De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 19 maart pagina 19

19 maart 1927 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2598 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 LIMBURGSCHE TYPEN DOOR ANDRE SCHILLINGS HEILIG GRAF Tekst en teekenïng voor ,,de Groene Amsterdammer" door J. G. Sinie Koob KOOB was zetbaas in het patronaats gebouw op een der stadswallen. Daarom werd hij meestal Koob van den wal genoemd. Het was geen gering be drijf, dat hij er gaande hield, want in dat patrpnaatsgebouw werden teekenlessen gegeven; een paar maal per jaar had er een tooneeluitvoering plaats; er werden lezingen gehouden en in den tuin er om heen waren beugel- en schietbanen. Wie er kwamen verteren of zich ver maken, vielen dorstig en ook voor de verzorging van het buffet zorgde Koob, bijgestaan door zijn dikke Drika, tot wie hij zich verhield als de zeven magere tot de zeven vette jaren. Er waren niet veel menschen in ons stadje, die Koob niet eens aandeden bij tijd en wijle en zoo kwam het, dat ;het tweetal een zeer populair stel was. De baas was een stille man met een vluggen glimlach op zijn droog gezicht; Drika een hartelijke, practische vrouw, die zonder zorgen het leven doorging. Want kinderen hadden zij niet en hun voornaamste taak was, het gebouw schoon te houden. De grootte er van bezorgde hun alleen ' last, want, wanneer het Zomertij hun niet vergunde buiten in den hof te zijn, sleten ze hun vrije uren in een soort keukenkamertje, waar je ju net bewegen kon. En toch was dat de plaats, waar ze het liefst vertoefden en ook hun gasten mee heennamen, wanneer er wat ver trouwelijkheid gegroeid was. Daar waren ze ook spraakzamer dan volgens hun gewoonte, want in het dagelijksche leven glimlachte Koob slechts en zei Drika ,,ja en neen"; het eerste het meest, omdat je er de menschen het best mee te vriend houden kon. Maar zoodra je met hen alleen was, kwam hun wezen soms onverwachts naar voren en bij zoo'n gelegenheid lieten ze een stukje van hun binncnleven zien. Dat binnenleven was ontroerend door eenvoud ! Drika deed druk aan onthullingen, zoodra het Koob betrof. Het liep tegen den tijd, dat wij loten moesten. Het was in ieder jongensleven wel een belangrijk oogenblik, wanneer het dom me lot besliste over een jaar van je leven. Ik meen me te herinneren, dat ik meer opzag tegen de spanning, die aan het bekend-worden jvan den uitslag vooraf gaat dan tegen het soldaat-worden zelf. Bij die twee goede menschen mocht je daar vrij over spreken, want hun gedach ten waren terstond vervuld van wat je aan het hart ging. Ik moet ook loten van 't jaar", zei ik op een keer. Ze keken me beiden met meelij aan. En als ik nou maar eens wist of ik zou vrij loten", liet ik er op volgen. Toen dwaalden de slimme oogjes van Drika over het glimlachende gelaat van Koob. Daet wetj hae !" zei ze ineens. n het hielp niet, of Koob al protes teerde en zich min of meer boos maakte, dat zijn vrouw het geheim er uit geflapt had, Drika hield vol. Ge motj urn mer uns good aankieke," moedigde ze me aan, dan zal hae ut uch wul zecge!" Ik was er werkelijk een oogenblik stil van. J Toen begon ik hem te nooden mij de toekomst te onthullen, maar hij was er niet toe te bewegen op stee zijn gave te toonen. Oe motj mer uns verumkomme," moedigde Drika me aan, toen ik opstap te. Het spreekt vanzelf, dat ik opvallend dikwijls, sinds ik dat weetje had, het echtpaar bezoeken ging; totdat ik eindelijk de toezegging kreeg, dat hij mij ter wille zou zijn. Gae lootje vreej" begroette hij mij, toen ik weer eens den dorpel over was. Ik bedankte hem vriendelijk en wou meteen weten, hoe hij er achter gekomen was, maar daar kwam niets van in. Wij dronken er vast een glaasje bier op en vol hoop en gerustheid ging ik de toekomst tegemoet. Mer gae zurgt, det ich gein klandizie krieg", waarschuwde hij mij. Het geheim heeft me op de tong ge brand tot den dag, dat ik een hoog num mer trok. Toen kon ik niet langer zwijgen, dat ik het nieuws al lang wist. Koob is erg boos op mij geweest, her inner ik me wel, maar zijn hart was toch te gevoelig om te weigeren om ook de lotsbeschikking van mijn broers te ont hullen, toen ik er hem om verzocht. Hij heeft het voor ons allen geraden. Mer gae met uch zessen zeetj de leste gewestj", zei hij me bij mijn laatste bezoek. Noow aestj gedoan !" Het spijt me nog, dat ik hem indertijd niet meer geboden heb om mij het kunstje te leeren, want van den duivel wist hij het niet. Dat heeft hij me met tranen in de oogen van angst om een verdenking menigmaal verzekerd. M U N FILM TN slaap gewiegd door de uitvoerige ?I-berichten omtrent hèt gevonden en terugbezorgde paarlsnoer ter waarde van vijf en veertig mille, droomde het Amsterdamsch menschelijk gemoed niet anders dan van nieuwe woonwagen^ en nieuwe paarden, van eerlijke hoewej ongunstig schijnende lieden, van het gouden hart onder een ruwe bolster en aarzelde niet voortaan eiken scharen sliep, die nog niet het bewijs van het tegendeel geleverd had, als onzen evennaaste te erkennen. Tot wij op eens ruw wakker worden geschud door het och tendblad wanneer ik het ochtend blad hetwelk ons overigens zulke inte ressante berichten over een nooit ein digenden en nooit beginnende n oorlog in China geeft, eens een enkelen keer deze functie van moreele porder mag toe kennen en vernemen dat op klaarlichten dag drie bandieten een banklooper hebben gevonden en hem niet alleen niet hebben terugbezorgd, maar zelfs gepoogd hebben hem in het water te doen verdwijnen. Overigens scheen deze poging in de vaart der vooruitstrevende hoofdsteden op te stuwen, eenigszins dilettantisch ge nsceneerd. De bezoekers der volksvoor stellingen van detectivestukken meenen ten onrechte daar vingerwijzingen op te doen, die hen naar plotselingen wel stand leidt. Men trapt in Amsterdam den eenvoudigsten banklooper niet straf feloos een kwartier op de handen, voor er een agent komt, die vraagt wat dat moet, terwijl het uit teleurstelling te water werpen van een bankbeambte in strijd is met alle, onder roovers gebrui kelijke vormen. Ook de beide hand langers betoonden zich in intelligentie en initiatief geen hand langer dan hun aanvoerder. Zij begonnen eerst mee te schoppen toen deagenr ter plaatse kwam, d.w.z. op het moment dat verduften" een imperatieve eisch genoemd wordt, bij eiken misdaad. Volledigheidshalve vermeldt het och tendblad de qualificaties waaruit de hoofdaanvaller te kiezen zal hebben, wanneer hij straks terecht zal staan. Doodslag of zware mishandeling, wederspannigheid, poging tot diefstal. Het avondblad reduceert dit alles tot zware mishandeling en laat verder geen keuze, zoodat ten slotte de man wellicht terecht zal staan wegens het onbevoegd uit oefenen der tandheelkunde. Want aangezien den looper eenige tanden uitgeslagen zijn en hij slechts in b zit bleek van eenige, voor roovers waardelooze brieven, zou het hoogst ongepast zijn een man met zooveel fantasie en zoo een gepasten drang om de geeuwendfatsoenlijke reputatie der hoofdstad, waar de eenvoudigste scharensliep nog geen notie heeft van valeur, een beetje Wild-West en Broadway bij te zetten om zoo'n kleine mislukking ernstig kwalijk te nemen.... JOH. L. PENZAAM lag de weg in late narniddagrust. De slanke k/spperboomen, die aan weerszijden den weg omzoomden, bewogen hunne kruinen de/lig heen en weer. a/s betuigden zij hunne instemming met hef zeewindje, dat van daarginds, waar achter den boschrand Priok lag, aan kwam suizen, hen in de ooren fluisterde en a/s een spe/ van breede donkei violette strepen gleden hunne schaduwen over de dikke mode s/o/laag, die al/e geluid dempte. Zwaarzoete geur van kembsng Cambodja ( ? hloern van den Cambodjaboom) doorzwee/de de lucht. gaf een onbedinge/ijk kenieeken, dat hier in de nabijheid een Inlandse h kerkhot moest /iggen. Aan hef einde van den weg lag de /n/andsche begraafplaats, vanwaar de Cambodjabloemen hare bedwelmende geuren over de omgeving verspreidden en daar lag ook een heel oude Missigif, verwaarloosd en vervallen, te droomen ie midden van een bijna ondoordringbare wildernis. Gedurende eene oefening deze Missigit voorbij gaande, had ik mijne nieuws gierigheid niet kunnen bedwingen om eens langs het vermolmde deurtje te gluren, dat nog slechts aan n scharnier hing en blijkbaar wanhopige pogingen in het werk stelde om nog a/s afsluiting te fungeeren van de ruimte, waar binnen het gebouw lag. Toen had ik ook de ,,kramal ', het heilige graf ontdekt, da! in de schaduw der Missigit lag, even eerbiedwaardig van uiterlijk a/s deze en omwoekerd door een wee/de van groen en bloemen en kreeg ik de overtuiging. daf een focht naar dit eenzame plekje, ver verwijderd van het rumoer der buitenwereld, nog wel fw>" de moeite waard zou zijn. Zoo waren wij er op dezen achtermiddag ut- .. je/rokken wij waren nog op en top ,,/olok" en dachten nog niet aan middagrust ik om een schetsje te maken, mijn vrouw om mij gezelschap te houden en ... nu ja, ook wegens het interessante van het geval Maar toen wij dan einde/ijk ons doel bereikt hadden, bezweet en bestoft de roode stofJaag uit haar rustige rust opgeschrikt, had zich wel duchtig gewroken op onze wit gesteven kleeren.' - toen aarzelden wi/ toch weer om binnen te gaan, wont, dachten wij, zou het ons kaflrs' (-?-- ongeloovigen) wel toegestaan zijn dit heiligdom te betreden? Maar deze spanning duurde niet lang, want ergens uit de wildernis trad ons vriendelijk /schend een oude inlander te gemoet. die ons beduidde, dat wij wel binnen konden treden. Waf hij ons verte/de of vroeg, wij begrepen er beiden niets van. maar door teekens wist ik hem te beöuiden, wal mijn bedoeling was, Terwijl ik al mijn aandacht aan mijn schets besteedde, babbelde het mannekehonderd uit tegen mijn vrouw, die op alles maar met een stereotype sa/a ' antwoordde, het eenig Me/eische woord, dat zij toen nog kende, maar waaraan wij ook te danken hadden, daf hij weer plotseling verdween om met een paar jonge klappers terug te komen, welke ons wel zeer welkom waren, maar die wij tof zijn groofe verbazing s/ech/s met grootc moeite en met echt totokschc onbeholpenheid wisten leeg te drinken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl