Historisch Archief 1877-1940
?UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE
KRONIEK VAN DEN DANS
DOOR J. W. F. WERUMEUS BUNING
XXXIX.. Mary Wigmangroep
T~~\ES te meer avonden de danscyclus
-?-'van den Kunstkring voor Allen gaat
tellen, des te scherper gaat men zien dat
tegenover de nog levende edele traditie
van een Argentina en een Jodjana en het
nog ingeschapen donkere dansinstinct
van een Josephine Baker de nieuwe"
dans een kleinere plaats inneemt dan wij
vele jaren lang gedacht hebben.
Diaghilew's ballet eert het goede in
zijn groote Westersche traditie blijkbaar
weinig en is in een zeer experimenteel
stadium; de nieuwe dans experimenteert
veelal zonder traditie niet minder,
Waagt het eerst min of meer in het ver
borgene oude banden uit den tijd voor
Duncan weer aan te knoopen, en zoekt
onderwijl de halve wereld af na«r
mogelijkheden
Men dacht midden in een nieuwe ont
wikkeling te staan, men staat eerst aan
een allereerst begin....
En, waar Mary Wigman's en Labans
scholen, met wat er zich van afscheidde
en rondom ontwikkelde toch zeer zeker
het belangrijkste streven in hun genre
belichamen is*het ten eerste van gewicht
om te herinneren, dat tenminste Wigman
dit begin-stadium volmondig toegeeft:
wat wij konden scheppen blijft experi
ment."
* *
'*
Waarop rust dit experimenteeren bij
Wigman, zooals wij haar met haar
groep deze Week konden zien werken?
Op een kennis, technisch gesproken, van
velerlei Oostersche en primitieve dansen:
als bij de Wy-Magito-groep dezen zomer,
zag men ook nu de typische Javaansche
handbewegingen, de sterke
heupbeWegingen van Noord-Afrika, de stam
pende roes van negerdansen. Ook nu
niet slaafsch gereproduceerd, maar
verWerkt. Waartoe? Tot een soort opzette
lijk, of tenminste zeer cerebraal ritueel,
een dansroes, een dansdrift, die inder
daad nooit ritueel of roes wordt, maar
met strenge dril beheerseht wur-jt.
De twae groote krachten van alle
dansen, elementaire vitaliteit en heldere
beheersching zijn hier erkend; maar nog
zoo weinig spontaan leven zij, dat deze
dans half een dwingen, een opjagen van
vitaliteit schijnt, half een opjagen van
wilskracht om ze al weer in strakken vorm
te houden. Die groote krachten stroomen
niet vrij in levende vormen samen:
men ziet hoe emmer na emmer geput
wordt in een beweging die veelal perfect
geordend is, maar krampachtig vast
houdt aan de eenmaal ingestudeerde
lijnen. Deze dans heeft sterke wils
kracht en vaste bedoeling, maar hij
danst nog bij lange niet met die rijke,
levende bezieling die zijn ideaal is.
Naast de techniek, die de
ethnografische atlas van den dans geducht
benut, staat de geest van dit dansen.
De schijnbaar eentonige, maar sterke
muziek der aloude dansinstrumenten
trommel en fluit, bekken, gong, tracht
die soort magische, zoo men Wil hyp
notische sfeer te scheppen, waarin de
primitieve danser zijn persoonlijkheid
verliest en slechts beweging is. De een
tonige herhaling van passen en bewegin
gen dient eenzelfde doel: dat alles is
welbewust ingesteld op het wekken van
de sluimerende of zwaar slapende
oer-dansdrift van ons zeer Weinig ele
mentair levende Europa. Een verove
ringstocht om nog bijtijds een stukje
vruchtbare chaos te herwinnen voor een
onvruchtbaar geslacht.
Maar kan men dat bereiken met alle
dansscholen, techniek, en wilskracht?
Het valt ten sterkste te betwijfelen.
Deze dansgroepen zijn bestemd voor een
Westersche samenleving die nog een
hersenschim is: hun plaats is op feesten,
plechtigheden, samenkomsten, die Euro
pa thans niet kent. Zij zijn op een of
andere wijze, niet echt, 7.1- forceeren den
toestand. Zij groeien niet uit het bestaan
de ; zij zijn geconstrueerd op toekomst
idealen.
Dar is hun gevaar; wellicht nok een
kracht.... Wisselwerking is hier niet
uitgesloten en het kan zijn dat honder
den dansers en nogmaals honderden
dansers noodig zijn, om een samenle
ving die in wezen mechanisch is, met
rhythme te doordringen.
Of hier dan echter de rechte Weg ligt,
blijft een van de vele vragen die dit
dansen stelt. Europa zal alleen dan weder
een deel van de wereld van den dans
de eenige ware wereld worden, als
het zijn eigen traditie terugvindt. Al
dit half-ritueel, half-exotisch gescha
keerde dansen kan niet meer zijn dan
een tusschenstadium; het hervinden van
de groote Westersche danstraditie is de
met het jaar duidelijker wordende taak.
Kan men kunst willen maken of
groeit zij als de wortels eenmaal goeden
grond vonden, vanzelf? Vóór een
soortgelijken dans wortelt in en groeit uit een
samenleving staat hij hachelijk !
Want wanneer hij de ritueele sfeer
Kenners zeggen:
MIJ smaakt allén een
BROCHES
Cigaret"
DANSGROEP MARY WIGiMAN
der Vier Monotoniën" verlaat het
sterkste van het programma wordt
het soms een zinneloos artistiek" geval
als lm Zeichen des Dunklen", een soort
abstracte heksensabbath, die half op
, beweging, half op literaire vondsten
berust. Of het Wordt, in de laatste dan
sen, Polonaise, Lied, Tarantella, een
lichte dans, die eigenlijk ballet zou
kunnen zijn, als hij wat strenger en
vaster van lijn was.
Diaghiltw's Sacre du Printemps", die
onvergetelijke primitieve offer-processie
der Russen was, uit bloed en ras voort
komende, zeer veel dieper dan het beste
van Wigman's groep: de laatste Mono
tonie", met haar sterkenen eenvoudigen
vorm, kring vrouwen die zich in stren
gen roes dansen en stampen, tot zij n
voor n voordansen. Ligt het aan ons
dat wij bij den Sacre" gelooven, en
hier denken: de negers op den Citroen
film Dwars door Afrika doen het toch
altijd beter?
Mary Wigman bracht ons experi
menten,die alle vragen overde ontwikke
ling van tien dans me; dubbele kracht
aan de orde stellen, Laban's groep zal
daarbij nieuwe indrukken voegen: de
dans leeft dezen winter in Amsterdam.
En men moest eigenlijk vóór alles,
bij zooveel b?spiegeling, zijn beginnen
te zeggen dat de beweging hier op zijn
best uiterst helder en strak van lijn is,
sterk, vast. Men zegt dat eerst op het
laatst, omdat ze, met al die zeldzame
eigenschappen, ons niet ontroert. Ze
zegt, in een zeer goed gesproken
zij het beperkte taal, niets tot ons
hart of onze zinnen; ze is immers veel
meer abstract dan levend. En levend,
bijna altijd, in een zwarte, bezeten
sfeer, in een soort van hardnekkig be
zweren en dwingen va n de muze en de
dansgeesten van alle werelddeelen....
Laten wij hopen, dat de muze de
bezwering overneemt en Mary Wigman
tot den Westerscheti inhoud dwingt die
bij haar vorm kan passen.