De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 5 maart pagina 15

5 maart 1927 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

Wo. 2596 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 OP DEN ECONOMISCHEN UITKIJK DOOR IHR. MR. H. SMISSAERT Protectie als overheidsbemoeiing PROTECTIE, als maatregel tot steun aan de nijverheid tegen voor haar bezwaarlijke buitenSandsche mededinging, wordt meestal beschouwd «nkel van het standpunt der industrie; deze is immers hierbij niet alleen de belanghebbende maar ?ook de belangwekkende partij: de bedreigde, die ;geholpen moet worden. Maar wie is het, die helpen moet? Natuurlijk de wetgever. Want de hulp moet gevonden worden in regeling van de voorwaarden, waaronder buitenlandsche goederen over de grens ?komen. En daar die regeling door den wetgever alleen kan worden vastgesteld, valt er dus over de rol, die de andere partij de wetgever hierbij vervult, niet heel veel te zeggen.... Maar het is toch wel de moeite waard, de zaak «pk eens van die zijde te bezien, van de (zoo men wil) positieve of actieve zijde: Wie steunt ? Waartoe steunt hij? waarom en waartegen? En hoe? ;De overheid steunt de nationale nijverheid om haar ;in stand te houden, om gevaar van haar af te wenden ?er? dat doet zij, omdat zij een algemeen belang bij dfe instandhouding betrokken ziet. Niet steunt zij, omdat anders de aandeelhouders der vennootschap pen, die de bedreigde bedrijven exploiteeren, te weinig ?dividend zouden Krijgen. Niet steunt zij (in den regel), omdat het landsbelang vordert, dat de in die bedrijven vervaardigde goederen in haar land gemaakt worden. Niet steunt zij, omdat anders de verbruikers van de goederen in verlegenheid zouden geraken; integendeel haar steun legt eene belasting op de verbruikers, die t)ij voorkeur zich van onbelaste buitenlandsche goe deren zouden voorzien. Waar ligt dan het algemeen belang als rechtsgrond voor deze overheidsbemoeiing? De (bedreigde) nijverheidstak draagt door haar be staan bij tot de volkswelvaart, doordat zij schept arbeidsgelegenheid. Ziedaar dan ook het steeds weer klinkend argument. D* Nu blijve onbesproken de vraag of, als een bedreigde nijverheidstak bij uitblijven van steun wegviel, de daardoor vrijkomende arbeidskrachten niet (na langer «f korter tijd) elders emplooi zouden vinden, gelijk men waarneemt wanneer bijv. administratief perso neel vrijkomt doordat aan het vroeger verrichte werk :geen behoefte meer bestaat. In zulke gevallen blijft de overheid onaandoenlijk, laat de (voor de slachtoffers "vaak pijnlijke) verschuiving zich voltrekken, zooals dat gaan wil.... Maar niet dit punt is hier aan de ?orde. Laat ons het argument aanvaarden om zijne -waarde te kunnen bepalen. Tot hoever strekt de draagwijdte van dit argument? De arbeidsgelegenheid, door onderscheidene bedrijfs takken geschapen, is zeer verschillend. Er zijn belangrijke industrieën met groote omzetten, uit haren aard zoozeer gemechaniseerd, dat zij slechts aan zeer weinig handen werk geven. Zal de wetgever aan deze dan ook maar bitter weinig aandacht ?schenken? Hij behoorde toch zich door zijn motief te laten leiden bij de toemeting van zijn steun. Indien hij door zijne bescherming de massale voort'brenging van zoodanige bedrijven ten koste der -verbruikers duurder maakt, doch daarmede nauwelijks arbeidsgelegenheid in stand houdt of bevordert, waar GOEDKOOPE MEUBELS MOETEN JUIST SOLIDE ZIJN. WIJ MAKEN NU O.M. EEN HUISKAMER BESTAANDE UIT TAFEL, 4 STOELEN, 2 ARM- f Q|Q STOELEN EN BUFFET . . . . * £-'*' ZITKAMER BEST. UIT TAFELTJE, 3 ARMSTOËLEN, 2 STOELEN, f |QO THEEKAST EN BOEKEN KASTJE * lo SLAAPKAMERBEST.UITSPIEGEL. KAST, LITS JUMEAUX.2NACHT- f OOI KASTJES, 2 STOELEN EN TAFEL ' <*OI TOILETTAFEL f 57 ALLES QEMAAKTVAN MOOI EIKENHOUT EN ONTWORPEN DOOR CORN. o^SLUYS DEN HAAG ? NOORDEINDE 162A blijft dan de logische toepassing van zijn redeneering? Maar treft men een dergelijk distinguo" bij den wet gever aan? Waartegen beschermt de wetgever de nijverheid? Tegen den invoer van goedkoopere buiteniandsche waren. Maar behoorde hij dan ook niet hier te onder scheiden? N ml. naar de oorzaken, waardoor die waren hier duurder worden vervaardigd, allereerst. Het kan bijv. zijn, dat de overheid zelve de voortbrengingskosten opdrijft door (in vergelijking met het buitenland) bijzonder zwaar drukkende belastingen in het algemeen of ten nadeele van de nijverheid in het bijzonder. Zou het dan niet redelijk zijn, als ze bij voorkeur naar verlichting van dien druk streefde? De oorzaak, een der oorzaken, kan ook zijn gelegen in achterlijkheid van het bedrijf, verouderde outillage, niet-meegaan met den tijd, gemis aan vervulling van eischen, door nieuwere techniek gesteld. Moet de overheid dien staat van zaken bestendigen door het heilige moeten" af te wentelen van de achterlijke nijverheid? Doet zij in zoo'n geval niet beter, door met de belanghebbenden te overleggen, hoe dit euvel ware te verhelpen en door, desnoods, steun daarvoor toe te zeggen? Er kunnen ook natuurlijke" oor zaken zijn: de noodzaak om grond- en hulpstoffen van over de grenzen te betrekken, dus reeds daardoor duurder te produceeren, dan de man, die wat hij behoeft, van nabij betrekt. Ook overigens kunnen er vele oorzaken zijn, waardoor bijv. ons land voor goedkoope vervaardiging van een en ander minder geschikt is. Dan rijst de vraag, of zoodanige irrationeele productie" ten eeuwigen dage bestendigd moet blijven, kunstmatig in het leven gehouden. Kan iemand, die goederen wil gaan voortbrengen in een land, waar dit nu eenmaal niet zoo economisch als elders geschieden kan, verlangen, dat de overheid hem daarin behulpzaam is? Misschien zal deze of gene dit een billijk verlangen vinden. Laat mij dan erop mogen wijzen, dat de over heid in (het protectionistische) Spanje daarover anders oordeelt. In No. 10 der kleine brochuretjes van de Nederlandsche Vereeniging voor Vrijhandel" wordt de aandacht gevestigd op eene mededeeling van onzen tijdelijken Zaakgelastigde te Madrid, Dr. Hubrecht, in de Handelsberichten" van fijanuari I.I., waarin gezegd wordt, dat bij den Raad van Natio nale Economie (in Spanje) een comitéis ingesteld, dat ten doel heeft de industrieele productie te regelen. In het vervolg zal geen industrieele maatschappij of onder neming mogen worden opgericht noch de bestaande installatiën daarvan mogen worden uitgebreid of ver plaatst zonder behoorlijke machtiging van genoemd comité. De aanleiding tot de uitvaardiging van genoemde besluiten is de overweging geweest, dat de Staat er voor dient te waken, dat nieuwe industrieele onder nemingen slechts met behoorlijke kennis van zaken worden opgericht, m.a.w. levensvatbaar zijn en voldoen aan behoeften van het binnen- of buitenland. Men wenschte daardoor o.a. te voorkomen, dat door belanghebbenden protectie voor lichtzinnig gevestigde industrieën wordt aangevraagd. Ziedaar het in Spanje gegeven antwoord op de vraag, of iedere industrieel, die maar luk-raak goede ren gaat voortbrengen, verlangen kan, dat de overheid hem, bij geheele of gedeeltelijke mislukking, de voortzetting daarvan door steun (bescherming) mo gelijk maakt. En niemand kan, dunkt mij, beweren, dat dit antwoord onredelijk, deze houding onbehoor lijk is; het is veeleer de zuivere consequentie van het stelsel. Het gaat niet aan, om maar te beginnen op goed geluk af en, als het scheef gaat, om hulp aan te kloppen. Rationeel is dat hij, van wien hulp gevraagd zal worden, vooraf beslissen wil of de stap, die tot hulp-vragen kan leiden, wel gezet zal worden. Maar nu mogen toch industrieelen, die veelal van regeeringsinmenging afkeerig zijn, dit Spaansche decreet eens wel overwegen. Hier treedt nu inderdaad de protectie niet als den fabrikant toegekende steun, maar als overheidsbemoeiing" op den voorgrond. Wilt gij uw installaties uitbreiden of verplaatsen, gij zult daartoe consent behoeven van een comité; ook als gij eene nieuwe fabriek wilt bouwen, moet eerst dit comitéuw plan goedkeuren. Niet-onrationeel is dit denkbeeld, maar wel van verre strekking. De toepassing leidt tot staats voogdij over de nijverheid, die hare bedrijfsvrijheid voor de gunst van protectie verkoopt. Bedenkelijk lijkt mij de consequentie der toepassing ook voor de overheid: heeft namens haar het almachtige comit het plan goedgekeurd, dan verleent zij den fabrikant een zedelijk recht op steun. Tot zulke hoogst ongewenschte gevolgen komt een regeering, die de protectie-gedachte op redelijke wijze uitvoert. En doet zij dat niet, steunt zij maar iedereen, die hulp wel ge bruiken kan of dit beweert, waarheen gaat zij dan? Naar een steunverleening zonder leidend beginsel, zonder onderscheiding, dus willekeurig. Een dilemma waaraan men niet ontkomt. Als proeve van over heidsbemoeiing is bescherming er een van bedenkelijk kaliber! (/H.D.MACQILLAVRY)) U AMBARO.WA. II INDISCHE SIGARETTEN Verkrijgbaar: DEN HAAG, Elandstraat No. 77f Tel. No. 36856. SCHILDERKUNST DOOR MR. M. F. HEIMNUS Galerij van moderne kunst. W. M. Hofstee Deelman. Vündelstraat 10. De tentoonstelling waarmee de heer Hofstee Deel man zijn kunsthandel opent is inderdaad modern. Namen en uitingen zijn jong. Frankrijk heeft de leiding, zooals het behoort Belgiëen Nederland ondersteunen. Alweer blijkt hoe vaag het begrip ,,modern" 'is. Het is geen begrip. Het is een verzamelwoord. Tevergeefs zoekt ge bij de hier exposeerenden een gemeenschappelijk be ginsel. Toch sluit zelfs een eerste oogopslag eiken twijfel uit: wat hier hangt is modern. Is de figuur dan hoofdzaak? In geenen deele. Nog altijd, sedert bijna honderd jaar, domineert het landschap. Toch is de figuur vertegenwoordigt in het naakt. Dit naakt is niet academisch gezien. Is het daarom nieuw? De Olympia uit 1863, met haar ,,corps de blanchisseuse des Batignolles" was al een onacademisch, onopgesmukt, onromantisch naakt en heeft het Louvr bereikt. Doch de vormen zijn ,,groot gezien." Ook dat is geen criterium. Het "was een opvallende eigenschap derzelfde Olympia. Heeft Damnicr haar schepper niet geprezen, omdat hij ons terugbracht naar de ,,figures des jeux de cartes"? Rest de syn these. Tientallen aquarellen van Bosboom bewijzen dat het synthetisch zien waarlijk niet alleen behoort aan onzen tijd. Het is alles vieux jeu. Indien er dan een schakeering van den geest is, die deze schilderijen onderscheidt van die eener vroe gere generatie, dan is het een nerveuse haast,gesproten uit een vrees om de frischheid van den indruk te ver liezen. Het zijn voor een groot deel geen schilderijen, het zijn studies, die men u voor zet. Het schilderij' uit schetsen gecomponeerd en op het atelier afgewerkt is niet van dezen tijd. Dat blijkt ook hier. De aan trekkelijkheid van de beste der geëxposeerde land schappen bestaat in de promptheid waarmee ze a bout portant in elkaar zijn gesmeerd, een promptheid die insluit een onmiddellijk decideeren over de kleur en den toon. Meestal is de toon hoog, de kleur fel, de vorm summier. Er is in deze kunst een element van virtuositeit naast een van luk-raakheid. De uitslag kan een verrassing zijn, ook voor den auteur. Een natuurlijk gevolg hiervan is een element van onge lijkheid.Wat hier geslaagd is, is ginds mislukt en dik wijls moet ge den voorgrond vergeten om den achter grond te kunnen waardeeren. Het verschiet blijkt datgene waarom het te doen was, het overige krijgt ge op den koop toe. Een goed voorbeeld geeft een landschapje met naakte vrouwen van den Belg Kuapil. Het spreekt onmiddellijk aan door zijn kleurigheid en treft door zijn fijnheid, maar ge moet het in-eens genieten en uw oog blijve rusten op hef verschiet. Voor een ont leding is het noch geschikt, noch bedoeld. Het is een kleur-tapijt en een schilderij te gelijk. Geen ver werkelijkte sensatie, maar een niet ten volle gerea liseerde impressie. Iets dergelijks is het geval met de soms delicate landschappen van Zingg en Picart Ie Doux. De heer Hofstee Deelman koos met smaak en arran geerde een belangrijke en bezienswaardige expositie. Indien het geheel meer den indruk maakt van ver fijning en decadentie clan van kracht, is dat zijn schuld niet. In het bijzonder Vlaminck is, hoewel met slechts n schilderij, goed vertegenwoordigd. Van O van Rees ziet ge een winterlandschap in deze omgeving met genoegen terug. En een vroeg bloemstuk van Van Dongen verbiedt eiken twijfel aan diens talent. ARHHEMSCHE HYPOTHEEKBANK PANDBRIEVEN BEURSKOERS DIRECTIE M? 5J.VAnZlJST-M?J.F.VERSTEEVEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl