Historisch Archief 1877-1940
Wo. 2596
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
OP DEN ECONOMISCHEN UITKIJK
DOOR IHR. MR. H. SMISSAERT
Protectie als overheidsbemoeiing
PROTECTIE, als maatregel tot steun aan de
nijverheid tegen voor haar bezwaarlijke
buitenSandsche mededinging, wordt meestal beschouwd
«nkel van het standpunt der industrie; deze is
immers hierbij niet alleen de belanghebbende maar
?ook de belangwekkende partij: de bedreigde, die
;geholpen moet worden. Maar wie is het, die helpen
moet? Natuurlijk de wetgever. Want de hulp moet
gevonden worden in regeling van de voorwaarden,
waaronder buitenlandsche goederen over de grens
?komen. En daar die regeling door den wetgever alleen
kan worden vastgesteld, valt er dus over de rol, die
de andere partij de wetgever hierbij vervult,
niet heel veel te zeggen....
Maar het is toch wel de moeite waard, de zaak
«pk eens van die zijde te bezien, van de (zoo men wil)
positieve of actieve zijde: Wie steunt ? Waartoe steunt
hij? waarom en waartegen? En hoe?
;De overheid steunt de nationale nijverheid om haar
;in stand te houden, om gevaar van haar af te wenden
?er? dat doet zij, omdat zij een algemeen belang bij
dfe instandhouding betrokken ziet. Niet steunt zij,
omdat anders de aandeelhouders der vennootschap
pen, die de bedreigde bedrijven exploiteeren, te weinig
?dividend zouden Krijgen. Niet steunt zij (in den regel),
omdat het landsbelang vordert, dat de in die bedrijven
vervaardigde goederen in haar land gemaakt worden.
Niet steunt zij, omdat anders de verbruikers van de
goederen in verlegenheid zouden geraken; integendeel
haar steun legt eene belasting op de verbruikers, die
t)ij voorkeur zich van onbelaste buitenlandsche goe
deren zouden voorzien. Waar ligt dan het algemeen
belang als rechtsgrond voor deze overheidsbemoeiing?
De (bedreigde) nijverheidstak draagt door haar be
staan bij tot de volkswelvaart, doordat zij schept
arbeidsgelegenheid. Ziedaar dan ook het steeds
weer klinkend argument.
D* Nu blijve onbesproken de vraag of, als een bedreigde
nijverheidstak bij uitblijven van steun wegviel, de
daardoor vrijkomende arbeidskrachten niet (na langer
«f korter tijd) elders emplooi zouden vinden, gelijk
men waarneemt wanneer bijv. administratief perso
neel vrijkomt doordat aan het vroeger verrichte werk
:geen behoefte meer bestaat. In zulke gevallen blijft
de overheid onaandoenlijk, laat de (voor de slachtoffers
"vaak pijnlijke) verschuiving zich voltrekken, zooals
dat gaan wil.... Maar niet dit punt is hier aan de
?orde. Laat ons het argument aanvaarden om zijne
-waarde te kunnen bepalen.
Tot hoever strekt de draagwijdte van dit argument?
De arbeidsgelegenheid, door onderscheidene bedrijfs
takken geschapen, is zeer verschillend. Er zijn
belangrijke industrieën met groote omzetten, uit
haren aard zoozeer gemechaniseerd, dat zij slechts
aan zeer weinig handen werk geven. Zal de wetgever
aan deze dan ook maar bitter weinig aandacht
?schenken? Hij behoorde toch zich door zijn motief
te laten leiden bij de toemeting van zijn steun.
Indien hij door zijne bescherming de massale
voort'brenging van zoodanige bedrijven ten koste der
-verbruikers duurder maakt, doch daarmede nauwelijks
arbeidsgelegenheid in stand houdt of bevordert, waar
GOEDKOOPE
MEUBELS
MOETEN JUIST SOLIDE ZIJN.
WIJ MAKEN NU O.M. EEN
HUISKAMER BESTAANDE UIT
TAFEL, 4 STOELEN, 2 ARM- f Q|Q
STOELEN EN BUFFET . . . . * £-'*'
ZITKAMER BEST. UIT TAFELTJE,
3 ARMSTOËLEN, 2 STOELEN, f |QO
THEEKAST EN BOEKEN KASTJE * lo
SLAAPKAMERBEST.UITSPIEGEL.
KAST, LITS JUMEAUX.2NACHT- f OOI
KASTJES, 2 STOELEN EN TAFEL ' <*OI
TOILETTAFEL f 57
ALLES QEMAAKTVAN MOOI
EIKENHOUT
EN ONTWORPEN DOOR
CORN. o^SLUYS
DEN HAAG ? NOORDEINDE 162A
blijft dan de logische toepassing van zijn redeneering?
Maar treft men een dergelijk distinguo" bij den wet
gever aan?
Waartegen beschermt de wetgever de nijverheid?
Tegen den invoer van goedkoopere buiteniandsche
waren. Maar behoorde hij dan ook niet hier te onder
scheiden? N ml. naar de oorzaken, waardoor die
waren hier duurder worden vervaardigd, allereerst.
Het kan bijv. zijn, dat de overheid zelve de
voortbrengingskosten opdrijft door (in vergelijking met het
buitenland) bijzonder zwaar drukkende belastingen
in het algemeen of ten nadeele van de nijverheid in
het bijzonder. Zou het dan niet redelijk zijn, als ze bij
voorkeur naar verlichting van dien druk streefde?
De oorzaak, een der oorzaken, kan ook zijn gelegen
in achterlijkheid van het bedrijf, verouderde outillage,
niet-meegaan met den tijd, gemis aan vervulling van
eischen, door nieuwere techniek gesteld. Moet de
overheid dien staat van zaken bestendigen door
het heilige moeten" af te wentelen van de achterlijke
nijverheid? Doet zij in zoo'n geval niet beter, door
met de belanghebbenden te overleggen, hoe dit euvel
ware te verhelpen en door, desnoods, steun daarvoor
toe te zeggen? Er kunnen ook natuurlijke" oor
zaken zijn: de noodzaak om grond- en hulpstoffen van
over de grenzen te betrekken, dus reeds daardoor
duurder te produceeren, dan de man, die wat hij
behoeft, van nabij betrekt. Ook overigens kunnen er
vele oorzaken zijn, waardoor bijv. ons land voor
goedkoope vervaardiging van een en ander minder
geschikt is. Dan rijst de vraag, of zoodanige
irrationeele productie" ten eeuwigen dage bestendigd moet
blijven, kunstmatig in het leven gehouden. Kan
iemand, die goederen wil gaan voortbrengen in een
land, waar dit nu eenmaal niet zoo economisch als
elders geschieden kan, verlangen, dat de overheid
hem daarin behulpzaam is?
Misschien zal deze of gene dit een billijk verlangen
vinden. Laat mij dan erop mogen wijzen, dat de over
heid in (het protectionistische) Spanje daarover anders
oordeelt. In No. 10 der kleine brochuretjes van de
Nederlandsche Vereeniging voor Vrijhandel" wordt
de aandacht gevestigd op eene mededeeling van
onzen tijdelijken Zaakgelastigde te Madrid, Dr.
Hubrecht, in de Handelsberichten" van fijanuari I.I.,
waarin gezegd wordt, dat bij den Raad van Natio
nale Economie (in Spanje) een comitéis ingesteld, dat
ten doel heeft de industrieele productie te regelen. In
het vervolg zal geen industrieele maatschappij of onder
neming mogen worden opgericht noch de bestaande
installatiën daarvan mogen worden uitgebreid of ver
plaatst zonder behoorlijke machtiging van genoemd
comité.
De aanleiding tot de uitvaardiging van genoemde
besluiten is de overweging geweest, dat de Staat er
voor dient te waken, dat nieuwe industrieele onder
nemingen slechts met behoorlijke kennis van zaken
worden opgericht, m.a.w. levensvatbaar zijn en
voldoen aan behoeften van het binnen- of buitenland.
Men wenschte daardoor o.a. te voorkomen, dat door
belanghebbenden protectie voor lichtzinnig gevestigde
industrieën wordt aangevraagd.
Ziedaar het in Spanje gegeven antwoord op de
vraag, of iedere industrieel, die maar luk-raak goede
ren gaat voortbrengen, verlangen kan, dat de overheid
hem, bij geheele of gedeeltelijke mislukking, de
voortzetting daarvan door steun (bescherming) mo
gelijk maakt. En niemand kan, dunkt mij, beweren,
dat dit antwoord onredelijk, deze houding onbehoor
lijk is; het is veeleer de zuivere consequentie van het
stelsel. Het gaat niet aan, om maar te beginnen op
goed geluk af en, als het scheef gaat, om hulp aan te
kloppen. Rationeel is dat hij, van wien hulp gevraagd
zal worden, vooraf beslissen wil of de stap, die tot
hulp-vragen kan leiden, wel gezet zal worden.
Maar nu mogen toch industrieelen, die veelal van
regeeringsinmenging afkeerig zijn, dit Spaansche
decreet eens wel overwegen. Hier treedt nu inderdaad
de protectie niet als den fabrikant toegekende steun,
maar als overheidsbemoeiing" op den voorgrond.
Wilt gij uw installaties uitbreiden of verplaatsen,
gij zult daartoe consent behoeven van een comité;
ook als gij eene nieuwe fabriek wilt bouwen, moet eerst
dit comitéuw plan goedkeuren.
Niet-onrationeel is dit denkbeeld, maar wel van
verre strekking. De toepassing leidt tot staats
voogdij over de nijverheid, die hare bedrijfsvrijheid
voor de gunst van protectie verkoopt. Bedenkelijk
lijkt mij de consequentie der toepassing ook voor de
overheid: heeft namens haar het almachtige comit
het plan goedgekeurd, dan verleent zij den fabrikant
een zedelijk recht op steun. Tot zulke hoogst
ongewenschte gevolgen komt een regeering, die de
protectie-gedachte op redelijke wijze uitvoert. En doet zij
dat niet, steunt zij maar iedereen, die hulp wel ge
bruiken kan of dit beweert, waarheen gaat zij dan?
Naar een steunverleening zonder leidend beginsel,
zonder onderscheiding, dus willekeurig. Een dilemma
waaraan men niet ontkomt. Als proeve van over
heidsbemoeiing is bescherming er een van bedenkelijk
kaliber!
(/H.D.MACQILLAVRY))
U AMBARO.WA. II
INDISCHE SIGARETTEN
Verkrijgbaar: DEN HAAG,
Elandstraat No. 77f Tel. No. 36856.
SCHILDERKUNST
DOOR MR. M. F. HEIMNUS
Galerij van moderne kunst. W. M. Hofstee
Deelman. Vündelstraat 10.
De tentoonstelling waarmee de heer Hofstee Deel
man zijn kunsthandel opent is inderdaad modern.
Namen en uitingen zijn jong.
Frankrijk heeft de leiding, zooals het behoort
Belgiëen Nederland ondersteunen. Alweer blijkt
hoe vaag het begrip ,,modern" 'is. Het is geen begrip.
Het is een verzamelwoord. Tevergeefs zoekt ge bij
de hier exposeerenden een gemeenschappelijk be
ginsel. Toch sluit zelfs een eerste oogopslag eiken
twijfel uit: wat hier hangt is modern. Is de figuur dan
hoofdzaak? In geenen deele. Nog altijd, sedert bijna
honderd jaar, domineert het landschap. Toch is de
figuur vertegenwoordigt in het naakt. Dit naakt
is niet academisch gezien. Is het daarom nieuw?
De Olympia uit 1863, met haar ,,corps de
blanchisseuse des Batignolles" was al een onacademisch,
onopgesmukt, onromantisch naakt en heeft het Louvr
bereikt. Doch de vormen zijn ,,groot gezien."
Ook dat is geen criterium. Het "was een opvallende
eigenschap derzelfde Olympia. Heeft Damnicr haar
schepper niet geprezen, omdat hij ons terugbracht
naar de ,,figures des jeux de cartes"? Rest de syn
these. Tientallen aquarellen van Bosboom bewijzen
dat het synthetisch zien waarlijk niet alleen behoort
aan onzen tijd. Het is alles vieux jeu.
Indien er dan een schakeering van den geest is,
die deze schilderijen onderscheidt van die eener vroe
gere generatie, dan is het een nerveuse haast,gesproten
uit een vrees om de frischheid van den indruk te ver
liezen. Het zijn voor een groot deel geen schilderijen,
het zijn studies, die men u voor zet. Het schilderij'
uit schetsen gecomponeerd en op het atelier afgewerkt
is niet van dezen tijd. Dat blijkt ook hier. De aan
trekkelijkheid van de beste der geëxposeerde land
schappen bestaat in de promptheid waarmee ze a
bout portant in elkaar zijn gesmeerd, een promptheid
die insluit een onmiddellijk decideeren over de kleur
en den toon. Meestal is de toon hoog, de kleur fel,
de vorm summier. Er is in deze kunst een element van
virtuositeit naast een van luk-raakheid. De uitslag
kan een verrassing zijn, ook voor den auteur. Een
natuurlijk gevolg hiervan is een element van onge
lijkheid.Wat hier geslaagd is, is ginds mislukt en dik
wijls moet ge den voorgrond vergeten om den achter
grond te kunnen waardeeren. Het verschiet blijkt
datgene waarom het te doen was, het overige krijgt
ge op den koop toe.
Een goed voorbeeld geeft een landschapje met
naakte vrouwen van den Belg Kuapil. Het spreekt
onmiddellijk aan door zijn kleurigheid en treft door
zijn fijnheid, maar ge moet het in-eens genieten en
uw oog blijve rusten op hef verschiet. Voor een ont
leding is het noch geschikt, noch bedoeld. Het is
een kleur-tapijt en een schilderij te gelijk. Geen ver
werkelijkte sensatie, maar een niet ten volle gerea
liseerde impressie. Iets dergelijks is het geval met de
soms delicate landschappen van Zingg en Picart Ie
Doux.
De heer Hofstee Deelman koos met smaak en arran
geerde een belangrijke en bezienswaardige expositie.
Indien het geheel meer den indruk maakt van ver
fijning en decadentie clan van kracht, is dat zijn schuld
niet. In het bijzonder Vlaminck is, hoewel met slechts
n schilderij, goed vertegenwoordigd. Van O van
Rees ziet ge een winterlandschap in deze omgeving
met genoegen terug. En een vroeg bloemstuk van
Van Dongen verbiedt eiken twijfel aan diens talent.
ARHHEMSCHE HYPOTHEEKBANK
PANDBRIEVEN BEURSKOERS
DIRECTIE M? 5J.VAnZlJST-M?J.F.VERSTEEVEN