Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
N o.
2599MINISTER VAN
KARNEBEEK
DOOR DR. W. VAN RAVENSTEYN
DE uitvoerige, meer dan uitvoerige behandeling
door het Belgisch tractaat n in de groote pers,
n in de beide Kamers ondergaan, heeft de aandacht
mede weer eens gevestigd op het algemeene beleid
van den minister, die het heeft verdedigd.
Het wil ons voorkomen, dat dit algemeene beleid,
hoe gewichtig ook het tractaat moge zijn wij deelen
de meening, dat het misschien een der gewichtigste zal
blijken, ooit in onze geschiedenis voorgekomen nog
meer de algemeene aandacht zou verdienen, schoon
het ook nu weer maar terloops is aangeraakt.
Immers: indien uit den eindeloozen inkt- en woor
denstroom iets duidelijk is geworden, is het toch
zeker wel dit mede: het indienen van het tractaat
is niet los te maken van het algemeene beleid van
dezen minister; het is er logisch uit voortgevloeid.
De heer Van Karnebeek is nu op eenige maanden
na negen, zegge negen jaar belast met het be'wind der
buitenlandsche betrekkingen. Een ongehoord lang
bewind over een zoo belangrijk departement in het
algemeen, maar nog veel meer in een historisch tijdvak
als dat, waarin wij sedert den Wereldoorlog leven.
Vergissen wij ons niet dan heeft geen enkele van zijn
collega's in Europa of daarbuiten, met n uitzon
dering, het zoo lang volgehouden in deze na-oorlogsche
zoo felbewogen, zoo snel-verschietende periode. Die
ne uitzondering is de heer Tsjitsjerine, volks
commissaris, belast met de buitenlandsche aange
legenheden van het werelddeel, dat tegenwoordig de
U.S.S.R. of in de wandeling Sofjetiëheet. Grappige
ironie der geschiedenis, die gewild heeft, dat deze twee
staatslieden, die elkaar nu nog na 9 jaar evenmin
kennen" als een Haagsche dame uit zekere kringen
een ambtenaars-mevrouwtje, de eenigen zijn, die als
de leeuw op het Zeeuwsche wapen, rustig hebben
stand kunnen houden te midden der woedende
wereldbaren.
Het eigenaardige is nu, dat de heer Van Karnebeek,
op een buitengewoon moeilijk tijdsgewicht belast
met het beheer van het gewichtigste departement, een
departement, welks belangrijkheid na het nog vrij
onverwacht snelle eindigen van den oorlog niet ver
minderde, doch eer toenam, hoewel zonder ervaring
en zonder vakkennis begonnen, er alras in geslaagd is,
een bijna onbeperkt vertrouwen in zijn beleid en
?bekwaamheid te verwerven zoowel in de
StatenOeneraal als in de publieke opinie.
Wie zooals schrijver dezes den minister althans in
de eerste 7 jaar van zijn optreden heeft mogen gade
slaan, die weet, dat de heer Van Karnebeek onmid
dellijk, bij zijn debuut, het oor en wat meer zegt het
vertrouwen der Tweede Kamer bezat en dat hij dit
feitelijk niet meer heeft verloren tot ja, eerst in
1925 de duidelijke sporen van ontevredenheid en
verzet zich gingen openbaren. In 1918 echter en
volgende jaren ! De minister debuteerde in de
September-maand, toen het, hoe moeilijk het vele ook viel, zelfs
voor den meest verblinde duidelijk moest zijn, dat het
met de Duitsche suprematie te land op een eind liep....
Doch, voor welke moeielijkheden de ras-wisselende
situatie op buitenlandsch terrein en in de wereld der
internationale diplomatie den minister ook plaatste,
in n opzicht had hij het gemakkelijker dan al zijn
collega's: in de Tweede Kamer vond hij geen kritiek
dan van n zijde en wel van een zijde, welker kritiek
hem niet anders dan goed te pas kon komen en
aangenaam moest zijn, die der communisten. In
den Senaat ging men algemeen met hem mee en
behoefde hij zich zelfs in 't geheel geen moeite te
geven.
De Tweede Kamer voerde, zeer kort na 's ministers
optreden, bovendien nog het instituut in, dat zooals
het tot stand kwam, den minister gelegenheid gaf
om kritiek van een zijde, die hem onaangenaam
HUISKAMER
SALON
SLAAPKAMER
f
1350.HUIS
HEEBEf1GBACf1T5O
AMSTERDAM
HAAM
zou kunnen zijn, van te voren stomp te maken. Wij
bedoelen de zoogen. Commissie voor buitenlandsche
aangelegenheden, imitatie en caricatuur van het
overeenkomstige instituut in andere parlementen,
b.v. het Fransche en Duitsche. Door haar kleinen
omvang, haar geringe bevoegdheden, de wijze ten
siotte, waarop de minister haar wist te behandelen,
werd dit instituut, waarvoor brave democratische
illusionisten in de voorafgaande jaren hadden gepleit,
een perfect middel om de invloedrijke leiders der
groote partijen de kleine, zooals de communistische
drongen in dit sanctum niet door van te voren te
informeeren" op een wijze, dat hun openlijke kritiek
in de Kamer meer pro forma dan nog werkelijk ge
meend was. De minister trof het ook bizonder,
wijl door de verkiezingen van 1918 de Kamerleden,
die zich met buitenlandsche politiek min of meer
plachten bezig te houden, waren verdwenen, terwijl
behalve n communist die als zoodanig niet in
aanmerking kwam niemand in hun plaats was
getreden, die er eenig verstand van had of belang in
stelde. De binneniandsche en buitenlandsche toestand
was bovendien zóó ingewikkeld en moeilijk; de eerste
eischte inzonderheid van de politieke leiders zoo veel
aandacht, dat men" meer dan ooit huiverig was
zich op dit gladde ijs te wagen. Te meer, waar daar
een man stond, die niet hakkelde, niet stotterde, doch
die in tegendeel met een air van superioriteit, alsof hij
het alles uit zijn mouw schudde, in het meest correcte
Haagsen vertoogen hield, die een ieder tot luisteren
dwongen. Wanneer men daarbij nog bedenkt, dat de
stemming der union sacrée" tegenover de booze
imperialistische wereld over onze heilige grenspalen
heen, een stemming, welke nog in het voorjaar van 1918
tot zulk een schoone demonstratie tegenover den roof
door Amerika aan onze schepen gepleegd geleid had,
in den herfst noodig bleef en ook stand hield ondanks
de binneniandsche beroerten, dan is het, afgezien van
veel andere factoren, licht te begrijpen, dat minister
Van Karnebeek van den aanvang af in het eigen land
voor een lichte taak stond.
Men kan het ook anders zeggen: terwijl vorige
ministers van buitenlandsche zaken ten onzent, tot
den wereldoorlog, een werk verrichtten, waarom het
groote publiek zich geen drommel bekommerde en
dat in de Kamer slechts zeer matige belangstelling
trok, maar dan van min of rneer deskundige zijde,
kwam de heer Van Karnebeek, die geen beroeps
diplomaat was, eensklaps te staan voor een taak,
wier geweldige beteekenis ook voor den onbenulligste
niet geheel verborgen meer kon blijven, maar kwam
hij tegenover die taak te staan zoo goed als zonder
controle.
Wat dit laatste betreft, de heer Van Blankenstein,
de bekende ster-correspondent van de N.R.Ct. heeft
in een van zijn jongste artikelen aan het Belgische
Verdrag gewijd (Nog eenige hisiorische beschou
wingen en De kwestie van de Wielingen N.R.Ct.
28 Febr. Avondbl.), erop gewezen, dat ook 's ministers
collega's hij noemt b.v. den heer Aalberse van de
onderhandelingen en de moeielijkheden met Belgi
niet, of althans slechts zeer onvolledig, op de hoogte
zijn gebracht. Maar in welke mate de heer Van Karne
beek zijn ambtgenooten in 't geheim nam, al dan niet,
zeker is het, dat hij overigens met niemand rekening
behoefde te houden.
Het zou wel een wonder zijn geweest, indien zich
dit niet hadde gewroken. De minister kwam nog
eens: onvoorbereid voor een taak te staan, zwaar
der dan op n zijner voorgangers had gerust. Hij
moest werken met ten deele volkomen onvoldoende
werktuigen het zij voldoende eraan te herinneren,
dat te Parijs, in het middenpunt der overwinnaars
coalitie, in het centrum der vredesonderhandelingen,
de oude heer de Stuers zat, van wiens activiteit het
beter is niets te zeggen. De houding die de Kamer,
ook de oppositie, inzonderheid de heeren Troelstra
en Marchant tegenover hem innam, moest hem de
overtuiging bijbrengen, dat hij vrijwel doen en laten
kon, wat hij wilde. Wat kon er anders gebeuren dan
dat de minister zeer versterkt werd in een neiging, die
hem waarschijnlijk toch reeds eigen was, om zich
zooveel mogelijk in een geheimzinnig waas te hullen,
niet meer los te laten dan strikt noodzakelijk was en
zich te houden aan het bekende recept van den
meester op diplomatiek gebied, dat de woorden
er zijn om de gedachten te verbergen?
Zoo opgevat mag men ongetwijfeld gewagen van
een systeem Van Karnebeek, dat zich, in den loop der
jaren, vooral ook, toen ons land tot den Volkenbond
was toegetreden en de minister daardoor op het terrein
der groote internationale politiek kon optreden zooals
geen zijner voorgangers had kunnen doen, hoe langer
hoe meer ontwikkelde en vaster vormen aannam.
Het is hier niet de plaats om zij 't maar op de
meest schetsmatige wijze een overzicht te geven
van dat tijdvak, waarin tot den val van het
kabinetCoiijn, het systeem-Van Karnebeek zich ontplooide;
het tijdvak is daartoe te zeer vervuld met de belang
rijkste gebeurtenissen. Maar het zou, dunkt ons,
noodlottig zijn niet in te zien, dat, wanneer deze
Minister met dit tractaat is gekomen en het zoo
dicht tot een beslissing heeft gebracht, die ook naar
ons oordeel, verderfelijk zou zijn geweest, de schuld
daarvan niet uitsluitend, ja zelfs niet in de eerste plaats
mag gewenteld worden op den heer Van Karnebeek.
Wie de historie der 8, 9 laatste jaren nagaat, weet,
dat op anderen, die hem hebben laten begaan, min
stens dezelfde last drukt.
BOEKBESPREKING
Ir. R. Loman. Walt Whitman, een kosmos",
dichter van komende tijden. Den Haag
z.j. Service".
Walt Whitman wordt, voorzoover ik weet, in
Nederland niet veel gelezen. Tien jaar geleden ver
scheen Maurits Wagenvoort's mooie vertaling van de
Leaves of Grass". Ik heb in mijn bespreking van dat
werk 1) twijfel geopenbaard of de uitgave succes zou
hebben; des te sympathieker vond ik de poging van
de uitgeefster, de Wereldbibliotheek. Het overgroote
deel van de Hollanders leest natuurlijk nooit gedichten,
en de kleine groep van hen die het wel doen, is niet
zoo geaard, dat zij over 't geheel van werk als dit
makkelijk kan genieten. In genoemde bespreking
schreef ik: Dichterschap is natuurlijk geen uitvloeisel
van cultuur en verfijning in dezen zin, dat elke
individueele cultuur-en-verfijning ten siotte een tijdperk
van dichter-zijn zou meebrengen, maar de menschen
van tegenwoordig zijn aan de verfijning in poëzie,
en in kunst in het algemeen zoo gewend geraakt, dat
velen naar een stem als die van Walt Whitman eerst
wel eens heel aandachtig zullen moeten luisteren,
voor zij ook daarin de zuivere ontroering van den
kunstenaar bespeuren". Want deze woeste, onge
breidelde drang tot uiting, Whitman's ruwe, dave
rende rhythmen, de wilde, maar ook grootsche en
geweldige stijging van zijn fantasie daarin is niets
van het zoet-streelende, het wel zeer bekoorlijke, maar
ook zeer broze en breekbare, dat in haast geen enkelen
modernen Hollandschen dichter ontbreekt. Aarzelend
noem ik hier Henriette Roland Holst.
Ir. Loman heeft een studie over Walt Whitman
geschreven, een knap en boeiend stuk werk, dat de
persoonlijkheid van den grooten Amerikaan treffend
belicht. Vooral op het religieuze element in
Witman'spoëzie valt de nadruk, niet slechts in het hoofdstuk
religie", maar ook in de andere gedeelten. Trouwens,
alle poëzie van Whitman is van een diep-religieus oer
instinct doortrokken. Het is stellig juist dat, zooals de
schrijver zegt, Whitman's religie was: Een kosmisch
enthousiasme, gevoed uit de mystieke diepten van de
ziel, geschraagd door de wetenschappelijke ontdek
kingen van zijn tijd en zich uitend in een levende
wisselwerking met alles wat hem omringde, menschen,
dieren, planten, de aarde van zijn onmetelijk continent,
de zeeën, de winden en de sterren".
Whitman's denkbeelden over persoonlijkheid, over
sexe-verhouding, over democratie, over vriendschap
komen in het werk eveneens tot hun recht, toegelicht
met passende citaten. Een beknopte litteratuurlijst
is aan het boek toegevoegd en het bevat ook een zeer
mooie teekening van den dichter, naar een.portret
van Whitman uit 1880.
1) Tijdspiegel, 1917.
HERMAN MIDDENDORP
J. S. MEUWSEN, Hofl. A'dam?R'dam?Den Haag.
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
NIEUWE UITGAVEN
K. GROESBEEK, Post 97 der tariejwet 1924 en'
Bescherming.
De schrijver tracht op verschillende gronden aan
te toonen, dat de belasting op den invoer van boe
ken in de Nederlandsche taal en van hunne onder
deden, alsmede van de producten der Graphische
Kunsten: Etsen, Gravures, enz. nimmer ingevoerd
had mogen worden en ten aller spoedigste moet
verdwijnen.
Kon, Meubeltransport-Maatschappij
DE GRUYTER 6 Co.
ess svs sss DEN HAAG <fa ? "^
AMSTERDAM ~ ARNHEM
Bewaarplaatsen voor Inboedels