De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 5 maart pagina 10

5 maart 1927 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 259 DRAMATISCHE KRONIEK DOOR TOP NAEFF Moskauer Künstleriheater: II Hel levende lijk. Nachl-Asyl. ^ IETS is, vind ik, zoo boeiend, zoo instructief ook, ?"?^ als het zien van een meesterwerk in verschillende vertolkingen. Het gestadig opbrengen van noviteiten is de dood aan de eigenlijke tooneelspeelkunst, die de oneindige taak heeft het geschreven stuk verder te brengen dan de auteur met zijn middelen vermocht, al verder Aldus wordt ze ook door deze Russische kunstenaars opgevat, zij breken niet af, wat hun voorgangers opbouwden, schouder aan schouder houden zij, zonder te transigeeren en zonder te verstarren, de grondbeginselen van hun school hoog. Valt er een rol uit, een ander staat ervoor klaar. De grondvormen kennen ze allen, vele détails zijn gemeengoed geworden, de persoonlijkheid kan ermee gaan werken, het prachtig materiaal, hem geschonken, toetsen aan zijn wezen, kneden en bezielen naar zijn aard en kracht. De dienaars gaan voorbij, de dienst blijft ongeschonden". Wij, toeschouwers, die in de gelegenheid zijn een werk rneer dan nmaal te zien, staan feitelijk voor dezelfde taak, ook wij hebben innerlijk een beeld op te bouwen, een droombeeld, waarvan nu de eene dan weer de andere facet het licht vangt, en wij hebben, naast onze eigen beperkte visie, heel wat perspectieven te doorschouwen eer er ook maar sprake kan zijn van een stuk, een rol, te kennen", eer ons oordeel ook maar eenigermate gefundeerd mag heeten, eer we genaken tot de zuivere ontroering. Intusschen mogen we ons weer wachten tijdens de vertooning onze herinneringen aan een vorige te laten opkomen, want daarmede kan men slechts in een klem van verrassingen en teleurstellingen geraken. En zelfs wanneer alle indrukken bezonken zijn, blijft vergelijken in ietwat concrete bewoordingen een hachelijk bedrijf. Wij leerden hier Tolstoï's Het levende lijk" kennen dank zij drie interpretaties, die van Royaards, van Moïssi, en thans deze authentiek "Russische, en ik zou, vergelijkenderwijs, slechts kunnen aanteekenen, dat de Russische Fedja" dichter bij dien van Royaards dan bij dien van Moïssi stond, dat in elk geval Viroubow met zijn zeer gave vertolking naar geen enkele der door Moïssi in ons Hart gegrifte effecten ook maar heeft gestreefd. Toch week zijn opvatting ook nog weer opmerkelijk van die van Royaards af; waar Royaards, intellectueel sterker en fijner, den geestes-aristocraat nog in zijn lompen geen oogenblik vergeten deed, beeldde Viroubow den gemiddelden Rus, gelijk deze, voor zoover wij hem uit de litteratuur kennen, in alle rangen en standen zoo voorkomen kan. Zijn Fedja" was algemeen menschelijk, terwijl die van Royaards minder alge meen, en bovendien dichterlijk was, beseffen deed hoeveel van Tolstoïzelf er in die, in verband met 's dichters einde, haast mystisch-ontroerende figuur geslopen is. Bij Moïssi werd de rol in deze richting geheel fantastisch, subliem op de hoogtepunten, doch zonder organisch verband. Op zijn niveau bleef Viroubow zich prachtig gelijk. Zelden heb ik een rol zien spelen in zoo oprechten eenvoud, geen smetje van effectbejag kleefde er aan. Herleid tot een minder gecompliceerd beeld, gaf hij dat beeld dan ook met volmaakte natuurlijkheid, een mensch, van alle degradeerende kluisters bevrijd, een herboren schepsel God's. Als een schooljongen met vacantie stond deze Fedja tusschen de zigeuners, bloedwarm was het minnespel met Macha, en roerend zijn naïeve behoefte den braven, ontdanen Karenine iets te laten meegenieten van al deze heerlijkheid. Uitteraard minder indruk hebben op mij de daarop volgende tooneelen gemaakt, het gesprek met Prins Abreskow, met Sacha, het schrijven van den afscheids brief, waaruit wij moeten gevoelen wat voor een mensch als Fedja het oude leven geweest is, welk een ondragelijk geweld daarin zijn bewuste, hunkerende ziel werd aangedaan. De tragiek van dit noodge dwongen en daadwerkelijk: Stirb und werde" ligt in die machtige, korte scènes opgekropt. Daarna kwam er voor mijn gevoelen weer een stijging hoe handicapt ons bij de beoordeeling van dit werk, met zijn van menschelijkheid vibreerenden dialoog, de onverstaanbare taal ! en het slot was in zijn eenvoud diep aangrijpend. Zooals toen Fedja's bre kende blik van Lisa naar Macha overgieed.... in dien blik lag het geheele drama. En het was of dit harmo nisch einde de rol hief op een hooger plan dan wij haar tot dusver hadden begrepen, of dit oogenblik over Viroubow's Fedja" besliste. De Russen hebben ons het werk ongeschonden gebracht, in een tooneelschikking, die naar de om standigheden, waarin een reizend gezelschap verkeert in den Stadsschouwburg te Amsterdam althans bevredigend mochten heeten, en met een bezetting welke, schoon niet alle rollen superieur vervuld werden, toch weer de eenheid, de gevu'.dheid, de innigheid, de vitaliteit van het samenspel bracht, waaraan we ons bij deze voorstellingen letterlijk warmen. Kryanowska de veelzijdige was Lisa. Zij speelde de rol minder geadeld dan Lina Lossen voor enkele jaren in Moïssi's gezelschap, minder ontroerend ook. Doch het gelijk IOSINE SIMONS?MEES JOSINE SIMONS-MEES is hier aan de zijde der Russische. Van deze ondiepe vrouw, even benepen als verfijnd, eene in haar maag delijke pudeur gevangene, kon men inderdaad gelooven dat zij den armen mensch, die haar echtgenoot was geweest, en die voor haar vermeende hoogheid ter aarde boog, voorbijliep zonder hem haar glacéhandje toe te steken. Een m haar opvatting uiterst zuivere, strakke creatie, schoon, ook door uiterlijke, ouderwetsche, en hoe bekorende ! distinctie. Karenine (Kommissarow) was de verpersoonlijkte braafheid. Hij kreeg, doordat het tooneel ten huize zijner moeder gehandhaafd was, volledig het ancien régime cachet. De Macha" van Gretsch heeft mij het minst voldaan. Deze hartstocht der ongebreidelde jeugd kwam mij wat te rijp en te kunstmatig voor, een meer verpletterend, dan meesleepend tempera ment. In het tooneel met de ouders mocht het ver wonderen, dat deze onvervaarde dochter het ouderlijk gezag niet eer onderst-boven liep dan eraan te gehoorzamen. Hoe meer we deze tooneelkunstenaars zien in hun uitgelezen repertoire, waarin ze telkens weer geheel andere menschen voor ons worden, alle snaren in beroering brengen, ons verplaatsen in telkens een andere, aangrijpende atmosfeer, des te nader groeien ze ons aan het hart. De beteekenis van dit gastspel" gaat boven de artistieke praestatie uit, dit is een demonstratie, een waarschuwend voorbeeld voor ons land, dat met de tooneelkunst vrijwel op hol is ge slagen. In een taal, niet toegankelijker dan de onze, beantwoordt deze kunst aan het eerste gebod: dat ze voor dooven verstaanbaar moet zijn. En louter door haar intensiteit veroverde ze de wereld. De sterkste vertooning, sterk aangezet, maar in deze exuberantie kolossaal, lijkt me tot dusver Nachtasyl".Hier, bij dit wonderbaarlijk al maar door elkaar praten, hadden we zelfs de illusie, op den klank, de intonatie, iets van de woorden te verstaan. Hoe anders haast te verklaren, dat we naar die lange gesprekken naar de alleenspraken van Loeka bijv. zóó geboeid luisterden, er niet van loskwamen, drie uren aaneen de Russen nemen er hun tijd voor ! oogen, maar ook ooren te kort kwamen, en spijt hadden toen het uit was. Terwijl het werk, dat we o.a. kenden uit die prachtige opvoering in het Kleine Theater" onder Reinhardt, toch niet zoovee! geheimen meer voor ons leek te hebben. Deze vertooning van de Russen was lang zoo somber niet, romantisch-naturalistisch; in al haar tragiek bleef ze door de hoop gedragen: dat de mensch, ook de ellendigste en hoe ellendig waren ze er aan toe ! wordt geboren terwille van de voortreffelijkste", dat een ieder aldus aandeel heeft aan het mysterie, dat geen ziel geheel verloren gaat. De schoone zang onder steunde dat geloof in den mensch"; na elke botsing der ongebreidelde naturen golfde de smartelijkheid weer weg, werd het stil en goed als na den storm, scholen de ruziemakers als strijdmakker? bij elkaar, vereenigden zich de stemmen. Men had maar n gedachte: een natuurwonder is dit stuk van Gorki. n als zoodanig werd het ook gespeeld. Op de deining van het leven, naar de wetten van actie en reactie, in een wereld, waar voor alles plaats is, voor hec hoogste en het laagste, op den bodem", waar de Tartaar" bidt voor de ziel van den verlosten tooneelspeler...." Het noemen van namen anders onze naaste plicht zou hier. bij dezen samengang, haast onge past worden. Voor de curiositeit zij vermeld, dat de Fedja" van Het levende lijk" in Nacht-Asyl" de rol van Fepel", den dief, vervulde, een boom van een kerel, onherkenbaar.... T~\ E huldigende stoeten", om met Jac. van Looy ?'-'te spreken, zullen in dit roemrijk seizoen niet rusten aleer ook mevrouw Simons uit haar huisje is. gelokt. Doch het zal een stille, haast geheime hulde worden, naar haar voornamen aard, naar den aard ook van haar talent, dat altijd was als een stil-brandende lamp. Een spontaan blijk van waardeering en gene genheid voor haar werk en haar persoon uit den naas ten kunstenaarskring. Kunstenaars, van alle gilden en gezindheden, die zich herinneren hoe in den winter van 1891/92 een jonge tooneelschrijfster" debuteerde,. die tot dusver de eenige bleef, welke op dien titel officieel aanspraak mag doen geiden. Want al hebben meer Nederlandsche schrijfsters tusschen haar epischen of lyrischen arbeid door, wel eens met succes naar dien zwaarsten, in ons land ondankbaarsten vorm gegrepen, geen harer heeft als mevrouw Simons het tooneel gediend, 200 uitsluitend, en zoo trouw .' Na Heyermans, is zij met Frans Mijnssen de eenige onzer litteratoren, die op een dramatisch oeuvre" kan bogen, dat afgescheiden van zijn theatrale waarde die hangt voor een groot deel van de toevallige vertolking af in de Nederlandsche letterkunde een plaats inneemt. Na vijfendertig jaar is dit oeuvre kenschetsend voor haar persoonlijkheid, voor de taak die zij zich stelde, voor het gematigd, maar oprecht idealisme, waarmede zij?een dochter Ibsens in het Ho!landsch gezinsleven de individueele vrijheids heeft bepleit. Reeds de titels harer werken leggen daarvan getuigenis af, en schoon haar vleugels niet steeds reikten, de drang naar hooger leven heeft haar altijd vervuld. Van hoogten en vlakten",. Twee levenskringen", Levensstroomingen," enz.. Het zijn die kringen" de tegenstellingen, de kente-ringen, welke ook ons daarin boeien, de groepen wellicht meer nog dan de personen. Behalve in haar laatste werk Geloof", dat in den Hugenotentijd. speelt, is zij zeiden afgeweken van het haar vertrouwd: milieu, en hoewel m de teekening harer jeugdige figuren meegegaan met haar tijd," komen ons haar eigen jeugdindrukken nog altijd de sterkste voor., haar karakteristiek het volledigst en het scherpst., daar, waar haar geest den afstand waarneemt, de menschen ziet in het weemoedig en lachwekkend licht van e.en overleefd tijdperk. Was mevrouw Simons" talent nieteen Hollandsch talent geweest van huis uit ernstig en tot betoog geneigd zij zou met de gave der ironie, die mij altijd haar best bezit heeft toe geschenen, het niet bij n Paladijn" hebben gelaten.. Zij zou in de richting der drie lichte, pittige Spelen van Droom en Leven", welke wij het laatst van haar vertoond zagen, een blijspel-repertoire hebben kunnen scheppen, waarvoor ons tooneel haar niet erkentelijk genoeg had kunnen zijn. Is, heb ik me intusschen wel eens afgevraagd, bij de opvoering harer verschillende tooneelstukken aan den geest wel altijd recht gedaan? Aan den navranten, hekelenden geest van verzet tegen al wat benepen, onwaar en onder de conventies ver molmd was? Een aangeboren distinctie belette deze litteraire opstandige" met haar tendenzen te koop te loopen, niettemin was haar stem, voor wie luisterde duidelijk verstaanbaar, en ik kan niet zeggen, dat we die uit de succesvolle vertooningen altijd vernomen hebben. Het succes gold veelal de uiterlijke waarden. Die charmante tantetjes", niet waar? en Chrispijn, de onweerstaanbare, en dat beeldige peignoirtje, dat de ondeugd voor Atie uit Parijs had meegebracht ! Maar waar het nu eigenlijk om ging, om de twee werelden, om de benauwde ziel van het toenmalige jonge meisje".... In den allegaar-stij! van dit tooneeltijdperk kwamen de boeiende tafereeltjes''' altijd beter tot hun recht dan het wezen van het werk, dan de atmosfeer, waarin het tragische schrijnde, en het geluk bevrijdde. En wij hoorden meer de woorden, dan den zachten kreet van het hart. Reprises uit de latere jaren, door het Hofstadtooneel en het Schouwtooneel, hebben ten opzichte van Mevrouw Simons' werk wel bewezen, dat een tooneel-stuk in zijn geschreven vorm voor het tooneel slechts. uitgangspunt behoeft te zijn. Dat daar altijd geheime waarden in wachten, zwakke plekken in te verdoezelen, sterke zijden in te belichten blijven, dat daar altijd poëzie te weven zal zijn het is o.a. bij de vertooning. van Kasbloem" gebleken om wat op het eerste gezicht proza scheen. Wanneer maar de regisseur gevonden wordt, die er zijn aandacht en liefde aan geeft. Moge mevrouw Simons, ook in het belang van ons oorspronkelijk repertoire, nog menigen veroveraar" voor haar tooneelstukken ontmoeten, en door het hartelijk incident dezer dagen overtuigd worden van de sympathie, die zoo velen haar toedragen. TOP NAEFF TABA SIGAREN -» ~ ZIJN TOCH DE BESTE ** *~

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl