Historisch Archief 1877-1940
No. 2597
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
EEN TEGENSTELLING
DOOR DR. W. VA-N RAVESTEYN
Onfivapeningsweften
T S het geen buitengewoon eigenaardige co
nci?*? dentie, het samenvallen van de behandeling in de
Fransche Kamer der Wet op de algemeene organisatie
des volks in oorlogstijd" met het Wetsvoorstel in de
Nederlandsche Karner, dat zoogenaamd op ,,ont
wapening" gericht is?
Het eene ingediend en verdedigd door de socia
listen"; gene met een socialist", den heer Boncour
als voornaamsten peetvader.
Wij weten niet, of in het Nederlandsche Parlement
een der tegenstanders van het ontwapeningsontwerp
op dezen toevalligen samenloop heeft gewezen.
Mogelijk, ja zeker was de voorraad argumenten die
zij aan de houding van niet-Nederlandsche socia
listen" inzake de militaire toerustingen konden
ontleenen, ruim genoeg, dat zij niet tot dit meest recente
hun toevlucht behoefden te nemen. Doch, in ieder
geval, de nu in het Fransche Parlement behandelde
en, als deze regels verschijnen, wel al aangenomen
wet is, als tegenstuk ten opzichte van het Neder
landsche wetsontwerpje merkwaardig en belangrijk
genoeg om er even bij stil te staan, wanneer men een
paar opmerkingen over het steekspel in onze Kamer
wil maken.
De Fransche wet immers is meer dan een der vele
voorbeelden, dat de socialisten" in de verschillende
landen nationale politiek drijven in dezen zin, dat
zij hun taktiek in ieder land bepalen naar de natio
nale" omstandigheden, en niet door eenig, zij 't ook
nog zoo vaag internationaal-geldend beginsel, dat zij
m.a.w., gelijk zij reeds gedurende den wereldoorlog,
onmiddellijk algemeen bestempeld werden van
revolutionnaire zijde, sociaal-patriottisch denken en
handelen.
De Fransche wet is een symptoom, een hoogst
gewichtig symptoom van de ontwikkeling, die wij in
Europa nog altijd bezig zijn te doorloopen, de ont
wikkeling, die reeds voor den wereldoorlog van 1914
door enkele schrijvers in Duitschland, in Enge
land, in Frankrijk, in ons land door ondergeteekende
als de imperialistische" werd gequalificeerd, een
naam, die na de Augustus-maand 1914 sterk in
de mode is gekomen, maar die in de laatste jaren, nu
het netjes is geworden met Volkenbond en Locarno
te dweepen, weer wat uit den koers is geraakt.
Het woord echter moge meer of minder in zwang
zijn naar de wisselende stroomingen, die de publieke
opinie beheerschen; het begrip zoo uitmuntend te
benaderen o.a. uit werken als die van Brailsford
moge min of meer helder zijn bij velen of weinigen,
maar de zaak is, ondanks den grooten oorlog en de
sshijnbare verduistering der imperialistische idealen
in de jaren die onmiddellijk op de katastrofe van
1918volgden, gebleven. En de Fransche wet, zooeven
aangenomen, is, op het vasteland van Europa, mis
schien het klaarste merkteeken, de duidelijkste mijl
paal, hoe zij sinds 1914 is gevorderd.
Men kan haar kennen, haar strekking zoo goed als
volledig begrijpen uit het eerste artikel, dat de
Fransche Kamer ten slotte met algemeene stemmen
(op die der communisten n-a), heeft aanvaard en dat
luidt:
In tijd van oorlog zijn alle Franschen en Fransche
onderdanen, zonder onderscheid van leeftijd of sekse,
evenals alle wettig gevormde groepen, gehouden onder
de door deze wet vastgestelde voorwaarden deel te
nemen, 't zij als combattanten aan de verdediging des
lands, 't zij als niet-combattanten aan het onderhoud
van het materieele en geestelijke leven."
Een ontwikkeling, mag men zeggen, is hiermee vol
tooid; een stelsel volmaakt. Het stelsel namelijk, dat
de geheele natie, heel de levende en geestelijke krach
ten waarover zij beschikt, haar millioenen vol
wassen mannen niet alleen, doch ook de ontelbare
scharen der vrouwen, der kinderen, ja zelfs de ouden
van dagen in dienst stelt van ja, hier zullen de
meeningen uiteenloopen. De een zal zeggen van de
Natie zelve, de ander zal zeggen van het Kapitaal.
Doch dat een onmetelijke verandering heeft plaats
gegrepen sinds een historisch nog maar zeer kort
achter ons liggend verleden, waarin men dit als het
ondenkbaarste en monsterachtigste zon hebben be
schouwd, dat een kranke verbeelding zich ooit kon
voorstellen, weet een ieder, die maar eenigermate
historisch geschoold is. In de 16e, 17e, 18e eeuwen
waren de legers nog slechts aan het leven der burge
rijen vreemde, bijzondere wereldjes. Nog na de
Fransche Revolutie, in den Napoleontischen tijd be
kommerden zich de grootste geesten en heel het
intellectueele deel der naties, zoo goed als de massa
des volks weinig of niet om den oorlog, die Europa
20 jaar lang teisterde. Nog gedurende het Tweede
Keizerrijk stond de massa der Europeesche volken
in geen enkel direct verband met het oorlogsbedrijf.
Eerst na 1870 en, volkomen door het uitbreken van
den grooten oorlog van 1914, is die in waarheid
revolutionnaire ontwikkeling begonnen, welke, gelijk de
bekende oud-liberale historicus De Beaufort gedu
rende den wereldoorlog schreef, beheerscht wordt
door de Tweeling-Daemonen, het Algem en Kies
recht en den Algemeenen Dienstplicht, twee onafschei
delijke Reuzen, die, eikaars onverbrekelijke bege
leiders, de volken voortsleepen naar
IN HET VUUR DEK ONTWAPENING
Teekenins voor ,,de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan
LOU DE VISSER: NIETWAAR? HET OOG WIL OOK WAT HEBBEN!"
Ja, waarheen?
Ieder, die er zijn gedachten over laat gaan met
eenige kennis van zaken, ieder, die den blik'tracht te
wenden naar dezen afgrond, ziet in zijn verbeelding
zooiets als de tafereelen, die het genie van den dichter
van de Nibelungen-film in zijn jongste werk, Metro
polis, heeft geschapen. Een Molt ch met gloeiende
kaken, gereed om op een schaal, waarbij zelfs de
offers van den oorlog, dien wij beleefd hebben, doch
die het jongere geslacht reeds heeft bijgezet in het
mausoleum der doode historie-poppen, gering zijn,
de levende krachten der naties zonder onderscheid
yan leeftijd, geslacht of waarde te verslinden. Zeker
is het echter, dat, in deze Fransche wet, datgene
volledig is belichaamd, waar de imperialistische ont
wikkeling sinds eenige tientallen van jaren naar
streefde.
En ziehier nu de haast-ridicule tegenstelling tot
deze in de lijn der historische ontwikkeling liggende,
even gruwelijke als grootsche synthese: de
indienststelling op een gegeven moment van al die ontelbare
levende wezens, die een volk vormen, in dienst van
nu ja van een zeker doel, waaraan alles, maar
dan ook alles ondergeschikt wordt, het leven en het
geluk van de millioenen, de rijkdommen en schatten
van het verleden, de schoonheid der akkers en
bosschen, ja het aangezicht der aarde zelf en haar hulp
bronnen, .alles aangeboden aan dezen Moloch; en het
knusse voorstel van onze waarlijk edelaardige socia
listen orn voor ons land het rad der geschiedenis
eenige slagen terug te draaien en terug te keeren tot
de gelukzalige tijden van conscriptie en huurlegers.
Gedurende den grooten oorlog, die ons spaarde,
omdat zooals nu algemeen wordt toegegeven,
maar in Augustus 1914 slechts door een klein week
blad, de Tribune, werd verkondigd het Duitsche
imperialisme belang had bij onze neutraliteit, werden
ook hier de stappen gedaan om de Natie te betrekken
m de verdediging van het Rijk, dat een ieder weet
het - nu eenmaal geen Denemarken is, doch over de
50 millioen inwoners telt en x.ich over een oppervlakte
zoo groot als Europa uitstrekt.
Al deze maatregelen, of nagenoeg alle, werden met
medewerking en steun der sociaal-democraten en
vakvereenigingsleiders van 't N.V.V., een Stenhuis
en Fimnien niet uitgesloten, genomen.
Welk wonder is gebeurd in de sindsdien verloopen
jaren, dat hen heeft bewogen eensklaps het roer om
te werpen en, in plaats van het gewapende volk, een
Sipo-troep te verkiezen?
Is het waarlijk de vooruitgang in de oorlogstech
niek, de nieuwe verschrikking waarmee de oorlog,
indien hij uitbreekt, de massa der bevolking bedreigt,
die de heeren hier zoo grondig van meening heeft
doen veranderen?
Het schijnt, dat vooral de voorstelling van den
chemischen" oorlog danig op de verbeelding heeft
gewerkt. De betoogen van al degenen, die reeds
hebben bewezen, dat de gas-oorlog geen nieuwe ver
schrikkingen in den zin van ongehoorde, ergere, aan
de vroegere en recente toevoegt, stuiten blijkbaar af
op een muur van domheid en sentimentaliteit, wat,
zooals ieder weet, het tegengestelde van sentiment is.
Iets anders echter is er, sinds 1918, niet veranderd.
En, waar de sociaal-democraten om zoo te zeggen
ieder oogenblik bereid zijn, de regeering te aanvaarden
en het Nederlandsche Rijk te besturen wij twij
felen er niet aan of zij zullen het evengoed doen als
hun collega's in Engeland, Frankrijk,' Duitschland,
Oostenrijk, Denemarken enz., daar kan men de
huidige propaganda voor een klein beroepslegertje
in plaats van de onontwikkelde algemeene verplichting
om het Imperium te verdedigen, moeilijk anders be
schouwen dan als een middel om wat nieer stemmen
te vangen.
Geoorloofd is dit ongetwijfeld. Maar met de
vreeselijke vraag, waar de imperialistische ontwikkeling
ons heenvoert, heeft het toch zeker niets te maken.