Historisch Archief 1877-1940
No. 2599
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
UIT DE NATUUR:
IN HET DUIN
DOOR DR. JAC. P. THITSSE
CEDERT een dag of veertien zijn de
v-' kieviten teruggekomen in het duin.
Ze waren er ditmaal iets eerder dan de
wulpen, maar ook die hebben thans hun
broedplaats alweer betrokken. Het was
vanmorgen kil en mistig en de kieviten
in de wijde duinvlakte hielden zich heel
rustig. Als we niet geweten hadden, dat
ze er al waren, zouden we ze misschien
niet eens gezien hebben. Maar nu keken
we oplettend langs den grond, langs
duindoorn en kruipwilg, over gras en
zandzegge en groenend mos en zagen
toen gauw het wit en zwart van ons
viertal vogels. Terwijl we stonden te
kijken vloog in de nabijheid een wulp op.
Stil streek hij langs den duinrand, den
grooten omlaag gebogen snavel duidelijk
zichtbaar. Dan slaat hij wat vlugger
met de vleugels, nog vlugger en dan
weerklinkt opeens de welluidend trillende
BLOEIENDE MANNELIJKE
KRUISWILG
Foto J. Strijbos
wulpenroep, het mooiste geluid van het
vroege voorjaar. De kieviten trekken
zich er niets van aan en blijven stilstaan
of trippelen rond, enkele meters ver,
ieder in zijn eigen gebied: twee paren,
de mannetjes met veel meer zwart aan
kop en hals dan de wijfjes en allemaal
met wapperende kuiven. Soms pikken
ze even in den grond, een ander maal
bukken en buigen ze zich en maken de
bijzondere beweginkjes van den broed
tijd.
Een boomleeuwerik komt zingend
aandrijven met den wind. De breede
vleugeltjes bewegen zich haast zoo snel
als vleermuiswieken, maar schijnen
alleen te dienen om het dier omhoog te
houden en de wind doet de rest.
!ntusschen fluit hij voortdurend zijn
klankvol liedje, dat toch zoo weinig
verschilt in toonhoogte. Er zijn tegen
woordig veel boomleeuweriken in het
duin, maar stellig meerendeels door
trekkers, er blijven slechts weinigen hier.
Sinds de groote droogte van vijf jaar
geleden zijn er veel minder boomleeu
weriken en ook veel minder klauwieren
in het duin.
In het najaar van 1925 is er flink
wat water gevallen en daardoor is het
duin al weer heel wat opgeknapt. Er
zijn veel minder witte plekken. Daar is
eerst mos gekomen en later de lange
rijen van de zandzegge, een van de
voornaamste zandbinders in het oude
duin. Onder het zand schiet de
wortelstok voorwaarts, met scherpen punt en
van afstand tot afstand schiet dan een
nieuwe loot omhoog. Die maakt lange
en korte wortels en kan ook zijwaarts
weer nieuwe loten uitzenden. Met dat
al houdt deze plant het zand aardig
vast, temeer doordat de tallooze
zeggesprieten ook goed dienst doen als
windbrekers. Binnen het jaar kan soms een
verlaten aardappelveld geheel met zand
zegge bezet zijn.
Hoogerop is de helling bij elkaar
gehouden door de sterke kruipwilgen.
Ze vormen groote kussens van dichte
twijgen en die zijn goed bestand tegen
den wind en tegen zandkorrels in
beweging. Maar de wind kan de geulen
tusschen de afzonderlijke struiken al
dieper en dieper uitschuren en zoo de
wortels blootleggen. Maar de kruipwilg
maakt dan dikwijls vlak langs den grond
groeiende lange twijgen die de geul
overbruggen en dan krijgt de helling n
samenhangend kleed van kruipwilgen.
J3 Een poosje geleden, Februari was het
nog, hebben ze de bruine katjesschubben
afgeworpen en nu pronken ze met rijen
van sneeuwwitte katjes. Nog een week
of zoo, dan zijn die katjes in bloei. Dan
IN HET DUIN
Op den voorgrond: Vegetatie van de Zandzegge.
Achteraan: Hoe de kruipwilligen de helling dekken.
Foto A. Burdet
prijken sommige wilgen met katjes van
spierwitte meeldraden en goudgele helm
knoppen. De andere hebben eenvoudiger
bloemen, die alleen uit grijsgroene
stampers bestaan. Doch alle hebben ze
honig en daar komen de vroege vliegen,
bijen en vlinders op af. Verleden jaar
wemelde het hier op onze kruipwilgen
van grijzig bruine vlinders. Die snorden
van bloem naar bloem en als je goed
toekeek, dan zag je duidelijk hoe ze hun
tong ontrolden, om die dan te dompelen
in den honig. Wat een verschil toch, of
je opgezette vlinders in een doos zet, of
levende vlinders in de vrije natuur. Als
je onze vlinder zag met zijn dikken kop,
waarin de beide kleine oogjes recht
vooruit staan, omringd door een kransje
van haarschubben, dan begrijp je eerst,
dat de volksmond deze diertjes uilen
heeft genoemd. Ze hebben inderdaad een
echten uilenkop en geruischloos fladderen
ze van bloem tot bloem. Binnenkort
vinden we hun rupsen op de dennetjes,
want dit aardige uiltje is de schadelijke
uil der dennen de Panolis piniperda.
Naast de wilgen staan de duindoorns
te bloeien. Van de bloempjes is niet veel
te zien, want die zitten verborgen
tusschen de prachtig glanzige
bronsbruine schubben van de knoppen,
waarmee de struik dicht is overdekt. Zoo
zijn ondanks de onzichtbare bloemen de
bloeiende duindoorns in het voorjaar al
even mooi als de vruchtdragende in den
herfst.
Op eens groot misbaar onder de
kieviten. Een tweetal vliegt krijschend
omhoog, al hooger en hooger den grooten
roofvogel te geinoet, die hier als naar
gewoonte zijn gebied afjaagt. Het is een
van onze ruigpootbuizerden, die nu al
vijf maanden in deze duinen hebben
vertoefd en er geheel thuis zijn. Maar
de kieviten zijn hier nog meer thuis,
want die broeden jaar op jaar in deze
vallei en dulden geen roovers. Ze vliegen
hoog boven den buizerd uit en schieten
op hem neer alsof zij de roofvogels en
de buizerd een prooi was. Keer op keer
lijkt het alsof ze hem raken. Hij verhaast
zijn vlucht nauwelijks en maakt ook
geen aanstalten tot verweer of aanval.
Opeens maken de kieviten rechtsom
keert en gaan weer terug naar hun
kuiltjes. De ruigpoot heeft de grens van
hun gebied weer overschreden en nu
bekommeren ze zich in het geheel niet
meer om hem. Wij zoeken in de lucht
naar een grenslijn, maar natuurlijk
tevergeefs. Die is er echter even goed
alsof hij met grenspalen was uitgezet.
C O M O E D I
DOOR HENRIK SCHOLTE
A
Vereenigd Tooneel: Nju", door Ossip Dymow
LS het doek opgaat, is de innerlijke tragedie
tusschen man en vrouw reeds voltrokken. Wij
krijgen de dramatische afwikkeling van een beklonken
lot. Het gesprek tusschen Nju en den dichter heeft
geen diepere beteekenis dan een toevallige ontmoeting
op het psychologische moment: Ballgeflüster"
tusschen een tot ontrouw gerijpte vrouw en een tot
avontuur altijd bereiden kunstenaar. Maar juist in deze
praeludieën tot een verhouding ligt de kracht van
het stuk, omdat zij modern en levenswaar gebleven
zijn. Dit wederzijdsch overbewust lokken met
praegnante diepzinnigheden maakt in zijn behaagzieke
aanstellerij de speelschheid schrijnend en geeft, als
tooneel, de vlijmende levendigheid van een nog altijd
geldende satyre. En wanneer het publiek in de zaal juist
hier onrustig was, kan dat, behalve aan bezwaren
tegen de opvoering, ook evengoed zijn oorsprong
ontleend hebben aan het onbehagelijke gevoel, in
deze zedenschildering mee inbegrepen te zijn.
Daarna neemt echter het stuk zijn draai naar een
pretentieuse en langdradige verdediging van Nju's
ontrouw. Het grof geschut van een destijds jong,
maar thans reeds verouderd probleemschrijver komt
op de proppen en de actualiteit van het stuk sterft
langzaam uit, naarmate het die opzettelijker poogt
te geven. Elke tijd wapent zich op zijn eigen wijze
tegen dezen burgeroorlog van het huwelijk. Wil men
een nieuwe Opstandigen-trits, dan was Nora 1879
het eerste geslacht, Nju uit 1908 het tweede,
en wellicht het roman-drama van Radiguet het derde
en daarmede het onze.
Nju, een" vrouw uit het vlijmend'spel'van het begin,
leeft intenzer voor ons dan haar latere kanoniseering
tot heldin, waaraan wij in dezen'idealen vorm niet
kunnen gelooven. Haar zelfverdediging der motieven
van zielsverlangen en zielsverwantschap, die haar tot
den dichter gedreven zouden hebben, is in strijd met
haar tragische flirtation uit onbevredigdheid, waarvan
wij getuige waren. En in het dagboek, dat ons ten
slotte op dramatisch-ongemotiveerde wijze wordt
voorgelezen, leeft een zoo geheel andere Nju, dat wij
twijfelen of dit dagboek nog wel ter rechtvaardiging
en niet veel meer als een echter alleen in een roman
te verdedigen voorbeeld van wanhopige
zelfmisleiding bedoeld is. De dichter en dit komt
Dymow ten goede is immers maar de toevallige
en zelfs eenigszins proletige voorbijganger, die na de
gemakkelijke overwinning overstag gaat en alleen
nog maar de episode ziet, die hij zoo gauw mogelijk
in klinkende literatuur moet omzetten; waarde, laten
we zeggen: n roman, drie gedichten en als het er
af kan, nog een novelletje of twee. De rol van den man,
zijn tekort en zijn tragiek, ligt daarentegen vóór den
aanvang van het drama. Nju heeft hem reeds lang
zaam maar zeker geécarteerd en hij is in zijn aanhou
dende, onhandige liefde enkel de duldzame bedelaar
op de stoep.
Met deze op zichzelf goede karakters der mannen on
met een minder tendentieuze verdediging van Nju
had Dymow naar onze begrippen zijn drama onge
twijfeld stiller, feller en waarachtiger kunnen ont
wikkelen. In het grof-sentimenteele effectbejag van
de telefoonscène, de portretmonoloog, de goedkoope
reactie's na Nju's, op zichzelf te rechtvaardigen,
dood en tenslotte het ongelukkige dagboek is onze
spanning, ons medeleven uiteengevallen. Nju, als
stuk, is na de eerste vaart gederailleerd in de bocht,
die er doorheen komt te loopen.
Van Dalsum, als de echtgenoot, heeft het te mooi
willen doen. Niet dat hij daardoor vrijwel alle sym
pathie naar zijn kant trok?dat is tenslotte te verde
digen en het was de fout van Moissi, dat hij ter eigener
glorie v. Winterstein met afhangende bretels, losse
boord en niet gansch nuchter ten tooneele bracht.
Maar tegenover den dichter blijft de echtgenoot de
onderliggende partij: de grove, wat geborneerde man,
die, tegen beter weten in, de vlinder, die hem[tendeel
gevallen was, streelend beschadigde. Zooals v. Dalsum
zijn rol speelde, was er tusschen hem en Else Mauhs
geen ensemble mogelijk. Haar rol miste voor deze
opvatting de passende reacties en van dezen man
met zijn liefde kon zij bezwaarlijk innerlijk zóó los
gekomen zijn. Van Dalsum had een prachtige scène
op het bed: het was echter een brok monoloog, dat
hij desnoods met een pop had kunnen spelen.
Else Mauhs kon met alle raffinement geen over
tuiging wekken. Het beste was zij daardoor in de
eerste scènes, waarin geen woord zonder bijgedachten
wordt gezegd. Later trad techniek in de plaats waar,
ter redding van het stuk, juist een groot kwantum
barmhartigheid verwacht mocht worden. Eerens
speelde daarnaast een totaal onopgeloste rol.
Hij scheen noch de superieure verleider uit het begin,
noch ook de verveelde egoïst uit de latere tafercelen.
Zeer veel schade heeft de regie aan deze opvoering
gedaan. Een strooperigc vertooning, onverstaanbaar
spreken in een bijna voortdurend donker of half
donker, waaraan alleen de bioskoop ontbrak.
DIT
MERK
S EEN WAARBORG VOOR
ONOVERTROFFEN REPRODUCTIE EN
ONGEËVENAARDE AFWERKING.
N.V. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY.
AMSTERD. VEERKADE 22A DEN HAAG.