De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 12 maart pagina 11

12 maart 1927 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 2597 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND l f RAOUL HYNCKES SCHILDERKUNST In 't Stedelijk Museum te Amsterdam. Elsa Berg, Colnot, Hynckes, Schumacher, S. L. Schwarz. I. Hijnckes woont tegenwoordig te Thorn in Limb.; het stadsgezicht; het landschap, de beesten (?die doosjes op vier pooten !) vindt ge nog niet onder zijn werken in Amsterdam. Dat is te begrijpen; er is altijd een hoop beslommering bij het gaan wonen in een andere streek en stad, en er is een tijd noodig om te acclimatiseeren. De schilderijen, bijv. met dieren, met de veulens en met de kalveren, etc., we zullen daar nog op moeten wachten, en ook op de uitdruk kingen, die hij aan de lichamen dezer dieren zal kun nen geven, en hoe hij de oogen der beesten zal maken, met het watervochtig geflonk der dikwijls diepe kleu ren. We zullen ook erop moeten wachten, hoe hij de nieuwe ruimte, een meer doortrilde ruimte dan waarin de stillevens staan, zal verwerken, tot hij het schil derij, niettegenstaande de voorwerpen met hun drie dimensies juist met die afmetingen zijn gegeven, toch den sterken indruk zal doen geven van het platte vlak. Want dat doet deze Cubist". Hij schildert een kruik met sterke, zwellende ronding op een tafel; of een roode theepot bij een gelen stoel, en het volume is zonder wankeling gegeven (strak-zich-rondend, etc.) of hij schildert voor een veel gekrookt, scherprandig papier en een kom met twee visschen erin; hij schildert het naar maat, naar wijking, naar de ruimte, die het inneemt, en toch geeft het schilderij, ik herhaal het, een zeer bepaald vlakken indruk; met andere woorden het evenwicht, onderling, der sterk-geprononceerde, eenvoudige vlekken kleur is gevonden, en gewis. In de kleur der schilderijen zijn twee typen te onderscheiden; dat, waar een diep rood, een sterk geel, bijv. en een vol bruin heerschen; ten tweede: dat, waar 't wit van het papier, 't wit van een kom, 't grijs-lila van visschelijven de dominanten zijn. De vraag is te stellen: zal hij zich buiten een nieuwe type vormen, een nieuw kleurschema, of zal wat er is, zich iets wijzigen en schikken? En dan, zal de vulling eender blijven? Want zulke schilderijen als die van Hijnekes verdragen in hun bepaaldheid geen leegte ! Waar ge deze leegte om het stilleven bespeurt, ver liest het schilderij te veel aan intensiteit; een leege achtergrond maakt dit werk dadelijk oppervlakkig (er zijn een paar van dat soort werken hier!). Een schilderij, zooals deze van Hynckes zijn, verdraagt daarenboven geen tekortkoming in de technische voordracht; alles moet geheel gaaf op het doek aange geven zijn. Ge ziet hieruit, dat bij dezen schilder dien ik waardeer om zijn tegenwoordig werk, dat spanning eischt en volledige toewijding, heel wat door de toekomst nog moet worden uitgemaakt; de strakheid erin moet altijd-zijn strakheid van leven, en nooit procédé, dus schijnbare vastheid.... Het raam van Joep Nicolas, Stedelijk ? Museum, Amsterdam. Nabeschouwing. Diep rood, dat bijna oranje is; sonoor purper, een blauw dat licht is en toch kostbaar, een zilveren kleur hier en daar, dat is Joep Nicolas' raam voor Milaan. Het geheel is een gebonden fonkeling, een diepe rijkdom. En zóó moet een raam zijn, zooals dit is. Er is uitgegaan van de lichtbundels, die door het raam geengaand, de daarachter-gelegen ruimte zullen ver lichten. Daar-naar heeft ten eerste de maker van het raam zich te richten. Met welke lichtbundels hij de ruimten zal vullen is afhankelijk van die ruimte, van het doel van die ruimte, en ook van de plaats waar het raam staat in die ruimte. Hij kan zelfs met een gansch wit licht zijn ruimten klaar willen houden, helder en toch met gloed; hij kan een raam maken van enkel witte glazen. Maar hier is gloed ! De voorstelling, die na de bundeling komt, is Holland en Indiëmet, in het midden, de aanlegplaats der S. L. SCHWARZ A. COLNOT stoomschepen van de Nederland," Genua. Het is dus een raam, dat het vervoer uitdrukt; het ver zamelen voor dat vervoer, en het verspreiden van 't vervoerde. Het werk van Nicolas is vol voorstellin gen, vol figuren, huizen, gebouwen, landschap, water maar het is ten eerste toch het raam, dat het licht een kleur gevend, dat licht doorlaat, om de ruimte een sier te geven, als blonk een stralende robijn in den muur. Jhr. M. Ditllinger, in Picttira, Den Haag. Deze tentoonstelling moet een lastig geval zijn voor de overdreven lofzangers van de vorige tentoon stelling van Dittlinger; voor de lieden, die te keer gingen of hier een groot meester kon worden miskend, en of sommigen zich zelfs vermaten dit te doen. Want als er neergeschreven wordt, dat hier drie werken zijn, die er mee door kunnen, dan is er niets te weinig gezegd; niets ! Wat in de vorige verzameling kon worden gewaardeerd, ook maar hier en daar, dat was het stille uitzien op dingen, die niet verande ren, zooals er van die dingen zijn en zooals er van die ramen zijn in een kleine stad. Dat was daar bij-wijlen maar wat is er mi in Pictura? Een aantal kleine schilderijen, die alle kenmerken van armoe, gemis aan kimde en aan bezieling dragen, en die, zoo ze de laatste werken zijn van dezen zwak-romantischen schilder, op alle wijs en op allen trant een achteruit gang verduidelijken. En die niet eens de bekoring van een kleur dragen, die ook maar eenigszins de andere te korten kon verheimelijken. Er is integendeel een rood, dat vele werken ontsiert, en er is een voor dracht, die niet eerts de teederheid van het onbeholpene heeft ! Maar er zijn drie schilderijtjes, zeide ik, die te noemen zijn. Dat is ten eerste de mist", het stadsgezicht met de hondjes, dat is een landschap met een maan en wat water? en dat is ten derde, het slotje" een aantal roodgedaakte brokkenhuizen (met het licht er in op) Het zijn de No's 38, 24, 10 ELSA BERG Naar de overige werkjes blijf ik eeuwig onbenieuwd;.. benieuwd ben ik wat lofzangers zullen zingen bij deze reeks van hun gevierden schilder. A. PLASSCHAERT E. Gerdes. Knnstzaal Brok. Hilversum.. Wij herinnerden ons den sch'lder Gertl^ van om streeks tien jaren geleden als een jong en levens krachtig talent. Er was toen iets flinks en fleurigs in zijn werk, dat, hoewel het niet diep ging, toch door kordaathcid zich van veel dufs onderscheidde. Later zagen wij portretten waarin de maker naar mondain!teit neigde en niet ontkwam aan het gevaar dat het. gemakkelijke en vlotte doen steeds in zich draagt: onbelangrijk te worden doordat de uiterlijke ver schijning gegeven wordt zonder de ziel aan te raken. Thans opende erdes ecne tenloonstcllirg van land schappen, waaronder eenige bloemstukviiis en een enkel kinderportret in olieverf en in pastei. Hij is in Indie geweest, maar had juist zoo goed in Holland kunnen blijven. Men kan zich zelf nu eenmaal niet ontvluchten, want noch hier, róch ginds verliet hem. het oppervlakkig karakter dat, naar het ons voorkomt.. vooral veroorzaakt is en verergerd door een schijnsucccs bij onkuiistzinnigeii en leeken behaald. Het best zijn op deze tentoonstelling twee flinke doeken in luministischen toon, spontaan geschilderd, een landschap met theepluksters en een bergweg in de Freanger, beiden dateerend uit 1910. In later werk. donker en zelfs somber gegeven, verliet hem niet alleen het licht maar ook liet leven. Is er dan al een enkel maal het (prijzenswaardig) verlangen dieper dingen aan te raken, zooals in het onder indruk van Mahler's Kmder-Totcnliedtr" gegeven kamer-tafreel met het verlaten speelgoed op den vloer en de in verdriet verzonken mansfiguur bij het venster, dan doet zijn Werk veeleer pathetisch dan wel echt aan, zoodat men ten slotte den indruk behoudt van een sch'lder dit óf meer wil dan hij kan, óf in een gevecht met zichzelf gewikkeld is. OTTO VAM TUSSENBROEK W.' SCHUMACHER

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl