De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 19 maart pagina 17

19 maart 1927 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

2598 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 KRIJT EN LENS Uitgeslooten"' Corso-Cinema ET is niet heelemaal duidelijk welk aandeel de Berlijnsche teekenaar Heinrich Zille in het ontstaan van deze film heeft gehad. Moeten wij met het programma gelooven, . dat Die Verrufenen" is gemaakt naar motieven" van Zille - of hebben de hooggestemde artikelen gelijk, die spreken van een film van Heinrich Zille"? Het laatste komt mij zeer onwaarschijnlijk voor want welke verwantschap de cinematografie ook met de andere zwart-wit kunst moge vertoonen, het is ten eenenmale ondenkbaar, dat een teekenaar zoo maar eventjes, bij wijze van tijdpasseenng, het zeer eigenaardige, uiterst moeilijke handwerk van den cinegrafist overneemt - en nog wel met zulke resultaten ! Zeker beide uitdrukkingsvormen zijn kunstenvan-het-platte-vlak beide vereischen gevoel voor tonaliteit en compositie, voor lijn en typeering. Maar daarmee houdt ook alle overeenkomst op: het materiaal is totaal verschillend. De teekenaar en de cinegrafist gaan van een verwant standpunt uit en komen tot een verwant resultaat maar langs absoluut verschillende wegen. De teekenaar plaatst zich voor zijn vel papier en zijn ideeën realiseeren zich rechtstreeks door middel van zijn gehoorzame en gevoelige hand. De taak van den cinegrafist is oneindig omslachtiger en gecompliceerder: hij moet zich eerst een realiteit bouwen c.q. zoeken waar van hij het effect, getransponeerd in het zwart-wit van het projectie-vlak, vooruit moet berekenen. Nu spreek ik nog niet eens van de duizend-en-eenmoeilijkheden, die de cinegrafist in de combinatie van regisseur en fotografisch expert heeft te overwinnen. Het zal iedereen wel duidelijk zijn, dat een teekenaar, zelfs al is hij professor, met evenveel succes een film kan maken, als een spoorweg aanleggen. Niettemin is het interessant de resultaten van krijt en lens, wanneer zij zich, als in dit geval met hetzelfde onderwerp bezighouden te vergelijken. En ik wil er wel dadelijk bijvoegen, dat de heer Heinrich Zille wanneer hij nog eenige zelf-critiek bezit de superio riteit van deze film zal moeten erkennen. Ik kan niet zeggen, dat ik ooit erg met het werk van Heinrich Zille heb gedweept. Het is mij te hemd-uit de-broek-achtig zijn humor zoekt het voor mijn gevoel te veel in gestreepte tricots en bloote kinderbilletjes. Wanneer men zich als kunstenaar in het sombere, tragische leven van Berlin-N. stort wanneer men van aangezicht tot aangezicht staat met de meest troostelooze en grauwe ellende, te hopeloozer omdat zij in deze metropolis zoo stuitend leelijk is wanneer men dagelijks met de rampzalige bewoners rondkruipt in de goot en de drek van een misère, die zelfs de schilderachtigheid moet ontberen .... dan verwacht de wereld iets anders, dan derge lijke nuchtere, anecdotische resultaten. Ik wil niet de dilettanterigheid begaan, om in dit verband den naam van Steinlen te noemen: Parijs is nu eenmaal geheel anders het is schoon, nobel en dramatisch óók in zijn ellende. Maar dat de waarachtige satyricus van dit ontstellende gegeven nog heel iets anders kan maken, al is hij een Duitscher, bewijst het werk van Thomas Theodor Heine. Toegegeven hij mist de teederheid, het wijd-omspannende mededoogen, dat de Franschen caricatunsten zelfs in hun bitterste momenten bezielt. Hij is kil, wrang, diaboliek .... maar zijn werk grijpt u bij de keel gij vergeet het nooit meer! Zijn serie: Durch's dunkelste Deutschland" is, in al haar koude wreedheid, een felle en geweldige aanklacht. Hij tart de harde, verschrikke lijke waarheid van het leven, door er een grimmige, ijzige ironie tegenover te plaatsen het is niet sympathiek, maar het is ook niet klein. Hij spot als een duivel maar hij maakt, goddank!, geen grapjes. als een burgerman. En het is dit laatste, wat ik, bij het werk van Zille, steeds als iets hinderlijks onder vind. Misschien dat het huiselijke en sociabele in zijn persoonlijkheid hem den, voor den kunstenaar meestal ietwat bedenkelijken, professorstitel heeft bezorgd? Erkend dient, dat de droge, anecdotische notities van Zille, Berlin-N. populair hebben gemaakt. De Max' en de Emil's, met hun truien en billycocks de vormlooze, beschilderde cocottes maar vooral de ellende-kindertjes in hun onvermijdelijke modderplassen en straatgoten, zijn over de heele wereld gegaan. Maar nu is het karakteristiek voor de beteekenis van dergelijk nuchter werk, dat het ware besef van de tragiek in dit wanhopige bestaan, ons eerst duidelijk wordt door de film, die hetzelfde onderwerp behandelt. Het is zeer merkwaard g te constateeren, dat de ontsteltenis en de ontroering ja, zelfs de waarachtige humor eerst tot ons komt door de cinematografische weergave.... dat het nuchtere, ongevoelige krijt in dit geval is verslagen en overtroffen, door de gevoelige lens ! Cinematografie is geen fotografie! Laat ik dit vooropstellen. Zoo star en dood als de foto is zoo trillend van leven en atmosfeer is de film. Zij vult de zakelijke, harde krabbels van den teekenaar aan tot een warme, pulseerende compositie de bekende charges en typen uit de Lustige Blatter", krijgen plotseling een eigen, tragisch leven, worden van witzobjecten hartstochtelijke memchen. Wat daar kookt en borrelt in den modder-krater van Berlin-N. is op dezen filmband vastgelegd, met een beklemmende dramatiek, die dikwijls tot schoonheid stijgt. Scenisch behoort Die Verrufenen" tot het bestefilmwerk, dat ik ken. De steegjes, de binnenplaatsen,, de interieurs maar vooral het beeld van Robert's. poging tot zelfmoord (de brugleuning) en de vlucht van Emma en Guus (rivier) hebben een eigen drama tische atmosfeer, die met Stervend Weenen" kan, wedijveren. Maar ook het spel is voortreffelijk. Daar is in de eerste plaats Bernhard Goetzke. Ik sla nooit een film over, waar deze prachtige acteur in meewerkt en, hij heeft mij nog nimmer teleurgesteld. Zijn boeiend masker met den smartelijken, naar binnen gekeerden blik, doet mij alles vergeten en zijn close-up's duren mij altijd vee! te kort. Wanneer deze ongelooflijk. beheerschte en sobere kunstenaar het hoofd schudt en de oogen sluit (het gebaar, onvergetelijk gebleven. uit Der müde Tod"!) gaat een wereld van smart. berustihg en zelf-inkeer voor u open. Hij is voor mij een der beste en belangwekkendste filmkunstenaars. Verder heeft deze film de typische eigenschap van. het Duitsche lichtspel: een levende, warme, menschelijke typeering. Alle figuren zonder uitzondering,. zijn uitmuntend gecreëerd en volgehouden en wanneer ik speciaal Frigga Braut noem, als de moeder van Guus dan is het, omdat zij in haar stompzinnige ellende een huiveringwekkende creatie heeft geleverd,. die de heer Professor Zille met stomheid moet hebben, geslagen. De zwakke plek is als bij haast alle films het scenario. Die ijselijk toevallige historie met de kapotte machine het precies op tijd sterven van Emma en meer dergelijke gewrongen bedenksels, maken naast de uitmuntende bewerking een pijnlijken indruk En, eens te meer ziet men reikhalzend uit, naar den tijd, die waarachtige dichters zal doen grijpen naar dit nieuwe voortreffelijke materiaal en de knutselaars en verhaaltjesmakers terugdrijven naar de hintertreppen-litteratuur. UIT DEN GEMEENTERAAD DOOR BARBAROSSA O VERST is dood. Plotseling weg gerukt. Een nog jonge kerel die midden in den strijd stond. Hier in den Raad lag niet zijn liefste werk. Hij kwam er niet veel en zijn redevoeringen waren niet van de soort die hier veel succes hebben. Kleine onderwerpen en geen groot spreker. Maar dikwijls een ver beten kop en een brandend temperament dat in dit gezelschap weinig brandstof vond. Nu vernemen wij ook dat hij een goed stylist was en zelfs een dichter in zijn verloren oogenblikken, deze man met het masker van Jan Musch. Een die alles voor zijn transportarbeiders over had en in zijn vuur niet schroomde zich als raadslid te branden. Tusschen al de andere vakvereenigingsleiders was hij hier wel een figuur. De andere heeren zijn heeren geworden of waren het al. Pothuis is van een dia mantbewerker nu een bedaagde midden stander geworden met een aangenaam buikje dat alle ideeën van revolutie ver bant nog verder dan Siberië. Van Meurs is een prettige verschijning. Een of andere hupsche rayon-chef uit een groot Warenhuis. Baas, van de christelijken, is een ietwat mislukte dominee en de ka tholieke van Lingen is een financier ge worden van niet geringe bekwaamheid. De nog het minst veranderde is Wouden berg, van de meubelmakers, maar hij zit nog zoo lang niet in den Raad en met elke nieuwe zitting is er meer glans over hem. Maar Overst bleef wie hij was in zijn colbertje en onder zijn wilde haren. De Raad bracht hem een laatsten, stillen groet De berichten uit de Bezuinigingscom missie blijven gunstig luiden. Na heel veel wringen is men nu zoowat aan de ton gekomen. Het zou ook wel erg ge weest zijn als het anders ware. Dan waren B. en W. ernstig in verzuim ge weest en hun ambtenaren nog meer. Vandaar natuurlijk dat de Burgemeester, als hoofd der politie, zich tegenover de aangegeven politie-bezuinigingen maar niet direct gewonnen geeft. De vraag ware anders gewettigd: waarom moest dit alles eerst worden aan de hand ge daan nadat Boekman er in den Raad over begonnen was? Intusschen zou het misschien niet on aardig zijn als er eens een officieele mededeeling van B. en W. kwam hoe het er nu precies mee staat. Of moeten wij nog wat wachten tot de verkiezingen voor den Raad wat dichter bij zijn? Staat de Raad in verband met de zittin gen van de Eerste Kamer in het teeken o, pardon ! ik bedoel te zeggen van het tractaat. Wij hebben als ik mij niet vergis maar drie Senatoren in ons midden maar het zijn alle drie zwaar gewichten en toch kan men het ze aan zien ze zijn niet lekker. De Burge meester ziet er uit of hij alle dag zijn knoopen telt en nog niet weet of hij voor of tegen is. Is het zijn plicht hoofd der gemeente tegen een Kanalenplan te zijn dat zijn stad, volgens de sombere schilderingen der tegenstanders, zal leegpompen ten koste van Antwer pen? Of is hij, als broeder van Coiijn een ijverig steunpilaar van De Stan daard" voor het groote gebaar, dat Antwerpen een betere verbinding met den Rijn zal geven? Alles zal er van af hangen welk costuum hij op den dag der beslissing aan heeft. De Machtige", onze tweede Senator, is, volgens de berichten, voor. Hij is Troelstraaan en men kan hum aan alles merken zijn rede bezwaart hem. Als hij denkt dat niemand op hem let, ge baart hij, onderstreept heele, in zich zelf, gemompelde zinnen, balt de vuist, in de richting van Eitje Polak, dien hij in zijn geestdrift voor broer Henri aan ziet en als hij met volkomen zelfbeheersching niet tot zijn positieven gekomen ware, zou hij Wijnkoop met een stuk van zijn Tractaat-rede beantwoord hebben. Maar hij slikte het snel in en lachte witjes. De derde in dezen driebouw is Ossendorp. Is hij voor? Is hij tegen? Als onder wijzer is hij er voor, want, aldus rede neert hij, al die nieuwe kanalen maken nieuwe atlassen en nieuwe schoolboeken noodig en de kinderen moeten Jfct* bij leeren, zoodat het leerplan <y<to.'Wfeefi aan gevuld moet worden, w?A allemaal werk aan den winkel gee.ft en aangezien er veel te veel onderwijzers leeg loopen, zal het verdrag 'm dit opzicht een uitkomst wteren. Dus voor? Dat weet ik niet. Wan*, men kan er ook tegen wezen. Ftrjféiemand er wel aan gedacht waar al ;het water voor al die nieuwe kanalen, v .andaan moet komen? Want men is toch niet van plan ze droog te laten? Dijf waier, aldus betoogt Senator Ossevdorp, wordt onttrokken aan onze natio nale rivieien ! ben- argument, dat, als ik het we! heb, gehec.i nieuw is. Dus tegen? Dat weet ik met. Want vergeet niet, aldus onze enderwijs-.^necialiteit, dat dit water eigenlijk niet vau u ns is. Het is Duitsch en Fransen en Z'witsersch water ! En als straks Bazel en Verdun kanalen over onzen bodem weinscheu, gelijk Antwerpen thans, en als dan «ok nog de eisen gesteld wordt door Ccrn de Zwit'sersche oorlogsschepen hebben te allen tijde toegang over den Rijn, zoowe! in dagen van vrede als in dagen van oorlog, wat dan? En hoe ik zal stemmen? Ik zal dien dag afwezig zijn. Als onderdaan van een neutralen staat meen ik dat dit onze eenige passende houding is en indien ik nog eenigen invloed up mijn medeleden heb, dan haal ik ze allemaal over om op den dag der stemming weg te bleven en van Karnebeek te laten «Stten ! Dan voorkomen wij irtto k-westies en onze Souvereiniteit is gered! Ik vind het standpunt van den heer Ossendorp het eenige Juiste ! Ferdinand .*- ik hoor het mij nog zeggen to»n ik niet lang geleden met Wierdels uit den Raad opwandelde Ferdmand, jij zal het nooit ver in de ? pötitfêk brengen, zei ik, want je bent t<«-Openhartig, te eerlijk", om het 'vreeselijke Woord voor een staatsman te gebruiken. Indertijd heb je aan de Miranda een briefje geschreven dat je voor iets was of er tegen. En toen bij de stemming bleek dat je er tegen was of er voor het kan ook andersom zijn waren de poppen aan het dansen. Een doorgewinterde had zich niet vastgelegd. Dit is je fout." Hij knikte, maar of mijn opmerking veel geholpen heeft, betwijfel ik. Neem nu het geval met Verkade en Verbeek. Ieder ander die de gemoedsstemming van den Raad kent, had kalmWeg zijn mond gehouden over de stille overeen komst die er tusschen Ver. Tooneel en Katholieke fractie gesloten was: Wij zijn vlak voor jullie en blijven voor jullie als jullie maar geen Gevangene" en andere stukken speelt die ons hin deren". Waarop V. en V. top zeiden. Natuurlijk. De Stadsschouwburg vaut bien mie messc. Maar Ferdinand, eerlijk als steeds tot op het domme af, moest en zou Weer f?etuigen van Wat in zijn diepste binn enste gebeurd was en legde zijn thans be rtichte verklaring af t n daar stonden ni( t alleen de Katholieke fractie maai <"ik V. en V. in hun chenu'se. U'.'Or de openhartigheid van Ferdi nand Js de bom gebarsten, eerder dan ik dacht, want het ware toch een of andere keer nu geloopen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl