Historisch Archief 1877-1940
VOOR VROUWEN
OP EEN HOED UIT!
DOOR MEVR. J. M. STERCK?PROOT
Teekeningen voor ,:de Groene Amsterdammer''
door Hermine IJzerdraet
HET NEDERLANDSCHE GEZIN
DOOK J. R1EMENS REURSLAG
HET ligt waarschijnlijk aan een tekort in mijn
gevoel van eigenwaarde, maar bij het passen in
«een hoedenwinkel voel ik me altijd hevig minder
waardig. Dat overkomt je nooit in een schoenwinkel
bijvoorbeeld, waar je toch ook meestal altijd weer
«eerst je tracht te persen in een nummer kleiner dan je
?eigenlijke maat is. Trouwens het komt ook niet op
5n het hoofd van de winkeljuffrouw uit de schoen
winkel om eenigszins smalend te zeggen: O, nee uw
?voet is veel te groot voor No. x, ja, als ze haar vak
ihandig verstaat, roemt ze zelfs het u passende nummer
x x l, als een bijzonder mooie maat.
Hoe heel anders in de hoedenmagazijnen, zoowel in
«de chapelleriezaken als in de dameshoedenzaken van
?de kleinste tot de fijnste. Je komt binnen. Direct
sminachtende blikken van de tip-top-juffrouw voor je
oneer dan zesmaandsch oud hoofddeksel. Je doet
aiatuurlijk of je daar niets van merkt en stapt af op
?de eerste de beste hoed, die je wel lijkt en zet dan je
eigen hoed af om te passen: Altijd al een vervelend
moment voor een dame, omdat elke hoed zijn voet
stuk je coiffure erg ongezellig dooreen woelt.
Tijd om de wanorde te herstellen wordt je niet ge
geven, want eer je er op verdacht bent, wordt je
Werkoren hoed al over je hoofd getrokken. Een hoed
?opzetten is bij de tegenwoordige modellen voor dit
?werkje een onbrukibaareuphemisme geworden. Maar
nu komt het ergste; het lukt niet, je hebt geen
pagehoofd, het elegante hoedje is beslist te klein voor je.
En nu het groote verschil: Nu niet van de juffrouw
?een gemoedelijk: Ik zou u aanraden een grooter
mummer te nemen, maar een licht schouderophalen
«en een boutweg constateeren: ,,Ja u hebt een erg
groot hoofd en veel te veel haar.
Dat een groot hoofd als hersenbergplaats ook zijn
voordeelen kan hebben, dat het een gemoedskwestie
Jtan zijn, je vrouwelijke haartooi te behouden, voor
200 iets is in het kleine hoofdje van de modiste geen
?ruimte. Haar passen alle hoeden en dat is haar eenige
vereischte waaraan een hoofd moet beantwoorden,
zal het een goede reden van bestaan hebben.
Ondertusschen zijn we gekomen aan het tweede
bedrijf van het drama: alle modieuse hoeden gaan
?weer naar den achtergrond terug en naar voren
[komen allerlei modellen met een groot entree, maar
ihet is of de minachting voor groote hoofden al bij het
kleinste werkstertje van het atelier begint, en of de
minst met smaak bedeelden onder haar den tooi van
?de ruimgebolde hoeden wordt overgelaten. Het zijn
iimmers in haar aller oogen toch maar uit hun aard
smakelooze dingen, waar, van modieus standpunt,
immers geen eer mee te behalen kan zijn. Die
ouder?wetsche hoofden, zijn echter dikwijls in het bezit
van ouderwetsch stevige beurzen
Je bezoek eindigt meestal met een compromis van
eigen bedenksel en je treft het soms dat het geheel
:t>ij de verkoopster toch nog een sprankje van
geest?drift wakker maakt.
T~~\ AAR liggen drie akten van beschuldiging.
*-'Teu ;eerste: de Opstandigen van Jo van
Ammers?Kuiler.
Ten tweede: het artikel, 25 Sept. 1926 verschenen
in dit weekblad, door Ina Boudier?Bakker.
Ten derde: de rede, uitgesproken voor de Tuchtunie,
op 22 Januari j.!, door Mevrouw Wijnaendts Francken
Dyserinck.
Beschuldigd wordt het Nederlandsche gezin van:
geen steun, geen richting te geven aan de jongeren;
te leiden aan egoïsme en geslotenheid in tegenstelling
met het buitenland; niet in staat te zijn, op te leiden
voor de gemeenschap; er weinig voor te voelen, het
kind op het goede pad te brengen en nog veel meer.
Als vertegenwoordigster van de vennootschap het
gezin" wordt speciaal aangeklaagd de moderne vrouw.
De namen van de aanklaagsters zijn drie van de
bekendste vrouwen uit ons land, groot-meesteressen
van de pen of het woord.
En nu zal ik het wagen, als advocaat op te treden?
Is dat niet te veel gedurfd? Maar ik heb een machtigen
getuige décharge. Als handig advocaat bewaar ik
diens verklaring tot het laatst.
Gij, vrouwen, beschuldigt het Nederlandsche gezin.
Gij doet dat, ieder naar uw aard: de eene cynisch,
maar met een ondergrond van schrijnend leed, de
andere als muziek in mineur, de derde in forsche
woorden, maar niet zoo heftig gemeend. Gij beschul
digt ons, moeders, onze kinderen, Uzelf. Hebt gij
daar wel eens aan gedacht? Gij beschuldigt Uzelf
en uw kinderen.
Maar neen, dat bedoelt gij niet. Gij teekent uitzon
deringen, uitzonderingen, die b'estaan, ik geef het toe,
maar dan toch uitzonderingen. Dat is uw goed
recht als schrijfster. Maar gij geeft ze als de norm,
en dat sticht de verwarring. Zoo is nu onze jeugd,
zóó is de Hollandsche huisvrouw!" Dat hoort men uit
den treure, en men haalt U aan als zegsman.
Gij hebt een groep menschen aangevallen, waar
gij toestanden wildet hekelen. Gij hebt de diepe
golfslag van het leven niet gezien, maar alleen het
schuim, dat er door ontstond.
Ik geef U toe, dat verkeerde toestanden meer
voorkomen dan vroeger, dat een gezin eerder, door
de ontzettende moeilijkheden van dezen tijd, ten
onder gaat dan vroeger.
Het heele gezinsleven zoekt naar nieuwe oriën
teering, 't Is een beetje, als een kind, dat den goeden
weg moet zoeken, en 't vindt dien veel moeilijker dan
vroeger.
Aan alle kanten wordt er aan het gezinsleven
getrokken en geduwd. De school wil het karakter der
kinderen leeren kennen, legt beslag op hen, niet meer
alleen gedurende den schooltijd, ook daarna in
schoolclubs, in uitstapjes gedurende de vacantie. Als men
vier kinderen, ieder naar hun aanleg, naar een ver
schillende school doet, dan moet men alle zeilen bij
zetten, of het huishouden wordt er een van Jan Steen.
De koffietafel is een table d'hóte, de eerste komt
om half twaalf, de vierde om half twee. Vrije middagen
hebben ze nooit gelijk, en werk voor den hcelen Zon
dag. Ik zeg niet, dat het anders kan. Ik constateer
alleen feiten.
Veel jeugdbonden trekken aan den anderen kant;
organiseeren verjaardag- en Kerstfeesten, heerlijke
vergoeding voor het kind zonder thuis, ontwrichtend
werkend voor de beslotenheid van het goede gezin.
Financiëele moeilijkheden zijn bij eenzelfde levens
voering veel grooter dan vroeger. Door zakenmenschen
en ambtenaren moet veel harder gewerkt worden,
om hetzelfde te bereiken. Gevolg: vermoeidheid,
prikkelbaarheid, rusteloosheid.
De toegewijde, oude dienstbode, de steun der huis
vrouw, behoort tot een verdwijnend type. De jonge
vrouw van nu is het meisje, dat studeerde, niet of
zonder groot verlangen daartoe. Was ze dom, dan
schudde men het hoofd en zei: Meisjesstudie niets
gedaan. Haalde ze mooie cijfers, dan was ze de trots
van de familie en alle moeilijkheden werden haar uit
den weg geruimd. Maar als zij trouwen, de dommen
en de knappen,dan worden zij over n kam geschoren.
De vrouw hoort thuis, bij het gezin, heeft maar n
roeping.
Ja, natuurlijk, ik predik het zelf ook iederen dag.
Maar erken dan toch, hoe veel moeilijker het voor
iemand is, die vol vreugde uit de bron der kennis
heeft gedronken, steeds in hetzelfde kringetje rond
te draaien, hoe er gesmacht kan worden naar het vrije
leven buiten, naar financieëele onafhankelijkheid, door
wie dat eens heeft bezeten.
Ontwikkelingscursussen, vereenigingen, ze zitten
allemaal te rukken en te trekken aan het gezinsleven.
Niets geen belangstelling bij gehuwde vrouwen,"
zegt een voorzitster misprijzend als zij een slecht bezet
te vergadering presideert.
Toen er gebrek was aan arbeidskrachten, in een
onnatuurlijke hausse-tijd, werden de gehuwde vrouw,
als gewilde werkkracht, de schitterendste voor
spiegelingen gedaan. De kinderen konden best groot
worden zonder de voortdurende moederzorg, enz.
Lees er nu de Encyclopaedie van het Vrouwenvraag
stuk eens op na, hoejniderwetsch die bew:r'Dgen a
weer aandoen. Thans, nu de gehuwde vrouw als de
concurrente beschouwd wordt van de ongehuwde, zijn
"het ineens de plichten van het gezin, die haar geheel
vorderen.
Ik weet ook al weer, dat het niet kan, bij deze
moeilijke sociale toestanden heelemaal niet. Maar
waarom niet steeds hooggehouden het ideaal van
betaald werken, ook in het gezin, en de mogelijkheid
geschapen van gedeeltelijke arbeidstaken daarbuiteji?
Ik werk tusschen veel gehuwde vrouwen, velen met
een half lesrooster. Ik verzeker U, dat het heerlijk is.
Een volle dagtaak is heel iets anders. Daar moet men
al heel sterk voor zijn, om dat met de plichten voor
het gezin te combineeren. En bij kleine kinderen
lijkt het mij alleen als uitzonderingstoestandgewenscht.
Ik geloof, dat als de vrouwen wisten, later een be
trekking te kunnen krijgen voor halve dagen, dat dan
alle gehuwde ambtenaressen met kleine kinderen
direct voor dezen levenstijd haar werk neerlegden.
Maar nu het laatste en het allerbelangrijkste.
Zoovelen hebben laten vallen het dogmatisch geloof,
het patriarchale gezag van vroeger, als een kleed,
dat te eng was geworden. Doch de nieuwe waarheden
hebben nog geen vasten vorm. Van de nieuwe vrij
heid" hebben wij nog maar een schemerend begrip.
En dat zijn de grootste moeilijkheden, de stuurloos
heid, het zoekend tasten der ouders.
Is het wonder dat er verdwalen? Maar laat het er
n gezin zijn op de tien, dat is heel veel, maar dan
staan er toch tegenover dat ne püchtvergeten ouder
paar negen, wier eenige gedachte is: de kinderen;
tegenover die eene dansende en flirtende moeder,
negen, die 's avonds kousen stoppen, welke eigenlijk
niet meer gestopt konden worden, terwijl zij zich
zorg maken over een leugentje van Pietje, en een
slecht meetkundig proefwerk van Jantje; tegenover
dien nen vader, die een liaison heeft, negen vaders,
die na een drukke dagtaak 's avonds zich begraven
in de problemen van de nieuwe natuurkunde, of uit
het diepste van hun herinnering het verband op
halen van de Peleponesische oorlogen, om hun zwakke
zoon of dochter te helpen.
U kijkt naar dat ne paar, en ik naar de negen.
Dat is het verschil.
Wordt er nu geen voorlichting gezocht in al deze
moeilijkheden? Och, als u dat eens wist! Als ik daar
sta voor een zaal in een volksbuurt van meer dan
honderd menschen, en als ik daar tusschen allerlei
kwasi-elegante dames een moeder zie met een uitge
zakt lijf en een wit jak aan, een beverig mannetje met
handen krom van het werken, dan schiet mij een prop
in de keel, en ik vind het onbegrijpelijk schoon, een
dergelijke belangstelling in een paedagogische lezing
na een zware dagtaak. Of als daar zit een zaal
intellectueelen, jonge mannen en vrouwen, dan weet ik al,
dat zij het leven niet te licht, maar juist te zwaar
opnemen. Dan voel ik mij zoo klein, omdat niemand
den ander leeren kan, hoe men een kind opvoeden
moet. Hoogstens kan men een geval veralgemeenen,
een vermeend kwaad als een gewoon leeftijdsverschijn
sel aantoonen. wat troost brengen, meer niet. Zitten
wij niet allen in dezelfde problemen?
Neen, er zijn er velen, die verdwalen, helaas, maar
de kern zoekt, zoekt zoo energiek de nieuwe wegen,
dat het niet kan uitblijven of het vinden zal het
zoeken loonen, en een nieuwe harmonie zal weer
ontstaan, waarin de zwakkere broeders en zusters
gemakkelijker stand kunnen houden.
En nu mijn getuige a decharge. Men moge het met
zijn godsdienstige overtuiging a! of niet eens zijn,
iedereen zal erkennen, dat onze paedagogiek moeilijk
iemand noemen kan als prof.Gunning,wat betref t weten
schappelijkheid van onderzoek, zuivere helderheid van
zegging, objectiviteit van behandeling. Het volgende
woord, dat ik vond aan het eind van een artikel in
Stemmen des Tijds, Mei 1926 over: ,,De paedagogische
wijsheid in het boek der Spreuken" is in dit geval
van bijzondere beteekenis, omdat het komt van een
orthodox Christelijk man. Niet alleen is 't gezins
leven trots al de verwoestingen, die de oorlogspsychose
en allerlei moderne theorieën ook onder ons hebben
aangericht, toch bij ons, ook volgens 't onwraakbaar
getuigenis van onpartijdige vreemdelingen, altijd nog
betrekkelijk ongerept en altijd nog op hooger peil
dan waar ook elders, maar de Nederlandsche letter
kunde deelt met de Israëlitische het zeldzame voor
recht, dat een der allerschoonste gedichten, die zij
heeft voortgebracht, een der schoonste paarlen,
waar zij haar trots in stelt, een loflied is op het huwe
lijksleven; in de Nederlandsche literatuur is dit
Vondel's onsterflijk: Waar werd oprechter trouw",
en in de Joodsche de bekende lofzang op de deugdelijke
huisvrouw, waarmede ons Spretikenboek sluit."
De Hofstede OUD-BUSSEM"
zendt U eerste keur
Roombotcr met Rijksmerk
per postpakket.
TELEFOON 139. POST-ADRES NAARDEN.