Historisch Archief 1877-1940
No. 2597
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
UIT DEL NATUUR-.
IN HET
HAAGJE
DOOR DR. JAC. P. THIJSSE
A LS iedereen eens goed besefte, hoe
?**-rijk aan genot een
morgenwandelingètje kan zijn, vooral in dezen prillen
lentetijd, dan zou het op de geschikte
plaatsen vóór half acht krioelen van
vreugd-begeerigen. Daar mankeert nog
veel aan. Toen ik nog in Amsterdam
woonde, wandelde ik 's morgens vóór
werktijd haast dagelijks in het Vondel
park en daar was ik dan meestal vrij wel
alleen met den ouden heer Serrurier.
Dat is nu meer dan vijfentwintig jaar
geleden. Ik geloof wel dat het aantal
morgenwandelaars in den laatsten tijd
wel is toegenomen. Maar ze verdringen
elkaar nog lang niet en verleden week
in den Haag, kwart over zeven in de
boschjes van Poot had ik ook alweer
het rijk alleen.
Eigenlijk was het al tamelijk laat,
want de zanglijsters en merels hadden
hun morgenzang al gestaakt en zochten
onder het struikgewas hun slakken en
wormen of gingen elkaar te lijf om
kwesties van huisgenoot of huisvesting.
Roodborstjes en winterkoninkjes zongen
er nog lustig op los, evenals de kleine
pimpelmeesjes. Deze boschjes, beklemd
door huizenmassa's herbergen nog een
verwonderlijke hoeveelheid vogels en
dat is wel te danken aan den toestand
van de boschjes zelf, aan de aanwezig
heid van de oude stadskweekerij en ook
wel aan de voor- en achtertuintjes van
de Vogelbutirt. De Roodborstlaan, de
Leeuweriklaan, het Nachtegaalsplein, ze
dragen nogvoorloopighun naammet eere.
We zullen ons er maar niet in ver
diepen, hoe Houtrust en de boschjes van
Poot er veertig jaar geleden uitzagen en
ons met de jongelui van heden, die niet
beter weten, maar verheugen in wat ze
nu nog zijn. Daar staan van die korte
stoere, dikke eiken en populieren van
tegen de honderd jaar oud, kort ge
houden door den zeewind, maar diep
wortelend in het duinzand en rond om
zich een rijpen, milden ondergrond,
humus van vele jaren, vol leven van
bakteriën en zwammen, mogelijkheid
gevend voor den groei van allerlei woud
kruiden, allerlei insecten en ander klein
gedierte, dat alweer de basis vormt
voor het bestaan van een rijke vogel
wereld. Geen kunst van tuinier of
tuinarchitect kan zoo iets leveren op
korten termijn en daarom moeten we
deze boschjes, hoe schamel zij hier en
daar ook lijken hoog in eere houden.
Die schamelheid wordt voor een groot
deel veroorzaakt door de kinderen, die
er roovertje komen spelen en ze zijn
van harte welkom. Maar de bedacht
zame ouderen hebben een paar stukken
afgeheind en daar achter het ijzeren
hekje bloeien nu de sneeuwklokjes bij
duizenden, zoo, dat ieder er schik in
heeft. De enkele sneeuwklokjes, die zich
buiten het hek wagen zijn nog lang niet
veilig, maar dat doet er voorloopig niet
toe. In afwachting van de resultaten van
moderne opvoeding en onderwijs kunnen
we voorloopig met die hekjes blijven
werken en dan kan een deel van deze
boschjes werkelijk nog een schatkamer
worden van dieren- en plantenleven, een
paradijsje voor den morgenwandelaar.
Er gaat een hard pad duinopwaarts,
ook aan weerszijden stevig omheind en
achter de omheining staan dicht op
elkaar de jonge Zwarte Dennen en jonge
Bergdennen. De Bergdennen zijn al
zoover dat ze reeds gebloeid hebben en
zitten nu vol met bolronde onrijpe
kegeltjes, die heusch ook kegelvormig
zullen worden. Hier is een toekomstig
dennenbosth, een van de vele goede
dingen, die de Haagsche Dienst voor
Parken en Plantsoen, n tot stand heeft
gebracht. In den .vroegen Maartrnorgen
zitten nu de heggemuschjes te zingen
boven in de dennetoppen, drie tegelijk,
alsof ze elkaar antwoorden. Htt
heggcmusctije is een van de vele zangertjes
wien men geen recht laat wedervaren:
het wordt overal gehoord en nergens
genoemd. Let er op, een muschkleurig
vogeltje, maar met fijnen snavel, blau
wig kopje, streeperige flanken en nergens
wit in het gevederte. Een van onze
drukste lentezangers, met een liedje,
dat de schoonheden van roodborstzang
en winterkoninggeschetter vercenigt.
Hier in het dicht en rustig
dennenplantsoen vindt deze aardige vogel een
goede nestplaats in gezelschap van de
kneutjes.
Het pad stijgt en meteen ligt het
hooge duin voor ons, verrassend mooi,
ondanks het uitkijk-platformpje. We
worden nooit moede om de velerlei
lijnen en vlakken te aanschouwen van
ons duinlandschap, zooals het gevormd
is door wind en zand en plantengroei.
De toppen en holten, richels en plooien,
uitwerking direct van den zeewind of
van de terugkaatsingen en interferenties,
die de wind ondergaat door de heuvels
die hijzelf heeft opgeworpen, geven een
verscheidenheid te aanschouwen, waar
van -we met vreugde de harmonie ont
waren en met genot de oorzaken trachten
na te speuren. Het duin is een gedicht
en tegelijk een boeiend vraagstuk van
wiskunde en mechanica. Pas in de
laatste tientallen jaren beginnen we de
heerlijkheid van het duin te beseffen en
tegelijkertijd zijn wij druk bezig het te
vernielen en te ontheiligen waar het
genot zou kunnen schenken aan de
groote menigte, die dergelijk genot zoo
dringend noodig heeft.
Hoe mooi is dit duin achter de boschjes
van Poot begroeid met duindoorn, die
in de beschutte plooi even voor den top
een hoogte bereikt van meer dan vijf
nieter, dtiindoornboomen haast. De
duinbeplanting heeft hier en daar in de
helling CLP. klein groepje dennen neer
gezet, juist genoeg om wat afwisseling
te geven, zonder dat de mooie helling
zelf wordt verborgen.
LINCOLN
de meest volmaakte wagen
JAN LIMBACH- Haarlem
De heugenis van de sneeuwklokjes, de
zang van de heggemuschjes, de
betoovering van de duinvormen en dan boven
op den Uitkijk: Radiodorp, invretend in
het duin. Dat is eventjes een klap, maar
dan zien we toch ook de hooge zee met
de witgekuifde golven en het vorstelijk
's Gravenhage, dat tenminste de traditie
heeft van een nooit volprezen
lustwarande". Daar komen wij later nog
wel eens op terug. Nu keer ik maar
terug naar de boschjes. Heggemusch
zingt nog op de dennen en winterkoning
in de beukenhaag van de oude kweekerij.
Uit het kreupelhout klinkt liefelijk
gekweel, veelstemmig, maar zacht en
jawel, daar zitten ze dekoperwieken,de
klcurigste en kleinste van onze lijsters,
honderden en honderden en ze storen
zich niet aan den eenzamen wandelaar.
Nog eenige weken zullen we ze hooren
en dan zijn ze weg getrokken naar
noordelijker en oostelijker gewesten. De
morgenzon schijnt op hun koperroode
flanken en kleurt de lichte
wenKbrauwstreep in het fijnste Napelsch geel. 't Is
een mooi lied, dat ze zingen. Ze zingen
namelijk dat de stad niet behoeft te
wanhopen en zich niet behoeft te ver
genoegen met alleen musschen en
meeuwen. Als er maar boschjes zijn
met goeden bodem en met verbinding
naar buiten, intelligent en .liefdevol
verzorgd door kenners der natuur dan
kunnen schatten van natuurschoon en
natuurleven van de wijde wereld ge
bracht worden tot in het hartje der
steden.
Het wandelingetje had precies een
half uur geduurd en mijn schoondochter
was net beneden".
(Wordt vervolgd)
G O M O E D I A
DOOR HENRIK SCHOLTE
Moskauer Künsller Theater: Das GL(
Slepanlchikowo', naar F. M. Dosloïefsky.
T) E opvoering van Das Gut Stepantchikowo",
*-J naar Dostoïefsky's novelle van dien naam, neemt
in enkele opzichten een aparte plaats in tusschen de
triomphale reeks keur-voorstellingen van deze Russen.
Niet alleen omdat het hier een voor Amsterdam
gereserveerde première betrof, maar vooral ook
omdat wij door het volkomen noveilistisch karakter
der tafereelen waarvan bovendien een of twee niet
werden opgevoerd onze aandacht konden vestigen
op de zuiver technische prestaties van verschillende
spelers. Een voortdurende verrukking als
Nachtasyl" of Armut ist keine Siinde" werd deze voor
stelling niet, het was meer een werkstuk: afzonderlijke
figuren leefden, wonderlijk fel soms als een obsessie,
in een milieu, waarin nu en dan het gezinsleven als
n dramatisch geheel doorheen trilde.
Het volmaakte plichtsbesef, waarmee deze Russen
L. S.
Ontlwudl onzen naam wanneer ge
L/w woning gaat inriclncn.
Meest gesorteerd hxis in Nederland
voor
Comoletc Ameublementen,
Tapijten, Gordijnen, enz.
Heerengrach! 500 Amsterdam.
zich voegen naar het ensemble, is de oorzaak, dat
schier eiken avond een andere speler zijn groote
kansen krijgt en er faalde nog niet een ' Zoo was
dit de avond van Sjerof, die als Foma Fomiisch
misschien niet zijn meest levende, maar wel zijn meest
uitbundige marqué-rol te zien gegeven heeft. Foma
Fomi tsch, l ijfeigenejvan af komst, die om redenen, welke
slechts uit de novelle begrijpelijk zijn, heerscht over
Stepantchikowo als later Rasputin over Rusland,
wordt in Sjerof's creatie een gedrocht als de Commedia
dell'Arte niet fantastischer had kunnen uitdenken.
Schijnheilig-despotisch met de beklemmende autori
teit van een idioot, na elk begin van verzet hooger op
zijn drakentroon verheven door een stoet van hyste
risch in hem geloovende vrouwen, dat is Sjerof's
Foma: 'een gruweiijk-groteske prent van Daumier
met de grim van Tartuffe, waarbij die van Jannings
en Coquelin nog tam te noemen is. Men kan tegen de
dierlijke overdrijving in dit mombakkes bezwaren
hebben, men kan het zelfs menschelijke grootheid ten
eenen male ontzeggen, ontkennen echter dat dit
een superieur staal van tooneelplastiek is, kan men
niet. En er zijn détails, die als een hallucinatie in c!e
herinnering zullen blijven: het grijnend zich gekwetst
toonen als. hij in de rede wordt gevallen, het
dwaasdronken van zelfverheerlijking voorzeggen der ver
ontschuldigingen, die de sterke, gezonde landeigenaar
hem na me>et stamelen. En vooral ook aan het slot,
temidden van de vrouwen die profetieën, die hij
dweepziek uitgalmt met de stem van een huilenden
derwisch.
Spel van geheel ander gehalte, spe! zoo edel en
smartelijk, dat wij nauwelijks anders kunnen ant
woorden dan met den eerbied der stilte, gaf
Krijanofska opnieuw, nu als het krankzinnige meisje: een
kleine rol uit het stuk, niet meer dan een paar sccne's,
maar met een Ophelia-tooneel aan het slot, waarvan
woord voor woord afzonderlijk scheen te ontroeren,
al verstonden wij alleen den klank eu al werd de
beteekenis van deze prachtige scène ons eerst later
duidelijk gemaakt.
Kommissarof, die de eerste avonden misschien niet
zoo opviel, maar die een van de beste acteurs bij den
troep blijkt, een die bovendien steeds mér dan het
type, den volledigen mensen uitbeeldt, gaf dit keer
een hecrlijken boer te zien, rond, lomp. dom en ?
vroolijk: een man uit n stuk, waarbij geen gedachte
aan kunstmatigheid overbleef. Daarnaast in den
hartstochtelijk levenden familiekring, waarin de
ruzies even onstuimig oplaaien als zij vergaan in een
uitgelaten vreugde, felle fragmenten: de prachtige
vervallen mime van Tokarska als de moeder. De in
het huis gedulde, half-hysterische verwante, door
DOUWT IN tICT
INUCHTtNGEM VEBSTtEKT OC DIRECTIE
Levitzka gespeeld. Serioscha, de jonge man, die
vreemd in dit milieu komt en langzamerhand, bijna
onopgemerkt, aan de mensclun en hun eigenaardig
heden went: een mooie, bescheiden rol van Wassilief.
Alexejef die in Gawrila niet een losse typeering, maar
een waarachtige bcdiendcn-ziel ligt. V tra Gretch,
furieus levend als de naar buit speurende moeder van
een vernuften zoon. Charof als een gedwee oud
sttimpertje.... Dat alles was weer subliem tooneel, dat
hel stuk over zijn gemis aan dramatische n inhoud heen
hielp, omdat wij bij deze gelegenheid ons misschien
scherper dan vroeger konden instellen op de afzonder
lijke vleeschwording der gestalten, die se nis met n
gebaar, n intonatie volschoten v?n blced en
werkelijk leven.
N.v. % F. VAN DER HEIDE
HILVERSUM
'8QRAVELANDSCHEWEO, TEL. 1150.
VRAAGT U EENS TEEKEN INGEN
EN PRIJSOPGAAF VOOR HET
SMAAKVOL INRICHTEN VAN
uw LANDHUIS OF VILLA.
BEKNOPT PROSPECTUS FRANCO.