Historisch Archief 1877-1940
rV Groene
fcc_-AVceM>Iad voor Nederland
.. sinds vijftig jaar
aan de spits der
?weekbladen . . . ."
ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP
Redacteureni H. BRUGMANS EN TOP VAN RHIJN-NAEFF
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
Uitg.: N.V. DE GROENE AMSTERDAMMER
KEIZERSGRACHT 333
AMSTERDAM
Interujotum
K&.US.IHI.OM
TOE AND HEEL
Socks
OPGERICHT IN 1877
No. 2599
ZATERDAG 26 MAART 1927
DE STRIJD OVER HET
NEDERLANDSe
HBELGISCH VERDRAG
AL zou ik mij kunnen beroepen op het voorbeeld
van niemand minder dan den heer Colijn, die
reeds de vorige week in de Eerste Kamer als
leedaan-zegger van het tractaat is opgetreden, het is nog te
vroeg om er een lijkzang op te dichten.
Want op het oogenblik, dat ik deze regels schrijf,
' heeft de patiënt nog niet den geest gegeven. Wanneer
?de heer De Vos van Steenwijk kans heeft gezien om
vóór de pauze lucht te geven aan zijn overkropt ge
moed en wanneer bovendien na dezen laatsten
spreker" nog niet een allerlaatste" en een onher
roepelijk allerlaatste" zich voor het debat hebben
laten inschrijven, staat nu de heer van Karnebeek te
-oreer
nEn je kunt nooit weten al zou je niet kunnen
bedenken, welke nieuwe argumenten hij nog in het
gelid zou kunnen laten treden ; hij vecht voor zijn
.leven, en zooals een Hollandsche koopman van vroeger
?eeuwen bereid was door de hel te zeilen, als hij winst
kon behalen, zoo zal hij het tractaat door het vuur
^villen sleepen terwille van wat hij als de winst be
schouwt, die het ons vaderland in den schoot zal
werpen: een betere verstandhouding tusschen Neder
land en België, en het afsnijden van verdere bemoeiing
-dergroote mogendheden met de betrekkingen tusschen
beide landen.
Zoo er onder de leden der Eerste Kamer nog
wankelmoedigen zijn, is de heer van Karnebeek de man
?om hun den beslissenden stoot toe te brengen, die hen
naar zijn kant doet overvallen. Maar vermoedelijk zal
zijn eigen val daardoor niet worden gekeerd. De
neuzen schijnen reeds geteld te zijn. De tegenstanders
achten zich zeker van de verwerping.
In afwachting van de dingen, die komen zullen,
moeten wij ons thans bepalen tot enkele
kantteekeningen op de discussies, die zoowel in als buiten de
Kamer zijn gevoerd.
Zooals wij de vorige week reeds vermoedden, zijn
bij het tweede dozijn sprekers juist de verdedigers
van het tractaat op den voorgrond gekomen. Behalve
den heer van Embden zijn het vooral de heeren
Wibaut, Colijn en Anema geweest, die den minister met
Juin schild hebben gedekt; de burgemeester van
Amsterdam heeft het niet noodig geacht rekenschap
te geven van de stem, die hij zal uitbrengen.
Men moet zich er over verheugen, dat door gezag
hebbende mannen, met in hare soort voortreffelijke
redevoeringen, is uiteengezet wat voor de aanneming
van het verdrag pleit. Onder de tegenstanders daarvan
-zijn er velen, die eerst na lang wikken en wegen zich
een meening hebben gevormd; die de voorstanders
niet voor landverraders" houden; die zich heel goed
kunnen verplaatsen in den gedachtengang van hen,
?die Nederland afstand willen laten doen van eigen
voordeel ten behoeve van de idee der internationale
samenwerking maar het offer, dat daaraan gebracht
wordt, te zwaar vinden. Het zijn itcze tegenstanders,
die recht kunnen laten wedervaren aan de argumenten
?der voorstanders, omdat zij zelf onder den invloed
daarvan hebben verkeerd; zij ook hebben zich ver
maakt met de partijdigheid der Kameroverzichten
van sommige groote dagbladen, zooals omgekeerd
een groote courant, die het tractaat verdedigt, in
verrukking geraakte over de redevoeringen van de
voorstanders en die van de overigen alleen belachelijk
wist te maken.
De vorige maal konden wij nog even gewagen
van de rede van den heer van Embden; zooals men
kon vermoeden, heeft de Europeesche gedachte"
van het tractaat hem bewogen om zich er vóór te
verklaren.
Over deze houding van den heer van Embden,
waardoor hij afwijkt van zijne vrijzinnig-democra
tische fractiegenooten, is in het vrijzinnig-democra
tische partijorgaan reeds heel wat te doen geweest,
nog vóórdat hij zijne redevoering had gehouden en
zonder dat zijn naam er uitdrukkelijk bij werd ge
noemd.
De heeren Mr. Marchant en Mr. Hijman stelden de
vraag aan de orde, of een vrijzinnig-democratisch
Kamerlid verantwoord was vóór het verdrag te
stemmen, hoewel er, zooals de eerste schreef, in zijne
partij een algemeen en zeer sterk verzet er tegen viel
te constateeren, of, zooals de laatste het uitdrukte, de
volksovertuiging" dat verdrag afkeurde; het arti
keltje van den heer Marchant wekte bij sommigen
zijner partijgenooten zooals blijkt uit ingezonden
stukken in De Vrijzinnig-Democraat zelfs het ver
moeden, dat het was bedoeld als een bedekte waar
schuwing tegen den heer van Embden, als een dreige
ment tegen mogelijke Eerste Kamer-leden, die een
afwijkende opinie hebben over het Belgische verdrag."
Deze bedoeling werd weliswaar ontkend, maar de
redactie achtte het toch een ernstig te overwegen
vraag, of een stem mag worden uitgebracht, waar
omtrent met een aan zekerheid grenzende mate van
waarschijnlijkheid kan worden aangenomen, dat zij
niet weergeeft wat de wil is van hen, die deze stem
vertegenwoordigt". In het nummer van 11' Maart 1.1.
vindt men, op de plaats van het hoofdartikel, een
artikel van Mr. Hijman, waarin deze de stelling ver
dedigt dat bij een beslissing omtrent een hoogst
belangrijk, voor verre tijden ingrijpend onderwerp,
dat geen partijbcginsel raakt, en waarover de kiezers
zich niet hebben uitgesproken, doch de groote meer
derheid des volks een gefundeerde en uitgesproken
meening heeft", de volksvertegenwoordiger zijn
individucele meening ondergeschikt moet maken aan de
volksovertuiging".
Deze poging om den volksvertegenwoordiger tot
den boodschapjongen van de kiezers te maken is wel
een treffend voorbeeld van de ontreddering, die het
Nederlandsch-Belgisch verdrag in sommige geesten
heeft teweeggebracht. Afgescheiden van de zaak ten
principale, zouden wij echter willen betwisten, dat de
groote meerderheid des volks" zich een meening
over het verdrag gevormd en daarvan blijk heeft
gegeven.
Bij het woord volk" denkt ieder het zijne; maar
een vrijzinnig-democraat zal er wel de ruimste uit
legging aan geven; zoo er dan alle kiezers mede
worden bedoeld, verstouten wij ons tot de bewering,
dat de groote meerderheid" daarvan geen gefun
deerde" meening over het tractaat heeft en die niet
kan hebben, omdat zij geen kennis heeft genomen van
het pro en contra, en haar oordeel dus alle waarde mist.
En wat in het bijzonder de kiezers betreft, die hun
stem hebben gegeven aan de vrijzinnig-democratische
lijst, het lijkt ons zeer aannemelijk, dat de interna
tionale gedachte" van den heer van Embden onder
hen veel meer aanhangers telt, dan men zou moeten
afleiden uit het feit, dat hij onder de
vrijzinnigdemocratische Kamerleden en partijbestuurders als
een eenling staat met zijne stem voor het tractaat.
INHOUD:
i.
2.
3.
4.
5,
6.
7.
9.
10.
12.
11.
13.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
Prof. Dr. G. W. Kernkamp, Het Nederl. Belg.
verdrag.
Dr. W. van Ravesteyn, Minister v. Karnebeek
H. Middendorp, Boekbespreking.
Joh. Braakensiek, De onrust op den Balkan
Dr. Jan Romein, Bessarabië.
H. J. M. Walenkamp Czn., Meet- en Wiskunde
in de Beeldende Kunsten.
Mr. H. O. Koster, Spiritisme en Natuurweten
schap L. J. Jordaan, De Dramatische Kunst.
Annie Salomons, Bijkomstigheden.
Dr. Jac. P. Thijsse, UU de Natuur H. Scholte,
Comoedia.
Dr. K. P. Bernet Kemper, Vrouwen uit
Beethoveris omgang.
Top Naeff, Dram. Kroniek. Otto van Tussen
broek. Toegepaste Kunst.
C. van Wessem, Beethoven.
Prof. Dr. H. Brugmans en Dr. A. Zijderveld,
Prof. Dr. Jan te Winkel.
J. W. F. Werumeus Buning, Kroniek van den
Dans Dr. P. H. Ritter Jr., Spreekzaal
Paul Sabel, Financiën J. G Sinia, Batavia.
Prof. Dr. J. Salverdade Grave, Dr. Kollewijn
J. F. L. de Balbian Verster, De bijnaam van De
Kuyter.
H. K. Teune, Oude Amsterd. schouwburgen.
Otto van Tussenbroek, Kunst op Bali Melis
Stoke, Rijmkronyck
Uit het Kladschrift van Jantje C. v. Wessem,
Koek de Braziliaan.
B. van Vlijmen, Het Nederl. Belg. Verdrag
Charivarius, Chartvarla.
Omslag: Spelproblemen.
Bijvoegsel: Joh. Braakensiek, Het
NederlandschBelgisch Verdrag verworpen.
De collega's van minister van Karnebeek, althans
sommigen hunner, hebben hem af en toe gezelschap
gehouden in de Eerste Kamer. Minder konden zij ook
al niet doen; er moest toch van eenige belangstelling
in het geval blijken. Maar daarbij zullen zij het ook
laten; als straks de Kamer liet tracfaat heeft ver
worpen, zuilen zij zich de zaak niet aantrekken
samen uit, maar niet samen thuis.
Nu hel Kabinet-de eer eenmaal de houding heeft
aangenomen, dat het Nederlaiidsch-Belgisch tractaat
een soort van particuliere aangelegenheid van den
heer van Karnebeek is; nu bij de behandeling van dat
tractaat in de Tweede Kamer het Kabinet zich niet
solidair heeft verklaard met den minister van
buitenlandsche zaken, moet het wel consequent blijven en
hem overlaten aan het lot, dat de Eerste Kamer hem
zal bereiden.
Maar waar blijft het prestige van een regeering,
die zich van den domme houdt tegenover een
wetsontwerp, waarbij het algemeen regeeringsbeleid
in zóó hooge mate gemoeid is als bij het Neder
landsen-Belgisch tractaat!
KERNKAMP
Naschrift. De beslissing is nu gevallen; liet trac
taat is verworpen, met een grooter meerderheid
dan de meesten vermoed hadden. Minister van
Karnebeek verdwijnt van het tooneel maar niet
de Nederl.-Belgische kwestie!