer
gevoelig zijn voor verandering van
vochtigheidstoestand.
Een paar voorname groepen van nevelvangers
onder de mossen, beide voorzien van bijzondere inrich
tingen, om de nevelvangst te bevorderen, hebben een
groote beteekenis voor de ontwikkeling van ons
landschap, dat zijn de haarmossen en de veenmossen,
die betrokken zijn bij de vorming van de veengronden,
zoowel overgangsveen als hoogveen. Zij veranderen
langzamerhand sommige van onze plassen in land,
lang niet alle plassen, sommige langzaam, sommige
snel. Vooral het veenmos schijnt nevel noodig te
hebben en het groeit daarom het weligst in de landen
bij de zee, bij ons het mooist in de Peel, waar het nu
gaandeweg voor de ontginning moet wijken. Er is
echter voor gezorgd, dat het elders nog gelegenheid
vindt tot ruime ontwikkeling en ge behoeft u dus niet
het genoegen te ontzeggen, "om kennis te maken_met
dezen merkwaardigsten der nevelvrienden.
Vraagt steeds
VAN OUDS HET BESTE MERK