De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 19 maart pagina 1

19 maart 1927 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

?'??^^ -^^"^ ? ^A T)e Groene ^Amsterdammer. fcc^/Wedkblad voor Nederland .. sinds vjgftiffjaar aan de spits der ?weekbladen . . . ." ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP Redacteuren* H. BRUGMANS EN TOP VAN RHIJN-NAEFF Secretaris der Redacties C. F. VAN DAM Uitg.: N.V. DE GROENE AMSTERDAMMER KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM Interunwen TOE AND HEEL OPGERICHT IN 1877 No. 2598 ZATERDAG 19 MAART 1927 HET NEDERLANDSCHBELGISCH VERDRAG IN DE EERSTE KAMER WANNEER, zooals wij hopen dat zal geschieden, in de volgende week het doodvonnis wordt uit gesproken over het Nederlandsen-Belgische verdrag, zal de veroordeelde in elk geval aan zijne rechters niet kunnen verwijten, dat zij de hand hebben gelicht met zijn proces. Niet minder dan vijf en twintig sprekers, de helft van het aantal leden der Eerste Kamer, hebben zich reeds voor het debat doen inschrijven; en de mogelijk heid is niet uitgesloten, dat er nog een paar bijkomen uit vrees misschien, dat men anders toch nog den Senaat zou kunnen beschuldigen van maar half werk te hebben verricht! Maar laat ons hopen, dat zij van dit voornemen nog bijtijds worden weerhouden, als hun het gebed te binnen schiet, waarmede, volgens Dr. van Woensel, de vergaderingen van den Senaat van Lucca werden geopend: Heere ! Heere ! bewaar ons voor nutteloos redetwisten, voor beuzelen, voor dagdieven. Amen !" Het is waar, het onderwerp, dat onze Senatoren aan het redevoeren brengt, is van eenigszins anderen aard, dan het verzoekschrift, waaraan de Senaat van Lucca, alweer volgens van Woensel, een geheele zit ting wijdde, nl. het request van Spadassino, sergeant in dienst der republiek Lucca, tendeerende om na een twaaiijangen dienst daaruit te worden ontslagen, behoudens zijn half pensioen, en de vrijheid te mogen hebben om een epaulette te mogen dragen, ter keuze van de Hooge Vergadering, hetzij op den rechter-, het zij pp den linkerschouder, of waar de Hooge Vergade ring zulks in hare wijsheid zal goedvinden te statu eeren". Maar ook in de staatsvergaderingen der Bataafsche Republiek, die van Woensel in 1800 belachelijk maak te met zijn Extract uit het Dagverhaal der Senaatsvetfgaderingen van Lucca", kwamen aangelegenheden ter tafel, die in belangrijkheid niet onderdeden voor het Nederlandsen-Belgisch verdrag. De spot van dezen dokter bij de marine, die door zijn omzwervin gen buitenslands een onbevangen kijk had gekregen op-vaderlandsche toestanden, gold dan ook niet zoo zeer de geringe beteekenis van de onderwerpen, die in de volksvertegenwoordiging aan de orde werden ge steld, maar richtte zich voornamelijk tegen de natio nale ondeugd der breedsprakigheid die er helaas! niet onder is bezweken. En zoo zijn wij weer terug bij de debatten in de Eerste Kamer. Terwijl ik dit schrijf, is het eerste dozijn sprekers reeds vol en wordt het tweede aangebroken. Ver moedelijk zal dit rijker aan afwisseling zijn dan zijn voorganger. 'Onder de twaalf redevoeringen, die tot dusverre werden voorgelezen onder de leden der Eerste Kamer schijnen weinigen de kunst te verstaan, een ;ereedgemaakte rede zóó voor te dragen, dat althans de schijn van een improvisatie wordt gewekt waren er verscheidene, die er mochten zijn: de heer Polak, wien bet voorrecht ten deel viel de rij te openen, kon zich tot tolk maken van de redenen, waarom de gemiddelde Nederlander, zonder zich te verdiepen in historische en staatsrechtelijke kwesties, toch de over tuiging meent te mogen hebben, dat dit verdrag moet worden verworpen; de heeren de Savornin Lohman en Briët spraken niet voor het groote publiek, maar voor de weinigen, die studie hebben gemaakt van het onderwerp, toen zij met historische argumenten den rechtsgrond, aantastten, waarop de heer van Karnebeek zich voor zijne vrijgevigheid tegenover Belgi beroept; de heer Koster hield een stevig gedocumen teerd betoog om aan te toonen dat door verschillende in het verdrag geprojecteerde waterwegen de belangen van Limburg eerder zullen worden geschaad dan ge baat. Voor Eerste-Kamer-leden, die de bevoegdheid mis sen om een speciale kwestie voor zich op te eischen, is het natuurlijk rpoeilijk, na alles wat thans reeds in woord en geschrift over het verdrag is te berde ge bracht, nog beschouwingen daarover te houden, die de bekoring van het nieuwe hebben. Het is gewenscht, dat ook bij de behandeling in de Eerste Kamer nog eens alle bekende argumenten in stelling worden ge bracht, waarmede liet verdrag kan worden bestookt. Maar niemand zou het aan de heeren, wien deze on dankbare taak ten deel viel, euvel hebben geduid, wanneer zij zich er op hadden toegelegd het gemis aan nieuwheid van hun betoog te vergoeden door de bondigheid ervan. Welke ook de waarde moge zijn der tot dus verre gehouden redevoeringen, zij ledeti in dit op zicht aan eentonigheid, dat alle concludeerden tot verwerping van het verdrag. Alle, met ne uitzonde ring: de heer van Wassenaer van Catwijck verklaarde er vóór te zullen stemmen. Meer dan dat deed hij ook niet; als alle voorstanders van het verdrag in de Eerste Kamer even sober waren in hunne argumen tatie als de genoemde heer, zou de t;iak van het weer leggen van wat tefen het verdrag is aangevoerd alleen op de schouders van den heer van Kamebeek komen te rusten. Dit zal echter niet het geval behoeven te zijn. Bij het tweede dozijn sprekers zullen ongetwijfeld meer voorstanders aan het woord komen dan bij het eerste, en onder hen eenigen, wier bijstand voor den minister meer waarde zal hebben dan die van den heer van Wassenaer van Catwijck. Vermoedelijk hebben n of meer hunner op het oogenblik, wanneer dit artikel verschijnt, zich reeds in het strijdperk begeven. Op de redevoeringen van enkele Eerste-Kamerleden was of blijft de aandacht vooral gericht. Bij de vrijzinnig-democraten zag men met eenige spanning uit naar die van den heer van Embden, omdat daar uit moest blijken of hij ne lijn trekt met zijne partijgenooten in de beide Kamers en dus tegen het ver drag zal stemmen, dan wel of de Europeesche ge dachte" van het verdrag hem onder hare bekoring heeft gebracht en hem daardoor minder gewicht doet hechten aan wat er, van nationaal standpunt, tegen pleit. Dit laatste is thans gebleken het geval te zijn; om tot internationale toenadering te geraken, stapt de heer van Embden over de bezwaren heen. Van de anti-revolutionairen zal het de heer Colijn wezen, die den stoot van de oppositie opvangt. Dit staat wel vast. Maar niet, in welke argumenten hij de kracht van zijn verweer zal zoeken. Gemakkelijk zal zijne taak niet wezen; ook hierom niet, omdat hij weet, dat in de gelederen zijner eigen partij vele tegenstanders van het verdrag worden aangetroffen. Maar hij zal zich daardoor wel niet laten verleiden tot de zonderlinge houding, die zijn partijgenoot Heems kerk in de Tweede Kamer aannam, n.I. van tegen het verdrag te spreken en er vóór te stemmen. Het is trouwens kwalijk aan te nemen, dat de heer van Karnebeek ditmaal nog iets zou kunnen aanvoeren, waar door een aanvankelijke tegenstander zou worden bekeerd. In een moeilijk parket verkeert ook de fractie genoot van den heer Colijn, de heer De Vlugt, INHOUD: l. Prof. Dr. O. W. Kernkamp, Het Nederl Belg verdrag. '1. Mr. E van Bolhuis, Opheffing van Kantongegerechten Spreekzaal. 3 Joh. Braakensiek, Stre'rmann's thuiskomst uit Genive Prof. Dr. H. Brugmans Werkspoor. 4. P. E. van Reneste, Voorlichting noodig voor ae hartngvlssrhtrtj. 5. Mr H. Oiltay, Levensvragen van het socialisme L. J. Jordaan, De uitwerking van het Neet.-Belg. tractaat 6. Annie Salomons, Bijkomstlgheden. 7. Dr. Jac. P. Thijsse, Uit de Natuur?H.Scholte, Comoedia. 9. Red. Elis M. Rogge, Voor Vrouwen. 10. Top Naeff, Dram. Kroniek A. Plasschaert, Schilderkunst. II. B. van Vlijmen, Het Ned.-Belg. verdrag in de Eerste Kamer. 12. C. van Wessem, Muziek Otto van Tussen broek. Toegepaste Kunst. 13. Prof Dr. H. P. Blok, De tentoonstelling van Egyptische Kunst. 15. Jhr. Mr H. Smiasaert, Op den Econ. Uitkijk A. Plasschaert en Mr. M.F.Hennus, Schilderkunst. 16. Menno ter Braak Berlijnsche Phaenomenen H. Middendorp, Boekbespreking. 17. L. J. Jordaan Bioscopy Barbarossa, Uit den Gemeenteraad. 18. Carry van Bruggen, Grepen Uit Jantje's Kladschrift 19. AndréSchillings, Limb typen Joh. L., Mijn Film J. O. Sinia, Heilig Graf. 20. Cel 2, Telefoon Charivarius, Charivaria. Omslag: Spelprodlemen. Bijvoegsel: Joh. Braakensiek, Het NederlandsctiBelgisch Verdrag. wanneer hij, gelijk wordt aangenomen, diens voor beeld zal volgen en zich vóór het verdrag zal verklaren. Men mag in dit geval dan ook verwachten, dat de burgemeester van Amsterdam zal wenschen te motiveeren, waarom hij, in strijd met de bijna eenparige meening van de vertegenwoordigers van handel en scheepvaart tier hoofdstad, meent zijne stem aan het verdrag te kunnen geven. Alleen de Vrijheidsbond kent over dit onderwerp «een verschil van meening in eigen boezem. Zoowel de antirevolutionaire als de christelijk-historische en de vrijzinnig-democratische fractie in de Eerste Kamer telt n of meer leden, die niet meegaan met de meer derheid. Maar het grootst is de verdeeldheid onder de Roomsen-Katholieken en de sociaaldemocraten. Wat de laatsten betreft: de voorzitter van de partij, de lieer Polak, behoort tot de vurige tegenstanders; maar het orgaan der partij. Hef Volk, verdedigt het verdrag en de vroegere leider. Mr. Troelstra, heeft zijne stem nog eens doen hooren um het verzet er tegen te be zweren. Deze verdeeldheid van meening bij schier alle partijen heeft de belangstelling in het verdrag eerder verhoogd, dan dat zij er afbreuk aan heeft gedaan Maar zij heeft wél veroorzaakt, dat de groote massa van het volk alleen maar met nieuwsgierigheid den uitslag van het geding tegemoet ziet; warm er over maakt zij /ich niet: zij zal er niet over juichen en er niet tegen fulinineeren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl