De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 5 maart pagina 1

5 maart 1927 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

P)e Groene Amsterdammer <t>t_-/WêefebIad voor Nederland .. sinds vyftigjaar aan de spits der ?weekbladen . . . ." ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP Redacteuren: H. BRUGMANS EN TOP VAN RHIJN-NAEFF Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM Uitg.: N.V. DE GROENE AMSTERDAMMER KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM ?uu mum TOE AND HEEL OPGERICHT IN 1877 No. 2596 ZATERDAG 5 MAART 1927 HUIZINGA'S INDRUKKEN VAN AMERIKA LOSSE opmerkingen" zoo kenschetst Huizinga ,, zelf vorm en inhoud van zijn jongste geschrift ,, Amerika levend en denkend" (Haarlem, H. D. Tjeenk Willink en Zoon: waarom zonder jaartal, waarde heer Tjeenk Willink? de voorrede van den schrijver heeft wél een dateering). Men mag zich gelukkig prijzen, dat Huizinga de behoefte niet heeft kunnen weerstaan, de indrukken te ordenen, die hij bij een bezoek aan de Vereenigdc Staten kreeg. Door zijn vier essays over Amerikaansche beschaving, vereenigd onder den titel ,,Mensch en menigte in Amerika", had hij vroeger reeds getoond, hoe het hem, toen hij nog geen voet in de nieuwe wereld had gezet, door bestudeering van Amerikaansche geschiedenis, politiek en maatschap pelijke toestanden, en niet minder door zich vertrouwd te maken met de representatieve werken der Ameri kaansche litteratuur, mogelijk was geweest zich in te leven in Amerika's geest en voor zijne lezers een verrassend, en de innerlijke kenmerken van juistheid vertoonend beeld te ontwerpen der cultuur historie van het volk aan de overzijde van den Oceaan. Dit boek heeft zijn weg reeds gevonden in 1920 verscheen er een tweede, herziene uitgave van al stelt het vrij hooge eischen aan den lezer.Ook,, Amerika levend en denkend" is geen lectuur voor Jan Alleman; maar het vordert niet zulk een sterke concentratie van aandacht als het andere boek; de verscheidenheid der onderwerpen, die er in een reeks van korte hoofd stukjes worden aangeroerd, houdt den lezer geboeid, zonder hem ooit te vermoeien; het is zoo vlot en onder houdend geschreven, dat je den indruk krijgt, alsof de auteur je zit te vertellen van wat hem bij zijn bezoek aan Amerika het meest heeft getroffen. Het doel, waarvoor hij zijne reis ondernam, bracht mede, dat hij een aantal universiteiten en ..colleges" heeft bezocht en met allerlei menschen uit die kringen verkeerde. De universiteit neemt daar ginds een geheel andere positie in dan bij ons. Zij is in de eerste plaats een op voedingsinstituut; tal van jonge mannen en meisjes brengen er vier jaren door en doen dan veel aan sport en ook iets aan wetenschap. De meesten stellen zich tevreden met het college", dat eigenlij'; een soort van breeden onderbouw van de universiteit is en hun een voorraad hoogere cultuur" bijbrengt; voor amb ten en bedieningen leidt het niet op; na de aan het ,,college" doorgebrachte jaren gaan de jongelui de maatschappij in, naar het zakenleven, of naar een andere bestemming. Wie dokter of ingenieur of jurist ?wil worden, doorloopt een vakschool, die doorgaans .aan een universiteit is verbonden. Voor den staats dienst bestaat in het geheel geen universitaire op leiding; daarin klimt men op via de politiek". Behalve die van opvoedingsinstituut vervult de Amerikaansche universiteit nog een tweede functie: zij wijdt zich aan de problemen, die den staat of de natte vervullen, zij tracht ook een strikt wetenschappelijken grondslag voor het zakenleven te vinden. Daaraan dankt zij de schenkingen van groote sommen gelds, waaruit zij voor een groot deel haar middelen put. Zij staat niet buiten, maar middenin het werke lijke leven, en wordt door de natie op hoogen .prijs gesteld anders dan in Nederland, waar ,,de eerbied voor geleerdheid gemengd is met ironische minachting". Van de excessen van deze gerichtheid op ,,business" geeft Huizinga een vermakelijk voorbeeld. Aan een der beroemdste colleges" voor meisjes werd een wedstrijd gehouden in de kunst om je geld op de voordeeligste manier te beleggen ! Wie van de meisjes het optimum van juiste speculatie en koelhoofdigheid bleek te hebben tentoongespreid, en na zekeren tijd de grootste denkbeeldige winsten behaald, verwierf prijs en lof". Maar gelukkig zijn er in Amerika ook nog zakenmenschen, die zeggen: laat de Universiteit mijn jongen wat beschaving geven; de techniek van mijn vak leer ik hem in zes maanden. Wat Huizinga over universiteiten en colleges" mededeelt, vult volstrekt niet het grootste deel van zijn boek. Wie in zulke onderwerpen minder belang mocht stel len, kan er tal van andere in aantreffen, die misschien meer van zijne gading zijn. Ik doe een greep uit de titels der hoofdstukken: Voorspoed en vooruitgang", Verspilling", Mechaniseering der cultuur", Standardizing", Democratie", Functie van de krant", De kunst der journalistiek", Headline en adver tentie". Over de mechaniseering van arbeid en arbeider, van de politiek, van het geestesleven had Huizinga in zijn vorige boek reeds gewaagd; een van de vier essays, waaruit het bestaat, draagt den titel: De verwerktuigelijking van het gemeenschapsleven". Daarin had hij al betoogd, welk een beteekenis als cultuurfactoren de krant en de bioscoop hebben: de krant, die door de geringe aandachtsinspanning, welke zij eischt, werktuigelijk wordt opgenomen, die door het kant en klaar aanbieden van meeningen, bij het gros van de lezers alle zelfwerkzaamheid opheft, alle individualiteit vernietigt en de geesten nivelleert; de bioscoop, die aan het eigenlijke volk den standaard van het schoone levert en een solidariteit van emotie en belangstelling te weeg brengt. Nu hij krant en bioscoop in Amerika uit eigen er varing kent, is zijn oordeel niet anders geworden. Over den bioscoop schrijft hij onder het hoofd democratie", omdat in Amerika ons begrip democratie" moet worden omgezet van het politieke en het sociale in het cultureele en algemeen menschelijke". Geen machtiger bevorderaar der democratie in dezen zin dan de bioscoop. Hij gewent de natie van hoog tot laag aan n gemeenschappelijken kijk op het leven. Door zijn beperkte middelen van uitdrukking, door zijn accentueering van het uiterlijke en de nood zaak van algemeene verstaanbaarheid stelt hij tal rijke gebieden van den geest buiten werking.... Hij geeft den stedeling het landleven, of een beeld daarvan te zien, en den buitenman het stadsleven, den armen de weelde en den rijken de ellende, alles in hooge mate gestyleerd, zoodat het gemakkelijk post vat in den geest. Hij werkt met dit alles eer verzoenend dan dat hij klassenhaat zou scheppen. De herhaalde illusie van het leven der rijken geeft den arme een zekere communie met weelde en verfijning; het fantasie beeld wordt een deel van zijn eigen bestaan". Bij krant en bioscoop heeft zich in de laatste jaren nog een andere factor gevoegd, die het proces van de mechaniseering der cultuur verhaast: de radio-om roep. De beteekenis van de radio is nog nauwelijks te overzien. Haar geestelijk nivelleerende werking zal DE GROENE AMSTERDAMMER P r ij s per jaargang ? 10.?bij vooruitbetaling Per No. 25 Cent. Advertentiën ? 0.75 per regei INHOUD. 1. Prof. Dr. O. W. Kernkamp, Huizinga's in drukken van Amerika. 2. Ir. H. Amer, Het beheer onzer spoorwegen. 3. Dr. Jan Romein, Met Chin'esche oogen Joh. Braakensiek, Poincaréen de Russische schuld. 4. Spreekzaal. 5. Mr. Dr. J. van Schaardenburg,, Georg Brandes L. J. Jordaan, De naakte man. 6. Annie Salomons, Bijkomstigheden 7. Dr. Jac. P. Thijsse Uit de Natuur?A. Plasschaert. ScMlderkunstk'oniek. 9. Red. Elis M. Rogge, Voor Vrouwen. 10. Top Naeff, Dram. Kroniek 11. H. Scholte, Comoedia B. van Vlijmen, Pei'ues in Amsterdam. 12 Constant van Wessem, Muziek in de Hoofdstad. 13. Prof. Dr. j. Prinsen J.Lzn en Herman Midden dorp, Boekbespreking. 15. Jhr. Mr. H. Smissaert, Protectie als overheids bemoeiing Mr. M F. Hennus Schilderkunst. 16 Uil Jantje's Kladschrift J. W. F. Werumeus Buning, Kroniek van den Dans. 17. Barharossa, Uit den Gemeenteraad, met teeken. door B. van Vlijmen. 18. Charivarius. Charivario -- Otto van Tussen broek, Aanplakbiljetten. 19. T. Korda Anita Loos, Gentlemen prefer hlondes. 20. Torn Schilperoort, Toerisme. Omslag: Spelproblemen. Bijvoegsel: Joh. Braakensiek. Het NedfrlandscliBelgisch Verdrag en de Eerste Kamer. waarschijnlijk nog grooter blijken dan die van den bioscoop. Het gezin op de afgelegen hoeve, de invali den in hun gedwongen afzondering leven een stukje van het leven der groote stad mee. Maar niemand, die luistert, kiest meer zijn eigen stof van geestelijke voeding; hoogstens doet hij, zooals men a la carte te kiezen meent. De omroep voedt een heele natie als het armhuis van Oliver Twist. En de kost moet voor alle magen te verdragen zijn. Al wat niet strookt met een algemeenen norm van bevattelijkheid en wel gevalligheid is uitgesloten. Met den bioscoop deelt voorts de radio de eigenschap, dat zij dwingt tot een sterke, maar oppervlakkige spanning der aandacht, die het na-denken, of laat mij zeggen: het reflecteerend opnemen, volstrekt uitsluit". In zijn voorbericht veronderstelt Huizinga, dat de lezers van zijn boek dikwijls zullen denken: is dat nu specifiek Amerikaansch? Wat hij van krant en bioscoop en radio schrijft, zeker niet ; ook in Nederland oefenen die cultuurfactoren hun nivelleerenden invloed uit en doen menigeen, mét William James, verzuchten : Progress is a terrible thing". KERNKAMP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl