Historisch Archief 1877-1940
No. 2597
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
l f
RAOUL HYNCKES
SCHILDERKUNST
In 't Stedelijk Museum te Amsterdam.
Elsa Berg, Colnot, Hynckes, Schumacher,
S. L. Schwarz.
I. Hijnckes woont tegenwoordig te Thorn in Limb.;
het stadsgezicht; het landschap, de beesten (?die
doosjes op vier pooten !) vindt ge nog niet onder zijn
werken in Amsterdam. Dat is te begrijpen; er is altijd
een hoop beslommering bij het gaan wonen in een
andere streek en stad, en er is een tijd noodig om te
acclimatiseeren. De schilderijen, bijv. met dieren,
met de veulens en met de kalveren, etc., we zullen
daar nog op moeten wachten, en ook op de uitdruk
kingen, die hij aan de lichamen dezer dieren zal kun
nen geven, en hoe hij de oogen der beesten zal maken,
met het watervochtig geflonk der dikwijls diepe kleu
ren. We zullen ook erop moeten wachten, hoe hij de
nieuwe ruimte, een meer doortrilde ruimte dan waarin
de stillevens staan, zal verwerken, tot hij het schil
derij, niettegenstaande de voorwerpen met hun drie
dimensies juist met die afmetingen zijn gegeven, toch
den sterken indruk zal doen geven van het platte vlak.
Want dat doet deze Cubist". Hij schildert een
kruik met sterke, zwellende ronding op een tafel;
of een roode theepot bij een gelen stoel, en het volume
is zonder wankeling gegeven (strak-zich-rondend, etc.)
of hij schildert voor een veel gekrookt, scherprandig
papier en een kom met twee visschen erin; hij schildert
het naar maat, naar wijking, naar de ruimte, die
het inneemt, en toch geeft het schilderij, ik herhaal
het, een zeer bepaald vlakken indruk; met andere
woorden het evenwicht, onderling, der
sterk-geprononceerde, eenvoudige vlekken kleur is gevonden, en
gewis.
In de kleur der schilderijen zijn twee typen te
onderscheiden; dat, waar een diep rood, een sterk
geel, bijv. en een vol bruin heerschen; ten tweede:
dat, waar 't wit van het papier, 't wit van een kom,
't grijs-lila van visschelijven de dominanten zijn.
De vraag is te stellen: zal hij zich buiten een nieuwe type
vormen, een nieuw kleurschema, of zal wat er is,
zich iets wijzigen en schikken? En dan, zal de vulling
eender blijven? Want zulke schilderijen als die van
Hijnekes verdragen in hun bepaaldheid geen leegte !
Waar ge deze leegte om het stilleven bespeurt, ver
liest het schilderij te veel aan intensiteit; een leege
achtergrond maakt dit werk dadelijk oppervlakkig
(er zijn een paar van dat soort werken hier!). Een
schilderij, zooals deze van Hynckes zijn, verdraagt
daarenboven geen tekortkoming in de technische
voordracht; alles moet geheel gaaf op het doek aange
geven zijn. Ge ziet hieruit, dat bij dezen schilder
dien ik waardeer om zijn tegenwoordig werk, dat
spanning eischt en volledige toewijding, heel wat
door de toekomst nog moet worden uitgemaakt;
de strakheid erin moet altijd-zijn strakheid van
leven, en nooit procédé, dus schijnbare vastheid....
Het raam van Joep Nicolas, Stedelijk
? Museum, Amsterdam. Nabeschouwing.
Diep rood, dat bijna oranje is; sonoor purper,
een blauw dat licht is en toch kostbaar, een zilveren
kleur hier en daar, dat is Joep Nicolas' raam voor
Milaan. Het geheel is een gebonden fonkeling, een diepe
rijkdom. En zóó moet een raam zijn, zooals dit is. Er
is uitgegaan van de lichtbundels, die door het raam
geengaand, de daarachter-gelegen ruimte zullen ver
lichten. Daar-naar heeft ten eerste de maker van het
raam zich te richten. Met welke lichtbundels hij de
ruimten zal vullen is afhankelijk van die ruimte,
van het doel van die ruimte, en ook van de plaats
waar het raam staat in die ruimte. Hij kan zelfs
met een gansch wit licht zijn ruimten klaar willen
houden, helder en toch met gloed; hij kan een raam
maken van enkel witte glazen. Maar hier is gloed !
De voorstelling, die na de bundeling komt, is Holland
en Indiëmet, in het midden, de aanlegplaats der
S. L. SCHWARZ
A. COLNOT
stoomschepen van de Nederland," Genua. Het is
dus een raam, dat het vervoer uitdrukt; het ver
zamelen voor dat vervoer, en het verspreiden van
't vervoerde. Het werk van Nicolas is vol voorstellin
gen, vol figuren, huizen, gebouwen, landschap, water
maar het is ten eerste toch het raam, dat het licht
een kleur gevend, dat licht doorlaat, om de ruimte
een sier te geven, als blonk een stralende robijn
in den muur.
Jhr. M. Ditllinger, in Picttira, Den Haag.
Deze tentoonstelling moet een lastig geval zijn
voor de overdreven lofzangers van de vorige tentoon
stelling van Dittlinger; voor de lieden, die te keer
gingen of hier een groot meester kon worden miskend,
en of sommigen zich zelfs vermaten dit te doen.
Want als er neergeschreven wordt, dat hier drie
werken zijn, die er mee door kunnen, dan is er niets
te weinig gezegd; niets ! Wat in de vorige verzameling
kon worden gewaardeerd, ook maar hier en daar,
dat was het stille uitzien op dingen, die niet verande
ren, zooals er van die dingen zijn en zooals er van die
ramen zijn in een kleine stad. Dat was daar bij-wijlen
maar wat is er mi in Pictura? Een aantal kleine
schilderijen, die alle kenmerken van armoe, gemis
aan kimde en aan bezieling dragen, en die, zoo ze
de laatste werken zijn van dezen zwak-romantischen
schilder, op alle wijs en op allen trant een achteruit
gang verduidelijken. En die niet eens de bekoring
van een kleur dragen, die ook maar eenigszins de
andere te korten kon verheimelijken. Er is integendeel
een rood, dat vele werken ontsiert, en er is een voor
dracht, die niet eerts de teederheid van het
onbeholpene heeft ! Maar er zijn drie schilderijtjes, zeide ik,
die te noemen zijn. Dat is ten eerste de mist", het
stadsgezicht met de hondjes, dat is een landschap
met een maan en wat water? en dat is ten derde,
het slotje" een aantal roodgedaakte brokkenhuizen
(met het licht er in op) Het zijn de No's 38, 24, 10
ELSA BERG
Naar de overige werkjes blijf ik eeuwig onbenieuwd;..
benieuwd ben ik wat lofzangers zullen zingen bij deze
reeks van hun gevierden schilder. A. PLASSCHAERT
E. Gerdes. Knnstzaal Brok. Hilversum..
Wij herinnerden ons den sch'lder Gertl^ van om
streeks tien jaren geleden als een jong en levens
krachtig talent. Er was toen iets flinks en fleurigs in
zijn werk, dat, hoewel het niet diep ging, toch door
kordaathcid zich van veel dufs onderscheidde. Later
zagen wij portretten waarin de maker naar
mondain!teit neigde en niet ontkwam aan het gevaar dat het.
gemakkelijke en vlotte doen steeds in zich draagt:
onbelangrijk te worden doordat de uiterlijke ver
schijning gegeven wordt zonder de ziel aan te raken.
Thans opende erdes ecne tenloonstcllirg van land
schappen, waaronder eenige bloemstukviiis en een
enkel kinderportret in olieverf en in pastei. Hij is in
Indie geweest, maar had juist zoo goed in Holland
kunnen blijven. Men kan zich zelf nu eenmaal niet
ontvluchten, want noch hier, róch ginds verliet hem.
het oppervlakkig karakter dat, naar het ons voorkomt..
vooral veroorzaakt is en verergerd door een
schijnsucccs bij onkuiistzinnigeii en leeken behaald.
Het best zijn op deze tentoonstelling twee flinke
doeken in luministischen toon, spontaan geschilderd,
een landschap met theepluksters en een bergweg in de
Freanger, beiden dateerend uit 1910. In later werk.
donker en zelfs somber gegeven, verliet hem niet
alleen het licht maar ook liet leven. Is er dan al een
enkel maal het (prijzenswaardig) verlangen dieper
dingen aan te raken, zooals in het onder indruk van
Mahler's Kmder-Totcnliedtr" gegeven kamer-tafreel
met het verlaten speelgoed op den vloer en de in
verdriet verzonken mansfiguur bij het venster, dan
doet zijn Werk veeleer pathetisch dan wel echt aan,
zoodat men ten slotte den indruk behoudt van een
sch'lder dit óf meer wil dan hij kan, óf in een gevecht
met zichzelf gewikkeld is.
OTTO VAM TUSSENBROEK
W.' SCHUMACHER