Historisch Archief 1877-1940
No. 2599
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE
U) ^
'
Hotel Duin en Daal" - Bloemendaal
Str. kond en warm water op alle kamers
PRIVÉBADKAMERS - Telefoon 22223
EEN HOLLANDSCH
PIRAAT: ROCK DE
BRAZILIAAN
DOOR CONSTANT VAN WESSEM
DE Americaensche Zeeroovers" is de tite! van een
17e eeuwsch boek, dat men de titel van een
avonturen-roman uit onze jongensjaren zou wanen
te zijn.
Het bestaat in verschillende uitgaven. De oudste
dateert van 1678 en bevat het oorspronkelijke werk,
zijnde het reisverhaal van den Hollandschen barbier
en dokter Alexander Olivier Exquemelin, die de
WestIndische wateren bevoer aan boord van een Fransch
piratenschip,,door noodt", d.w.z. als slaaf. De tweede
uitgave, verschenen in 1700, heet Historie der
Boecaniers of Vrij-buiters van America", en behelst
de reisbeschrijving van Exquemelin (hier Joan
Esquemeling genoemd) benevens de reisbeschrijving
van den Engelschen piraat Basil Ringrose en die van
Raveneau de Lussan, een Fransch vaandrig, die met
de vrijbuiters de Zuydzee" bevoer en wordt besloten
met de lotgevallen van kapitein Montauban op de
kust van Ouinea (Guyana, Venezuela). Deze tweede
Hollandsche uitgave is vermoedelijk in haar geheel
een vertaling uit het Engelsch (Ringrose publiceerde
zijn reisverhaal als tweede deel van de Engelsche
uitgave van de ,,Bucaniers of America", waarmenden
naam Exquemelin ook Esquemeling geschreven vindt)
aangezien hier de tekst van Exquemelin's verhaal
niet overeenkomt met dien van 1678 en toch geen
omwerking er van is. Er bestaan ook oude Fransche
uitgaven van de Historie der Boecaniers", van 1688
en 1744. Hier wordt Exquemelin geschreven als
Oexmelin, de later algemeene schrijfwijze van den
naam. Fransche en Engelsche herdrukken worden
tot op heden aangetroffen. In Holland werd het
werk niet meer herdrukt; wat jammer is, daar de
Fransche en Engelsche uitgaven er van merkwaardig
zijn geworden, doordat zij als bron hebben gediend
voor Stevenson's vermaard Treasure island" en
voor vele romans van latere schrijvers, o.a. Claude
Farrère en Pierre Mac. Orlan.
Exquemelin's verhaal behelst de lotgevallen der
Fransche en Engelsche piraten voor zoover hij die
meemaakte of van hooren zeggen had. Van de Hol
landers spreekt hij niet, op een enkele uitzondering
na. Niet dat zij niet bestonden. Lezen wij niet in de
reisbeschrijving van David de Vries naar West-Indi
Vraagt steeds
VAN OUDS HET BESTE MERK
dat hij een Hollandsen schip, dat hem te verdacht
dicht nabij kwam, sommeerde zich terug te trekken,
daar hij anders op hem zou schieten? 1) De lot
gevallen van den eenigen Hollander, dien Exquemelin
vermeldt, zijn die van Rock, bijgenaamd de Braziliaan,
een Groninger van geboorte. De uitgave van 1678
brengt zijn portret. In de latere uitgave vinden wij het
niet terug; zooals trouwens het geheele illustratie
materiaal daarin gewijzigd is en de platen met
karakteristieke wreedheden der West-Indische piraten,
waarin de teekenaar zich blijkbaar verlustigde, zoo
nauwkeurig zijn ze afgebeeld, vervielen.
Na de verovering van Braziliëdoor de Hollanders
hadden zich aldaar verscheidene Hollandsche families
neergezet.
Uit zulk een Hollandsche familie, die van Groningen
afkomstig was, werd Rock geboren. Zijn ouders
waren kooplieden. Rock hield zich, volgens het bericht
van Exquemelin bezig met de zeden en gewoonten
der inboorlingen te bestudeeren en hij leerde Indi
aansen en Portugees vloeiend als zijn eigen taal
spreken.
Toen de Portugeezen op hun beurt de Hollanders
uit Braziliëverdreven, week Rock uit naar de Fransche
Antillen, later naar Jamaica. Daar hij niet wist hoe
aan den kost te komen liet hij zich aanwerven bij de
Engelsche piraten, die in de West Indische wateren
op de kaapvaart voeren. Hij maakte drie reizen als
gewoon matroos mede en verstond zich zoo goed met
de bemanning van het Engelsche schip dat, toen een
gedeelte aan het muiten sloeg en opstond tegen den
kapitein, Rock tot hun aanvoerder werd gekozen.
Rock voer nu met een eigen schip op avontuur
en nam een groot Spaansch vaartuig, dat geladen was
met zilver en bracht het op naar Jamaica. Als kapitein
verwierf hij een groote reputatie. Als mensen
gedroeg hij zich echter als een bruut. Vooral bij
dronkenschap gaf hij zich aan de ergste buitensporig
heden over. Daar hij robust trotsch en moedig was
en meester op alle wapenen, wist hij zijn naam zeer
gevreesd te maken. In zijn dolle buien kon niemand
zich tegen hem te weer stellen. Dan liep hij met
ontblooten sabel en hakte en stiet ieder neer, dien hij
tegenkwam, zonder de minste aanleiding. Hij had
een onverzoenlijken haat aan de Spanjaarden, die hij,
wanneer hij ze gevangen nam, wreedaardig mishan
delde en boven een vuur vastbond, als zij hem de berg
plaatsen van hun geld en waren niet wilden verraden.
Op een keer leed Rock schipbreuk op de kust van
Campèche. Zijn schip verging en hij roeide met dertig
mannen, doch van weinig wapenen voorzien, naar
land. Hij begaf zich op weg naar de baai van Triste,
waar hij wist dat de piraten vaak hun schepen repa
reerden. Doch hij trof hier niemand aan en Rock en de
zijnen leden honger en dorst en zagen zich weldra
door honderd Spaansche ruiters achtervolgd. Rock,
die begreep, dat hij van deze vijanden geen genade
had te verwachten, viel de Spanjaarden met zulk een
ontstuimigheid aan, dat zij op de vlucht sloegen,
met achterlating van verscheidene paarden en alle
levensmiddelen.
Aan de baai van Triste wist Rock kort daarop een
Spaansche bark te overvallen, waarvan de opvarenden
bezig waren langs den oever hout te kappen. Met de
1) Philip Gosse noemt in zijn piraten-lexion (1924)
verschillende Hollanders, nochtans zonder veel meer
bijzonderheden dan hun naam en het schip, dat zij
bevoeren.
Kenners zeggen:
MIJ smaakt allén een
BROCHES
zes en twintig overgeblevenen van zijn manschappen
voer hij wederom ter kaapvaart. Teruggekeerd te
Jamaica met de buit van een veroverd schip, werd
daar de vangst verbrast. Men zeide, dat sommigen
ongeveer duizend a vijftien honderd gulden in n
enkelen nacht in herbergen en met vrouwen door
brachten.
Nadat Rock met zijn mannen alles had opgemaakt,
was hij genoodzaakt opnieuw op zee zijn geluk te
beproeven. Doch ditmaal was hij zoo onfortuinlijk
van met de zijnen op de kust van Campèche te worden
gevangen genomen. Voor den gouverneur gebracht
werden allen veroordeeld opgehangen te worden.
Toen nam Rock zijn toevlucht tot een list.
Hij liet zoogenaamd door andere piraten, die op zee
waren, een brief aan den gouverneur schrijven van
den volgenden inhoud: dat er zorg gedragen moest
worden de gevangenen goed te behandelen, want dat,
wanneer hun iets kwaads overkwam, er geen Spanjaard
pardon zou worden gegeven en er een vreeselijke
wraak zou volgen". Daar de gouverneur bij ervaring
wist hoe de zeeroovers konden huishouden wanneer
zij eenmaal getart werden, begenadigde hij Rock en
de zijnen van den galg, op voorwaarde dat zij onder
eede verklaarden voor altijd van de zeerooverij te
zullen afzien, en hij zond hen als matrozen met een
konvooi naar Spanje.
Van Spanjetiit wist Rock naar Engeland over te
steken en vandaar keerde hij naar Jamaica terug.
Hier sloot hij zich aan bij twee Fransche avonturiers.
Rock diende hun als gids bij een aanval op Merida
op Yucatan, daar hij deze streek kende. Doch de
aanval, met een groote macht scheepsvolk onder
nomen, mislukte, doordat de Indianen de Spanjaarden
wisten te waarschuwen en deze de stad tijdig in staat
van tegenweer brachten en de aanvallers in een
hinderlaag lokten.
Rock zelf wist te ontkomen. Wat er verder met
hem gebeurde, vermeldt Exquemelin niet. Zoovele
levens van zeeroovers eindigen, doordat men verder
niets meer van hen heeft vernomen. In ieder geval
heeft Rock onder de groote vrijbuiters-kapiteins in
West-Indiëeen ondergeschikte rol gespeeld en is
nimmer tot den gruwelijken roem gestegen van den
grooten Engelschen piraat Sir Henry Morgan, die
geheele steden veroverde en platbrandde en aan wien
Exquemelin drie hoofdstukken in zijn boek wijdt.
_., , -«^ l ta< faf | l ?* N7 NI
yTUYNENBURG MUYSl
1CHILDEPSI