Historisch Archief 1877-1940
10
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No/2598
DRAMATISCHE KRONIEK
DOOR TOP NAEFF
Rofierdamsch-Hofsladtooneel: Hef prinsesje
van het groene eiland, door Alie Smeding
HET is toch, vrees ik, wel waar, dat wij een
schrijversvolk met weinig fantasie zijn. Nog
geen enkele onzer is ooit op den inval gekomen het
rarekiek-eiland, waaraan Nederland zulk een groot
deel van zijn vermaardheid dankt, dramatisch te
exploiteeren. Alie Smeding is de eerste en ik weet
nauwelijks of we deze, in het algemeen zoo gewaar
deerde collega, met haar vondst geluk moeten
wenschen of niet. Misschien in zoover er afgescheiden
van dit curieus kader, te weinig van het stuk zou
overblijven. Had de knappe schrijfster zich in haar
onderwerp verdiept, er zou reden tot verheuging zijn
geweest en de fancy-fair zouden we op den koop toe
hebben genomen. Het Marker-meisje zou dan een
Martje Vroom" van het tooneel zijn geworden, en
wij zouden er niet minder gelukkig mee zijn geweest
dan met het mooie boek van mevrouw Yssel de
Schepper,dat mij in zijn eenvoud iets als een standaard
werk voorkomt, omdat het volstrekt zuiver en vol
ledig het Hollandsche meisje uit den burgerstand
weergeeft, in den valschen glans van het hedendaagsch,
bioscopisch leven. Een leven, waarvan het niet meer
als in vroegere jaren door slagboomen van fatsoen,
religie en ouderlijk gezag gescheiden blijft, en waarin
het zich aan den anderen kant, op een enkele uit
zondering na, toch niet handhaven kan.
Zulk een meisje heeft ook Alie Smeding willen
teekenen in Wulmet", de jongste dochter uit het
Markensch visschersgezin; dank zij de dagelijksche
verbinding met de stad", het vreemdelingenbezoek,
de grof-materialistische levensbasis, die er het gevolg
van is, werd zij vroeg wakker, en het vaag verlangen
naar ,,het andere", daarginds aan den van lichtjes
tintelenden overkant, in haar gewekt. Het ouderlijk
huis, waar alles op geldschrapen is gespitst, biedt
'geen tegenwicht, de winter is koud en kaal op het
verlaten eiland. De mooie mijnheer met zijn jacht
heeft geen moeite met Wolmet, hij vaart haar naar
den anderen levensoever, waar ze de vreugde leert
kennen en er den prijs voor betaalt. Na een jaar heeft
ze al begrepen, dat zij ook voor dit leven de ware
Beatrys niet is, dat men daar toch min of meer van
afkomstig, of voor aangelegd moet zijn. Zij keert
naar haar geboorteland terug, legt de kleeren die
haar tot een verdachte dame" maakten, weer af, en
huwt, uit gebrek aan beter, den braven jongen man
van haar stand, die haar althans liefheeft. Het eigen
lijke drama begint eerst dan, de verscheurdheid....
altijd tusschen de beide oevers, tusschen de nuchtere
werkelijkheid hier, en de geïdealiseerde herinnering
ginds.?Het dagelijksch bezoek der vreemdelingen,
voor wie zij in haar fantastische kleeren optreedt als een
even onecht boerinnetje, als zij eenmaal een imitatie
dame" is geweest, rukt haar uit elke oase van be
rusting. Dat ten slotte de mooie mijnheer, die haar
verleidde en aan wien haar hart hangen bleef, zulk
een schoft bleek, zich niet ontzag haar in gezelschap
van zijn vrouw te bezoeken en te beleedigen, mogen
we misschien op den duur nog voor een remedie
houden. Hoewel.... als Wolmet een echte vrouw is
....Maar daarvan heeft de schrijfster ons geenszins
overtuigd.
Het is wel jammer, spijtig zelfs, dat Alie Smeding
haar gegeven, dat, het is dadelijk opgemerkt, ook
aan het Fransche Martine" herinnert, niet met
meer hart en geweten heeft uitgewerkt, zij had het,
naar haar novellistisch werk te oordeelen, best ge
kund. Het oorspronkelijk repertoire zou er mee ver
rijkt zijn geworden en onze tooneelspelers zouden er
een taak in hebben gevonden, die hun ligt. Aan den
vorm hapert het veel minder, dan aan den
oppervlakkigen geest; kijk op het tooneel kan men deze
boekenschrijfster bij haar debuut niet ontzeggen, de dialoog
is levendig, als in haar novellen. Doch ook daarin
treft ons dikwijls het realisme als te weinig betrouw
baar, en blijft de fantasie daartegenover wat schraal.
'Met zijn sprookjesachtigen titel mocht men bij dit
prinsesje" hetzij een dichterlijke visie op haar lot,
hetzij een zuivere en psychologisch verantwoorde
karakteristiek van het eiland en zijn bewoners ver
wachten. Vleesch of visch, om ook de beeldspraak
-niet te ver buiten Marken te zoeken.
Annie van Ees heeft van Wolmet" blijkbaar niet
veel kunnen maken. Zij kwam niet uit den gemelijken
toon, die, realistisch opgevat, wellicht de eenig juiste
mag heeten, maar inmiddels het stukje geen bekoring
bijbracht, en gaf slechts bij uitzondering een dieper
accent. Meer werk had Jan van Ees van den jongen
echtgenoot gemaakt, een in zijn stille smart wel
boeiende figuur. Mevrouw de Boer?van Walraven
was een struische ,,Neele", Juliette Roos de moeder
van Wolmet, Jan van der Linden de ontaarde vader",
dien hij zoo naturalistisch aanzette, dat het een
vergeten gast uit Nacht-asyl" geleek.
J. S. MEUWSEN, HoB. A'dam-R'dam-Dcn Haag.
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
SCHILDERKUNST
DOOR A. PLASSCHAERT
W I L L E M H U N S C H E
ONDER de sterren van de tweede grootte, neemt
Willem Hunsche een eervolle plaats in. Wij verloren
Willem van Zuylen, den meester, Cor Schulze, die
zoo fijn-geheimzinnig glimlachen kon, als wist hij,
dat hij vroeg zou sterven, wij bezitten nog in deze
lijn o.a. Bart Kreeft en Hunsche. En houden
hen gaarne in eere, deze populaire tooneelspelers, die
het vermogen en het voorrecht om de menschen met
een handomdraai in de stemming" te brengen, zoo
waardig dragen, kiezend tusschen de operette en het
tooneel, de dramatische kunst trouw blijven, en in de
verveling van menigen middelmatigen avond een
verademing zijn, louter wegens de hartelijkheid,
de aantrekkelijkheid van hun persoon. Maat-houden
in het komische is een moeilijke kunst, het is misschien
wel een van de zwaarste opgaven om langs den weg
van het bovenopliggend succes wanneer Hunsche
met zijn blik van doe-me-wat" en zijn naïeven neus
in den wind binnentreedt, lacht de zaal al?zich te
handhaven, en allengs te stijgen tot de diepere
waardeering, die aan het slot der voorstelling den besten
ten deel valt. Hunsche zou deze waardeering niet
bereiken wanneer hij niet naast de gave voor den
kwinkslag een gevoelig, een ietwat overgevoelig hart
had, een talent, dat ook in het droevige licht aan
spreekt en waarop hij zich in elke situatie kan verlaten,
zoodat het voor hern niet noodig is zich in n richting,
die der grappigheid, te laten gaan. Hij is daarvoor
ook een te gewetensvol kunstenaar, nooit zien we
hem, al is het maar in een kleine rol, beneden
zichzelf blijven. Tot een eenheid brent hij het, bij ue
spontane middelen waarover hij beschikt, in de meeste
gevallen niet; om een karakterspeler van beteekenis
te worden zou hij zijn rollen n;iar een plan moeten
opbouwen en vaster in de hand moeten houden dan
hij gewoonlijk doet. De vader" in Anna Christie"
bijvoorbeeld was een karakterrol, die slechts bij
brokstukken slaagde, maar in den regel legt hij in die
momenten dan toch zooveel menschelijke warmte,
dat het zwakke beeld in onze genegen herinnering
oplichten blijft. De niet gering te tellen zorg aan het
uiterlijke besteed Hunsche is leeraar aan e
Tooneelschool in de schoone kunst van het grimeeren
schraagt die herinnering almede. Een curiositeit,
het beste wat ik van dezen speler ken, is geweest
zijn episodisch optreden als de vermoorde" oude
boer in De held van het Westerland". Een figuur,
die in de vreemde atmosfeer van Sygne's spel fantas
tisch werkte en in de groote lijnen naar het groteske
neigde. Het was, of dit met de aarde vergroeide, bij
voorkeur op handen en voeten kruipende wezen
juist met den aard van dit talent strookte. Weinig
gecompliceerd, wortelt het in de kluiten, het heeft
den geur van het omgeploegde land, de warmte van
het zonlicht.
Aan zijn tegenwoordig milieu, waar hij, als de bas
in het orkest, een opvallende plaats inneemt, heeft
Hunsche zich knap aangepast. Wat niet wegneemt,
dat hij in een gezelschap als bijv. de oude
Tooneelvereeniging, overal waar het naturalisme repertoire
maakt, beter aarden zou. Waarschijnlijk ook door
sterker tegenspel gesteund meer uit zichzelf zou
halen, of door een in het werk van Hauptmann,Sch
nherr e.a. doorgedrongen regisseur geleid, uit zich zou
laten halen.
Dat hij zich intusschen op het Leidsche Plein wel
gevoelt, mag blijken uit de opgewektheid, waarmede
hij na vijfentwintig-jarigen trouwen dienst aan het
tooneel, er zijn feest hoopt te vieren; een feest dat,
wij twijfelen daaraan niet, voor de bruiloft van Kloris
en Roosje in luister niet onder zal doen. Onze beste
wenschen ! TOP NAEFF
Vijf schilders,'Suasso Museum,
Amsterdam
Zonder twijfel is, met Hijnckes, Schuhmacher
de meest persoonlijke der V. Schilderijen als dat van
zijn Moeder, de Twee San Gimignano's, de Russin,,
een vroeger werk uit Corsica (1923 ?!) en de litho van
den Ouden Man bewijzen dat. Het vroeger werk is,
dat blijkt uit deze tentoonstelling, donker tegenover
het laatste. Dat is in lila (als het portret van zijn.
Moeder) en in wat ge^zoudt kunnen noemen
lichteonweerskleur, of rnet de kleur van de bim.enzij van.
een schelp in de twee San Gimignano's, terwijl de
Russin iets meer kleurverschil weer vertoont. Die
neiging tot smetteloosheid van kleur, als die der lila
schilderijen, vindt ge eveneens in de teekeningea
met O.-Indische inkt. Toch boeien de schilderwerken
meer dan de teekeningen in 't algemeen; de eersten
hebben meer inhoud. Ze zijn natuurlijk, zou ik haast
zeggen, nauwkeurig, maar de nauwkeurigheid is meer
nog in de compositie te ervaren dan in een uitplui
zing van de détails. Schuhmacher schildert graag een
zuidelijker streek, zooals vele der
Tegenwoordigende blokvorm, en de stapeling der huizen, drukt voor
hem als voor hen, meer en eenvoudiger de massa, het
volumen uit dan de huizen dat hier doen (ook dat
vindt ge in de San Gimignano's). Maar er is nog iets
anders in Schuhmacher: de lust tot een verbeten, soms
agressieve, zelden milde psychologie. De schilder is,
tot nu toe, het meest eenvoudig-psychplogisch in de
verbeten weergave van menschen; zijn litho van
den Ouden Man duidt dit onmiskenbaar uit. En de
schilderwijs? Zoo vlak mogelijk; alleen als hoogsei
de lichten", soms zelfs te zwaar tegenover het andere,
vlakke....
Kort kan ik zijn over de drie mede-tentoonstel
lenden. Colnot heeft moeielijkheden met de verf,.
zoodra hij landschap schildert; zwak is hij, daaren
boven, in de figuur. Maar als stillevenschilder van
een vergroot impressionisme heeft hij ongetwijfeld
verdiensten. Ge ziet dat in het stilleven met de melk
kan (5), in dat met de lamp (18), verder in de stillevens
9, 17 (met Madonna) enz. Van de landschappen ver
meld ik No. 3, 19, 22 en zeker 24. -..r
Van Else Berg noem ik een zelfportret (1), een
circus (11), een naakt 29, en een stadsgezicht (31)..
S. L. Schwarz, dit kunt ge van hem zeggen, gaat
vooruit. Dat was zeker noodig, maar het is ook zeker
waar. Het beste werk is zijn stilleven met het spiritus
toestel (29), waar diepte en verband te vinden is;
het werd in de moderne bruinen geschilderd. In klaar
der kleuren zijn twee stillevens gemaakt (19, 20),.
terwijl nog als voldoende, een stilleven (met uitzicht,
26) en No. 31 daarbij te tellen zijn; het laatste heeft
voor mij de stemming alsof het in een gevangenis
werd gezien en voltooid. Schwarz schilderde ook.
groepen met de Seine.
Toorop's otivenvoestbaarheid'
Terwijl wij bij anderen, niet door onze schuld
alleen vroeger onze vrienden, een betreurenswaarde
vermindering moeten erkennen van kracht en ver
mogen tot scheppen, verrast Toorop ons telkens op
nieuw door tusschen veel wat wij klein-goed zouden
willen noemen, telkens opnieuw iets te maken wat,
vol van fleur of vol van spanning, een
onverwoestbre levendigheid bewijst. Niet lang-geleden hadden
we een paar kleine aquarellen of liever gekleurde
teekeningen te loven, waar n bij was, een stadsgezicht
in zon, met een rooden boom vooraan (het loof als
een omgeslagen, door den wind omgeslagen parapluie
omhoogstekend !) en onder dien boom een fiets, etc.,
en waar ijle schaduw en ijl licht smetteloos was
nu trof ons de onverwoestbaarheid van dit tafent
in een teekening van een mannekop, van een smid(7).
Toorop heeft altijd twee dingen bezeten: een
door-endoordringende psychologie, en een eerbied, maar
totaal onslaafsch en totaal ontheoretisch, voor
denman, die met zijn handen werkt; m.a.w. zijn geeste
lijke houding tegenover den werkman was altijd zuiver;,
Toorop begreep de moeiten van zulk een mensen, en
zijn rebellie tegenover het lot. Hij heeft van den be
ginne af, daarom, den werkman, zuiver begrepen,
zuiver geteekend, en deze teekening, forsch, sterk.
met openbare kracht en innerlijk-begrepen, is een
nieuw getuigenis van dat, waartoe hij steeds geneigd.
is en steeds was in staat.
BINGHAM & LUGT
Haringvliet 85
ROTTERDAM