De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 26 februari pagina 9

26 februari 1927 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

VOOR VROUWEN OP EEN HOED UIT! DOOR MEVR. J. M. STERCK?PROOT Teekeningen voor ,:de Groene Amsterdammer'' door Hermine IJzerdraet HET NEDERLANDSCHE GEZIN DOOK J. R1EMENS REURSLAG HET ligt waarschijnlijk aan een tekort in mijn gevoel van eigenwaarde, maar bij het passen in «een hoedenwinkel voel ik me altijd hevig minder waardig. Dat overkomt je nooit in een schoenwinkel bijvoorbeeld, waar je toch ook meestal altijd weer «eerst je tracht te persen in een nummer kleiner dan je ?eigenlijke maat is. Trouwens het komt ook niet op 5n het hoofd van de winkeljuffrouw uit de schoen winkel om eenigszins smalend te zeggen: O, nee uw ?voet is veel te groot voor No. x, ja, als ze haar vak ihandig verstaat, roemt ze zelfs het u passende nummer x x l, als een bijzonder mooie maat. Hoe heel anders in de hoedenmagazijnen, zoowel in «de chapelleriezaken als in de dameshoedenzaken van ?de kleinste tot de fijnste. Je komt binnen. Direct sminachtende blikken van de tip-top-juffrouw voor je oneer dan zesmaandsch oud hoofddeksel. Je doet aiatuurlijk of je daar niets van merkt en stapt af op ?de eerste de beste hoed, die je wel lijkt en zet dan je eigen hoed af om te passen: Altijd al een vervelend moment voor een dame, omdat elke hoed zijn voet stuk je coiffure erg ongezellig dooreen woelt. Tijd om de wanorde te herstellen wordt je niet ge geven, want eer je er op verdacht bent, wordt je Werkoren hoed al over je hoofd getrokken. Een hoed ?opzetten is bij de tegenwoordige modellen voor dit ?werkje een onbrukibaareuphemisme geworden. Maar nu komt het ergste; het lukt niet, je hebt geen pagehoofd, het elegante hoedje is beslist te klein voor je. En nu het groote verschil: Nu niet van de juffrouw ?een gemoedelijk: Ik zou u aanraden een grooter mummer te nemen, maar een licht schouderophalen «en een boutweg constateeren: ,,Ja u hebt een erg groot hoofd en veel te veel haar. Dat een groot hoofd als hersenbergplaats ook zijn voordeelen kan hebben, dat het een gemoedskwestie Jtan zijn, je vrouwelijke haartooi te behouden, voor 200 iets is in het kleine hoofdje van de modiste geen ?ruimte. Haar passen alle hoeden en dat is haar eenige vereischte waaraan een hoofd moet beantwoorden, zal het een goede reden van bestaan hebben. Ondertusschen zijn we gekomen aan het tweede bedrijf van het drama: alle modieuse hoeden gaan ?weer naar den achtergrond terug en naar voren [komen allerlei modellen met een groot entree, maar ihet is of de minachting voor groote hoofden al bij het kleinste werkstertje van het atelier begint, en of de minst met smaak bedeelden onder haar den tooi van ?de ruimgebolde hoeden wordt overgelaten. Het zijn iimmers in haar aller oogen toch maar uit hun aard smakelooze dingen, waar, van modieus standpunt, immers geen eer mee te behalen kan zijn. Die ouder?wetsche hoofden, zijn echter dikwijls in het bezit van ouderwetsch stevige beurzen Je bezoek eindigt meestal met een compromis van eigen bedenksel en je treft het soms dat het geheel :t>ij de verkoopster toch nog een sprankje van geest?drift wakker maakt. T~~\ AAR liggen drie akten van beschuldiging. *-'Teu ;eerste: de Opstandigen van Jo van Ammers?Kuiler. Ten tweede: het artikel, 25 Sept. 1926 verschenen in dit weekblad, door Ina Boudier?Bakker. Ten derde: de rede, uitgesproken voor de Tuchtunie, op 22 Januari j.!, door Mevrouw Wijnaendts Francken Dyserinck. Beschuldigd wordt het Nederlandsche gezin van: geen steun, geen richting te geven aan de jongeren; te leiden aan egoïsme en geslotenheid in tegenstelling met het buitenland; niet in staat te zijn, op te leiden voor de gemeenschap; er weinig voor te voelen, het kind op het goede pad te brengen en nog veel meer. Als vertegenwoordigster van de vennootschap het gezin" wordt speciaal aangeklaagd de moderne vrouw. De namen van de aanklaagsters zijn drie van de bekendste vrouwen uit ons land, groot-meesteressen van de pen of het woord. En nu zal ik het wagen, als advocaat op te treden? Is dat niet te veel gedurfd? Maar ik heb een machtigen getuige décharge. Als handig advocaat bewaar ik diens verklaring tot het laatst. Gij, vrouwen, beschuldigt het Nederlandsche gezin. Gij doet dat, ieder naar uw aard: de eene cynisch, maar met een ondergrond van schrijnend leed, de andere als muziek in mineur, de derde in forsche woorden, maar niet zoo heftig gemeend. Gij beschul digt ons, moeders, onze kinderen, Uzelf. Hebt gij daar wel eens aan gedacht? Gij beschuldigt Uzelf en uw kinderen. Maar neen, dat bedoelt gij niet. Gij teekent uitzon deringen, uitzonderingen, die b'estaan, ik geef het toe, maar dan toch uitzonderingen. Dat is uw goed recht als schrijfster. Maar gij geeft ze als de norm, en dat sticht de verwarring. Zoo is nu onze jeugd, zóó is de Hollandsche huisvrouw!" Dat hoort men uit den treure, en men haalt U aan als zegsman. Gij hebt een groep menschen aangevallen, waar gij toestanden wildet hekelen. Gij hebt de diepe golfslag van het leven niet gezien, maar alleen het schuim, dat er door ontstond. Ik geef U toe, dat verkeerde toestanden meer voorkomen dan vroeger, dat een gezin eerder, door de ontzettende moeilijkheden van dezen tijd, ten onder gaat dan vroeger. Het heele gezinsleven zoekt naar nieuwe oriën teering, 't Is een beetje, als een kind, dat den goeden weg moet zoeken, en 't vindt dien veel moeilijker dan vroeger. Aan alle kanten wordt er aan het gezinsleven getrokken en geduwd. De school wil het karakter der kinderen leeren kennen, legt beslag op hen, niet meer alleen gedurende den schooltijd, ook daarna in schoolclubs, in uitstapjes gedurende de vacantie. Als men vier kinderen, ieder naar hun aanleg, naar een ver schillende school doet, dan moet men alle zeilen bij zetten, of het huishouden wordt er een van Jan Steen. De koffietafel is een table d'hóte, de eerste komt om half twaalf, de vierde om half twee. Vrije middagen hebben ze nooit gelijk, en werk voor den hcelen Zon dag. Ik zeg niet, dat het anders kan. Ik constateer alleen feiten. Veel jeugdbonden trekken aan den anderen kant; organiseeren verjaardag- en Kerstfeesten, heerlijke vergoeding voor het kind zonder thuis, ontwrichtend werkend voor de beslotenheid van het goede gezin. Financiëele moeilijkheden zijn bij eenzelfde levens voering veel grooter dan vroeger. Door zakenmenschen en ambtenaren moet veel harder gewerkt worden, om hetzelfde te bereiken. Gevolg: vermoeidheid, prikkelbaarheid, rusteloosheid. De toegewijde, oude dienstbode, de steun der huis vrouw, behoort tot een verdwijnend type. De jonge vrouw van nu is het meisje, dat studeerde, niet of zonder groot verlangen daartoe. Was ze dom, dan schudde men het hoofd en zei: Meisjesstudie niets gedaan. Haalde ze mooie cijfers, dan was ze de trots van de familie en alle moeilijkheden werden haar uit den weg geruimd. Maar als zij trouwen, de dommen en de knappen,dan worden zij over n kam geschoren. De vrouw hoort thuis, bij het gezin, heeft maar n roeping. Ja, natuurlijk, ik predik het zelf ook iederen dag. Maar erken dan toch, hoe veel moeilijker het voor iemand is, die vol vreugde uit de bron der kennis heeft gedronken, steeds in hetzelfde kringetje rond te draaien, hoe er gesmacht kan worden naar het vrije leven buiten, naar financieëele onafhankelijkheid, door wie dat eens heeft bezeten. Ontwikkelingscursussen, vereenigingen, ze zitten allemaal te rukken en te trekken aan het gezinsleven. Niets geen belangstelling bij gehuwde vrouwen," zegt een voorzitster misprijzend als zij een slecht bezet te vergadering presideert. Toen er gebrek was aan arbeidskrachten, in een onnatuurlijke hausse-tijd, werden de gehuwde vrouw, als gewilde werkkracht, de schitterendste voor spiegelingen gedaan. De kinderen konden best groot worden zonder de voortdurende moederzorg, enz. Lees er nu de Encyclopaedie van het Vrouwenvraag stuk eens op na, hoejniderwetsch die bew:r'Dgen a weer aandoen. Thans, nu de gehuwde vrouw als de concurrente beschouwd wordt van de ongehuwde, zijn "het ineens de plichten van het gezin, die haar geheel vorderen. Ik weet ook al weer, dat het niet kan, bij deze moeilijke sociale toestanden heelemaal niet. Maar waarom niet steeds hooggehouden het ideaal van betaald werken, ook in het gezin, en de mogelijkheid geschapen van gedeeltelijke arbeidstaken daarbuiteji? Ik werk tusschen veel gehuwde vrouwen, velen met een half lesrooster. Ik verzeker U, dat het heerlijk is. Een volle dagtaak is heel iets anders. Daar moet men al heel sterk voor zijn, om dat met de plichten voor het gezin te combineeren. En bij kleine kinderen lijkt het mij alleen als uitzonderingstoestandgewenscht. Ik geloof, dat als de vrouwen wisten, later een be trekking te kunnen krijgen voor halve dagen, dat dan alle gehuwde ambtenaressen met kleine kinderen direct voor dezen levenstijd haar werk neerlegden. Maar nu het laatste en het allerbelangrijkste. Zoovelen hebben laten vallen het dogmatisch geloof, het patriarchale gezag van vroeger, als een kleed, dat te eng was geworden. Doch de nieuwe waarheden hebben nog geen vasten vorm. Van de nieuwe vrij heid" hebben wij nog maar een schemerend begrip. En dat zijn de grootste moeilijkheden, de stuurloos heid, het zoekend tasten der ouders. Is het wonder dat er verdwalen? Maar laat het er n gezin zijn op de tien, dat is heel veel, maar dan staan er toch tegenover dat ne püchtvergeten ouder paar negen, wier eenige gedachte is: de kinderen; tegenover die eene dansende en flirtende moeder, negen, die 's avonds kousen stoppen, welke eigenlijk niet meer gestopt konden worden, terwijl zij zich zorg maken over een leugentje van Pietje, en een slecht meetkundig proefwerk van Jantje; tegenover dien nen vader, die een liaison heeft, negen vaders, die na een drukke dagtaak 's avonds zich begraven in de problemen van de nieuwe natuurkunde, of uit het diepste van hun herinnering het verband op halen van de Peleponesische oorlogen, om hun zwakke zoon of dochter te helpen. U kijkt naar dat ne paar, en ik naar de negen. Dat is het verschil. Wordt er nu geen voorlichting gezocht in al deze moeilijkheden? Och, als u dat eens wist! Als ik daar sta voor een zaal in een volksbuurt van meer dan honderd menschen, en als ik daar tusschen allerlei kwasi-elegante dames een moeder zie met een uitge zakt lijf en een wit jak aan, een beverig mannetje met handen krom van het werken, dan schiet mij een prop in de keel, en ik vind het onbegrijpelijk schoon, een dergelijke belangstelling in een paedagogische lezing na een zware dagtaak. Of als daar zit een zaal intellectueelen, jonge mannen en vrouwen, dan weet ik al, dat zij het leven niet te licht, maar juist te zwaar opnemen. Dan voel ik mij zoo klein, omdat niemand den ander leeren kan, hoe men een kind opvoeden moet. Hoogstens kan men een geval veralgemeenen, een vermeend kwaad als een gewoon leeftijdsverschijn sel aantoonen. wat troost brengen, meer niet. Zitten wij niet allen in dezelfde problemen? Neen, er zijn er velen, die verdwalen, helaas, maar de kern zoekt, zoekt zoo energiek de nieuwe wegen, dat het niet kan uitblijven of het vinden zal het zoeken loonen, en een nieuwe harmonie zal weer ontstaan, waarin de zwakkere broeders en zusters gemakkelijker stand kunnen houden. En nu mijn getuige a decharge. Men moge het met zijn godsdienstige overtuiging a! of niet eens zijn, iedereen zal erkennen, dat onze paedagogiek moeilijk iemand noemen kan als prof.Gunning,wat betref t weten schappelijkheid van onderzoek, zuivere helderheid van zegging, objectiviteit van behandeling. Het volgende woord, dat ik vond aan het eind van een artikel in Stemmen des Tijds, Mei 1926 over: ,,De paedagogische wijsheid in het boek der Spreuken" is in dit geval van bijzondere beteekenis, omdat het komt van een orthodox Christelijk man. Niet alleen is 't gezins leven trots al de verwoestingen, die de oorlogspsychose en allerlei moderne theorieën ook onder ons hebben aangericht, toch bij ons, ook volgens 't onwraakbaar getuigenis van onpartijdige vreemdelingen, altijd nog betrekkelijk ongerept en altijd nog op hooger peil dan waar ook elders, maar de Nederlandsche letter kunde deelt met de Israëlitische het zeldzame voor recht, dat een der allerschoonste gedichten, die zij heeft voortgebracht, een der schoonste paarlen, waar zij haar trots in stelt, een loflied is op het huwe lijksleven; in de Nederlandsche literatuur is dit Vondel's onsterflijk: Waar werd oprechter trouw", en in de Joodsche de bekende lofzang op de deugdelijke huisvrouw, waarmede ons Spretikenboek sluit." De Hofstede OUD-BUSSEM" zendt U eerste keur Roombotcr met Rijksmerk per postpakket. TELEFOON 139. POST-ADRES NAARDEN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl