De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 5 maart pagina 3

5 maart 1927 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

*fo. 2596 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND MET CHINEESC HE O O G E N DOOR DR. JAN ROMEIN //. (Slot) Gebrek aan statistisch materiaal De builenlandsche handel Chineesche armoede 1911 en 1927 Verkeerde opvattingen Wat Kanton wil -?De twee fracties in de Kwo-min-lang - De revolutie ach/er de revolutie Het nuttelooze van interventie TC* R is, behalve het betere inzicht in de menta*-? liteit der in en om China strijdende partijen, nog «en gewichtige reden, waarom het, naar óns voorkomt, ?voor een wezenlijk zuiver oordeel, wënschelijk, ja noodzakelijk is, bij de Chineesche zaiken niet naar een zoogenaamd objectief oordeel te streven, maar ze, rzooals wij het in ons "vorig artikel óemden met ?Chineesche oogen" te bezien. Dat isvrtamelijk het ge-brek aan statistisch materiaal: China 'is grooter dan Europa en zijn bevoasing njët veel geringer. Over dit ?ontzaggelijke gebied en iij»: millioenen-bevolking ?iestaat geen ander, althans geen ander hier toegan kelijk statistisch materiaal dan het door het beheer ?van den .zeetol gepubliceerde over de cijfers van den buitenlandschen handel in China. En aan die cijfers :zelf hebben wij dan ook nog betrekkelijk weinig, ?omdat {Te, buitenlands.ché.-handel in de Chineesche huishouding maar ett-geiange rol, irt elk geval een veel geringere rql speelt darrbij de geindustrialiseerde volken Van Eurppa. Hoe zou het ook a'nders kunnen bij een volk, zoo; arm als de"massa der Cra'neezen is? Want die armoede is niet twijfelachtig. De delegatie van de Russische vakvereenigingèn naar Sjanghai, wier uitgebreid rapport, jammer genoeg, alleen in het Russisch is gepubliceerd, heeft het groot bedrijf daar onderzocht en het gemiddelde arbeidsloon op 3/4 mark per dag berekend. En dan zijn deze loonen nog aanzien lijk hooger dan de verdiensten der arme boeren, waarvan' in ons eerste artikel sprake was. De Duifsche agronoom M. Wagner, destijds professor aan de Duitsche Hoogeschool in Tsingsau, komt in zijn boek ,,Die Chinesische Landwirtschaft" (Berlin, 1926) tot het resultaat, dat er na afdracht van de pacht, die minimaal de helft van de bruto opbrengsten be draagt, voor een pachtersfamilie in Kiatitsjau, met twee mannelijke en twee vrouwelijke arbeidskrachten ruim 400 mark per'jaar overblijft het verbruik in natura meegerekend. Dus 100 mark per persoon om van te leven. Het spreekt van zelf, dat waar zulke Inkomens geen verwonderd-aangestaarde uitzonde ring, maar regel, zij het voor ons onbegrijpelijke regel zijn, de buitenlandscHe handel van weinig belang is, temeer omdat ook de rijke Chineezen hun overschot ten niet aan buitenlandsche producten, maar aan een hoogen persoonlijken staat besteden. Men heeft dan ook berekend, dat deze handel in China per hoofd der bevolking niet meer dan 15 mark bedraagt tegenover 250 mark in Duitschland. Zoo hebben wij 'dan inderdaad niet veel aan het eenige statistische materiaal, dat ons ter beschikking staat bij de beoor-deeling van den toestand in China. Aan elk op cijfers toerustend oordeel is daarmee de basis ontnomen, omdat er eenvoudig geen cijfers zijn. De Chineezen zelf hebben, meer dan wij natuurlijk, «de neiging om de huidige gebeurtenissen te verge3ijken met de historie van hun land. Dat doet ook Tang Sjin Sje, de tweede Chinees,'waarop wij-in ?ons eerste artikel doelden. Deze heeft in de,, Int rnati?onale Prèsse-korrespondenz" (Duitsche uitgay^.18 3?27)t«r dan ook de revolutie van 1911 bijgëtfaald. Hij wijsteer op, dat de Europeesche magejKlhedeii t<%n, ma eerst de revolutionnaire beweging gestèuriiBte hebben, de radicale Soen-Yat-Sen-richting .den rug toe draa'iden om den gematigden Yoean-Sje-kai te schragen, die het "twee jaar later dan ook, gelijk bekend, tot president van China bracht. Iets dergelijks :zien wij volgens Tang Sjin Sje nu ook. De nieuwe ?politiek der mogendheden het Britsche memoranidura en de Amerikaansche nota is er, evenals in 1911, opgericht de revolutie voor zich te winnen, in de hoop natuurlijk er zoodoende de scherpe kanten af ,te slijpen en te redden wat er nog te redden valt. Tegelijke'rtijd echter tracht Engeland, naar deze 'Chineesche opvatting, Tsang Tso Lin met zijn Ngan KuoChün (d.w.z. ,,ter beveiliging van het land") 'Jeger op.de Zuidelijken los te laten, wat alleen maar niet gebeurt door de tegenwerking van Japan, dat van een eventueele overwinning van Tsang Tso Lin gevaar vreest voor zijn Mantsjoerijsche bezittingen, die het tot geen prijs wil loslaten. Het vervolg van Tang Sjin Sje's artikel keert zich ?dan tegen de internationale sociaal-democratische politiek, die het Britsche memorandum en daarmee de Britsche politiek hebben ondersteund. In de discussie daarover is voor ons alleen van belang dat de Chinees met nadruk tegen de sociaaldemocratische voorstelling opkomt als zou wat er in China gebeurt een onderdeel zijn van den stillen strijd tusschen Engeland en Rusland. Zijn protest tegen die opvatting is daarom van zooveel belang, omdat wij weten dat deze voorstelling volstrekt niet uitsluitend die der sociaal-democratie is, maar deze Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakensiek ,,Poincarézal een poging gaan doen om een deel vat de.oude Russische schuld uitbetaald te k r ij g e n." POÏNCARÉGAAT DUIKEN NAAR DE GESCHONKEN SCHATTEN daarin niet anders heeft gedaan dan de in WestEuropa en Amerika gangbare opvatting overnemen. Het lijkt ons inderdaad vangroot belang, ja noodig, mét onzen Chinees die opvatting der BritschRussische anti-these bij een beoordeeling van de Chineesche gebeurtenissen op zij te zetten. Zooals dat vaker gebeurt, schijnt zij zeer verhelderend en een groote lijn" aan te geven, maar inderdaad ver troebelt zij, omdat zij van de werkelijkheid wegvoert. Het schijnt ons inderdaad een matelooze overschat ting zoowel van den invloed der Britsche als der Russische regeering, wanneer men meent, dat zij van het millioenen-volk der Chineezen pionnen kunnen maken in hun wereldschaakspel en het is zeker niet de weg om te zien wat er eigenlijk m China gebeurt. Maar wat gebeurt er dan eigenlijk wel? Wij gelooven op grond van nog andere artikelen van Chineezen en van uitlatingen van Tsjen zelf, den Kantoneeschen minister van Buitenlandsche zaken, dat men het doel der Kanton-regeering als volgt zal kunnen om schrijven: China te maken tot een volledig onafhankelijken modernen staat, waarin geen plaats is voor de verouderde concessies en ex-territoriale rechten, maar wel natuurlijk en meer dan ooit, voor handelsen andere betrekkingen met het buitenland. Ja, deze betrekkingen zullen pas eigenlijk beteekenis gaan krij gen, wanneer China tot zulk een modernen staat ge worden is, omdat deze onbestaanbaar is met toestan den zooals wij die boven hebben beschreven gevonden. Tegen de wording van dezen modernen staat nu verzetten zich diegenen, die op de, een of andere wijze bij het behoud van den ouden toestand belang hebben. Dat zijn lo*,Y§n de .Chinee^n zelf de grootgrondbe zitters en-de gouverneurs, Siëaltijd van,,de uitphindering der bevolking geleefd^ hebben en 2o, de Engelschen en andere buitenlanders in China zelf, die de groote voordeelen der Verouderde concessie-politiek als persoon of als firma hebben genoten, nog genieten en natuurlijk zouden willen blijven genieten, zonder zich te kunnen voorstellen als zoo vaak in zulke ? gevallen dat het ook anders zou kunnen.. De internationale regeering vindt in dit nationale streven natuurlijk de arbeiders en arme boeren achter zich, want deze kunnen het behoeft na wat wij over hun loonen en verdiensten gezegd hebben, geen betoog bij de schepping van een modern China slechts gebaat zijn. En nu is het weer die steun van proletarische zijde, die den bovengenoemden tegen standers van een modern China de gelegenheid biedt om de Kanton-regeering in een rood" daglicht te stellen ab dit beeld geoorloofd i s. Een gelegenheid die zij zoozeer hebben weten te gebruiken, dat er daaromtrent hier in West-Europa en Amerika een zekere communis opinio is ontstaan. Zeer in strijd met de feiten overigens, zooals reeds uit het artikel van Mif is gebleken, maar ook weer blijkt uit dat van Tang Sjin Sje. Zonder misver staan te kunnen worden toch zegt hij aan het slot: ,,De Kwo Min Tang bestaat nog heden ten dage uit twee verschillende richtingen, de rechtschen, die een burgerlijke revolutie nastreven, en de linksche, de Soen-Yat-Sen-richting, die den socialen strijd willen." En hiervan kan men op grond van tal van historische ervaringen, dunkt ons, zeker zijn, dat, zoodra de Kanton-regeering de overwinning zou hebben behaald, 't zij op de Noordelijken alleen, 't zij, wanneer de mogendheden tenslotte toch zouden intervenieeren, op deze en de Noordelijken samen, dat de strijd tusschen de beide richtingen in de Kwo-MinTang dan zou uitbreken, even openlijk als het' be staan dier twee richtingen nu verborgen blijft achter het noggezamenlijke doelen achter de verkeerde voor lichting van allen die, om welke reden dan ook, tegen Kanton gekant zijn. Welke conclusie mogen wij nu uit de beide Chi neesche artikelen trekken? Ten eerste deze, dunkt mij, dat er in China geen chaos is, maar dat er zich een revolutie voltrekt, wat .nog altijd niet hetzelfde is; ten tweede, dat deze revolutie niet een schaakzet van de Russen is in hun strijd tegen het Britsche impe rium, maar een autonome, uit de historie van het land zelf gegroeide beweging; ten derde, dat in die revolutie de kwestie der buitenlanders maar. een episode is, die op den gang der gebeurtenissen wel van invloed, maar nooit van beslissenden invloed kan zijn; ten vierde, dat de inzet dier revolutie is de schepping van een onafhankelijk modern-geregeerd China; en ten vijfde en laatste dat als die revolutie haar beslag heeft gekregen achter deze revolutie waar een revolutie staat, waarin het er om zal gaan wie van de beide fracties dat moderne China zal be sturen, de Chineesche bourgeoisie of de Chineesche arbeiders en boeren. Ziet men de zaak zóó en wij gelooven dat men ze zóó moet zien dan kan interventie in elk geval den mogendheden en den Europeeschen volken niets dan schade brengen, want het moderne China komt er toch en het zal mér behoefte aan Europeesche producten hebben dan het oude China ooit gehad heeft. NA VOLBRACHTE DAGTAAK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl