De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 26 maart pagina 9

26 maart 1927 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2599 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VOOR VROUWEN: VROUWEN UIT BEETHOVENS OMGEVING DOOR DR. K. P. BERNET KEMPERS GRAVIN JOSEPHINE DEIJM. OOK in Beethovens leven spelen de vrouwen een groote, ofschoon niet altijd verblijdende rol. "Wegeler, Beethovens jeugdvriend vertelt in zijn biographische Skizze" dat Beethoven altijd en ?meestal in de hoogste mate verliefd was en dat hij, ?ondanks veel onaantrekkelijks in zijn uiterlijk (, seine Haszlichkeit" zegt Wegeler, een oordeel, dat ik niet ?voor mijn rekening wil nemen), veroveringen maakte, ?die een Adonis zoo niet onmogelijk, dan toch zeer -moeilijk geweest zouden zijn. In de schoone" litera tuur, men denke b.v. aan de voor een tiental jaren ?veel gelezen roman Quasi una fantasia" van Johann Nordling, stelt men den meester graag voor als een sentimenteel jongeling met allures a la Werther, die met klachten om verloren geluk een groot deel van zijn tijd zoek brengt, of zijn Hefdesontgoochelingen in Mondschein" sonates uitsnikt ten overstaan ?van de meewarig toeschouwende menschheid. Een ?dergelijke voorstelling heerscht ook min of meer in <een onlangs verschenen werkje van de Hévésy: Beethoven, vie intime", dat waarschijnlijk weten schappelijk bedoeld, literair ech ter eerder te waardeeren is, daar het, ondanks veel interessant ?nieuws aangaande de voornaam ste vrouwelijke figuren uit Beetliovens leven, den historicus irri teert door de onbekendheid van den schrijver met de sinds lang -vaststaande onjuistheid van fei ten die hij voor een groot deel ten grondslag legt aan zijn voor stelling. Juist is, dat Beethoven «en zeer licht ontvlambare na tuur had en dientengevolge ook zeer veranderlijk in zijn nei gingen was. Zelf bekende hij dat zijn langdurigste verliefdheid ne gen volle maanden had geduurd. Wie de schoone was, die Beethoven zoo lang onder liaar bekoring wist te houden, weten we niet. Was het de unsterbliche Oeliebte" aan wie Beethoven die drie ?van hartstocht stotterende brieven: Mein Engel, ?mein alles, mein Ich" schreef? Ook in dat geval kennen wij den naam van de betrokkene niet, Hévésy meent, zeker ten onrechte, dat deze brieven aan Oiulietta Ouicciardi gericht waren, anderen noemen Thesere von Bninsvick, Amalie Seebald, Magdalena Willmann, Bettina von Arnim en Josephine Deijmvon Brunsvick. Daar de brieven wel gedateerd zijn, anaar het jaartal ontbreekt, is het zeer moeilijk het geheim van de onsterflijke beminde te ontsluieren; tegenwoordig is men geneigd de laatstgenoemde, gravin Deijm, als de geadresseerde te beschouwen. Beethoven was met de Hongaarsche gravinnetjes ?von Brunsvick als klavierleeraar in aanraking geSipmen en spoedig zoozeer onder haar bekoring, dat hij geen dag voorbij liet gaan zonder vele uren in haar gezelschap te hebben doorgebracht. Spoedig daarop ?echter werd de jongste, Josephine, in den omgang Pepi of Pips genaamd, door de strenge moeder in den heiligen Ehestand kommandiert". Als gravin von Deijm wist zij in de Weensche uitgaande wereld een plaats van beteekenis te veroveren, haar muzikale soirees werden zoowel door haar galante jonge aan bidders als door de eerste kunstenaars van Weenen gaarne bezocht. In dit milieu leerde Beethoven Giulietta Quicciardi kennen, een vol nichtje der Brunsvicks. Dat er tusschen haar en Beethoven een zeer innige liefdesverhouding bestaan heeft, lijdt geen twijfel. J'étais bien aimée d'elle et plus que jamais son poux", vertelde Beethoven aan Schindler nog in 1823. Een meisjesportret, dat in Beethovens na latenschap gevonden is, toont ons het kleine coquette ?nest, (Julietta was toen zij Beethoven het portret schonk eerst 18 jaar) naar de mode van den tijd met kort gesneden haar a la guillotine", een guitig opper vlakkig gezichtje, groote, ietwat spottende bruine ?oogen en een brutaal en zinnelijk pruimemondje. .Men kan zich zeer goed voorstellen, dat Beethoven zich een tijdlang tot dit jonge, vroolijke en lichtzinnige ding voelde aangetrokken, maar ook dat de liaison GIULIETTA. GUICCIARDI. MEVROUW VON BREUNING EN LHARE DOCHTER ELEONORE. slechts van korten duur kon zijn. Spoedig huwde Giulietta den jongen graaf Qallenberg met wien zij naar Napels vertrok. Haar verdere levensloop is niet verheffend, de mémoires van vorst Pückler Muskau, die tijdens een uitbarsting van de Vesuvius 's nachts op straat met haar kennis maakte, vertellen vreemde dingen van haar. Tijdens het Weensche congres dook ze opnieuw te Weenen op als spionne van Murat en stond, volgens politierapport in intieme betrek king tot den Saxischen gezant, zoodat Murat zijn berichten uit goeden bron ontving. Daar haar man sinds lang geruïneerd was en met muziekcopieeren en com positie zijn brood trachtte te verdienen, liet Beethoven door bemiddeling van derden het gezin ondersteunen. Nog om streeks het midden der vorige eeuwleefde iuliette te Weenen. Wie haar van Beethoven sprak vertelde zij: Beethoven was mijn pianoleeraar. Hij had erg edele gevoelens, maar hij kleed de zich verschrikkelijk slecht". Zoo was de vrouw aan wie Beethoven zijn Mondschein-Sonate" heeft opgedragen en die eens de droom van een zomernacht" (Hévésy) geweest was. Haar plaats in Beethovens hart werd spoedig door een ander ingenomen. Begin Januaru 1804 was graaf Deijm gestorven en nu begon de verhouding tusschen Beethoven en de jonge weduwe (Josephine was eerst vijf en twintig jaar) steeds intimer te worden. Het jongste zusje Brunsvick, Charlotte, dat tegen het einde van het jaar 1804 eenige maanden bij Pépi" in Weenen doorbracht, bericht meermaals over Beet hoven in haar brieven aan de in Hongarije vertoe vende Therese. 20 November b.v. schrijft zij: Beet hoven est fort aimable: il vient presque tous les seconds jours et döne des legons a Pepi" en 19 De cember: Beethoven vien tres souvent, il döne des leqons a Pepi: c'est un peu dangereux, je t'avoue" en aan haar broer te Parijs bericht zij: Beethoven est presque chaque jour chez nous, il enseigne Pips. vous m'entendez mon coeur" (dit laatste onderstreept). In Januari 1805 zendt zij Therese een lied dat Beet hoven voor Josephine gecomponeerd heeft (An die Hoffnung uit Tiedges Urania, op 32) en 20 Januari 1805 antwoordt Therese: Mais dites donc, Pepi et B--n, c'est quelque chose. Qu'elle soit sur ses gardes ! Je crois que c'est pour elle que tu a (sic) soulignée (sic) ces certains mots dans ton extrait: Son coeur doit te donner la force de rester chaste triste nécessitéet la plus dure". De Hévésy heeft van deze episode een volkomen verkeerde voorstelling gegeven, en daar zijn werk in deze dagen in veler handen is, is het noodzakelijk erop te wijzen, dat hij door de dateering van den brief van 20 Januari 1805 foutief als 20 Januari 180j te lezen deze geheele idylle tijdens het leven en vlak voor den dood van den echtgenoot, graaf Deijm, kort voor de geboorte van Josephines der de kind doet plaats hebben, waardoor op de geheele ver houding het karakter van echtbreuk wordt gedrukt. De juiste voorstelling vindt men bij LaMara: Beethoven und die Brunsvicks. Leipzig 1920 en bij Sandberger: Beethoven Aufsatze blz. 84 85. München 1924. Ook Josephine wachtte een roemloos einde. In den zomer van 1808 ontmoette zij in Zwitserland, waar zij den beroemden pedagoog Pestalozzi geraadpleegd had over de opvoeding harer kinderen, een avonturier die zich Baron Stackelberg noemde. Bouze tongen beweerden dat hij slechts de bediende van den baron was, die zich door moord meester had gemaakt van diens papieren. Dit duistere personage sloot zich bij de zusters Brunsvick aan, volgde haar naar het kasteel Martonvasar en liet zich met Josephine huwen. In een huwlijk van eenige jaren slaagde hij erin haar volkomen te ruïneeren, waarn? hij niet stille trom vertrok, om slechts nmaal terug te keeren ten einde de uit hun huwlijk geboren kinderen op te eischen. Met Therese verbond Beethoven een levenslang.; vriendschap. Zij was van de meisjes Brunsvick uiterlijk het minst aanrrekkel'jke, innerlijk het waardevolste. Ook in haar knn men center moeilijk de vrouw zien, die Beethoven bii voortduring had kunnen boeien. Het dagboek, dat z'.j in de jaren 1818 20 hield, heeft op haar ook een zeer onverkwikkelijk licht geworpen. We willen hopen, dat dit pijnlijk hysterische document (nachtelijke gesprekken met een afwezigen minnaar, Louis William Migazzi, een 26-jarigen jongeling, die niet alleen door zijn leeftijd voor een huwlijk met de 43-jarige Therese onmogelijk in aanmerking kon komen) een tijdelijke afwijking van de oud wordende, onbevredigde, [nietsdoende vrouw betet'kende, "jaar indien dit zoo is, waarom vernietigde zij het l- .-r niet? Nu deze dingen eenmaal bekend geworden ',ijn, bederven zij voorgoed het idealistische beeld, -;t de muziekgeschiedenis vroeger van haar teekend Later zocht zij haar toevlucht THERESE V. BRUNSVIK. tot de philantropie en stichtte in Juni 1828 een der eerste kinderbewaarplaatsen pp het vaste land. Het schijnt niet noodzakelijk aan te nemen dat er tusschen haar en Beethoven een andere verhouding dan van bewondering en vriendschap bestaan heeft, de briefwisseling tusschen beiden is grootendeels verloren gegaan, zoodat we hier aangaande geen enkele zekerheid hebben. Maar, Therese was niet mooi, haar schouders waren licht mismaakt en haar kin herinnerde volgens de Hévésy erg aan die van Voltaire. En Beethoven kon nichts nicht Schönes nicht lieben" (Sic)! De keerzijde van een dergelijke opvatting onder vond hij ook: Magdalena Willmann wees zijn huwlijksaanzoek af, omdat Beethoven te leelijk en half gek" was. We kunnen hier onmogelijk alle ons bekende vrouwen, die Beethoven heeft liefgehad en die hem een tijdlang haar liefde schonken, ten tooneele voeren. Het ontroerendst is eigenlijk de stille, door Beethoven niet opgemerkte liefde van de kleine Fanny del Rio, de dochter van den man aan wiens zorgen Beethoven een tijdlang zijn neef toevertrouwde en bij wien hij ongeveer dagelijks aan huis kwam. We danken haar menige herinnering aan Beethoven. Een eigenaardige rol speelt Bettina von ArnimBrentam in Beethovens leven. Deze jonge dame scheen zich ten doel gesteld te hebben, de harten van alle groote mannen in Duitschland stormenderhand te veroveren en hierin slaagde ze tamelijk wel. Met Ooethe stond ze op vertrouwelijken voet en tijdens een verblijf te Weenen verzuimde zij niet Beethoven te bezoeken; zij berichtte Goethe over haar bevin dingen. Aan de volkomen onjuiste voorstelling die de dichter door deze brieven krijgen moest, was het voor een groot deel te wijten, dat de spoedig daarop ge volgde ontmoeting der twee grooten te Teplitz voor beiden een deceptie werd. Hiermede nog niet tevreden vervaardigde Bettina een aantal liefdesbrieven die Beethoven aan haar gericht zou hebben en die nog telkens in de Beethoven-literatuur het hoof d opsteken; ook in het reeds meer geciteerde werk van de Hévésy prijken zij weer in volle glorie en karakteriseeren Beethovens verhouding tot de kleine Bettina, ofschoon de valschheid van deze brieven sinds jaar en dag onomstootelijk vaststaat. In een geheel andere verhouding tot Beethoven staan eenige meer zusterlijke of moederlijke vrien dinnen: Frau Nanette Streicher-Stein, die zich ten doel stelde eenige orde en regelmaat in Beethoven's huishouding te brengen, Beethoven dienstboden bezorgde en in velerlei nooden ter zijde stond, de kunstzusters Marie Bigot en Baronesse Erdmann geb. Graumann, Beethovens Dorothea Caecilia", die voor een der voortreffelijkste vertolksters van Beet hovens klavierwerken doorging en wier tempo rubato" zeer geprezen werd. Een groote plaats in Beethovens hart nam ook de zachte, ziekelijke gravin Erdödy in, wier onverstoorbare vroolijkheid hem zeer aantrok. Het leven heeft de arme vrouw later het lachen wel verleerd. Boven al deze vrouwenfiguren uit echter, straalt in milden glans een meisjesgestalte: Eleonore Von Breuning; niet de Droom van een zomernacht", maar het visioen van een lentemorgen. Aan den ingang van dit leven staat ze, kalm en lieflijk, kuisen en teeder, Beethovens jongensliefde uit Bonn. Was zij het ideaal, dat hij wér zocht in alle andere vrouwen? Men kan den veredelenden invloed, die de ruwe muzi kantenjongen, in de ontvankelijkste jaren, van dit aristocratische, fijne meisje onderging, niet hoog genoeg aanslaan; zonder haar waren in Beethoven de kiemen van teederheid, die voorhanden waren, misschien nooit tot zoo schoenen bloei ontbloeit, als thans het geval is. Beethoven heeft ons in n monumentaal werk zijn vrouwenideaal geteckend: na het beeld van den idealen man, den Heros, in de Eroica te hebben uit gebeiteld, schonk hij ons in de Fidelio de ideale vrouw: de vrouw die terwille van den geliefden man alles op het spel zet, van alles afstand doet en zelfs haar leven feil heeft voor het zijne. Alle erotiek treedt bij deze heroïsche vrouw op den achtergrond, (deze openbaart zich slechts in de figuren van Jaquino en Marzelline als contrast), haar voornemen verheft zich op het oogenblik, dat zij voor het eerst den rampzaligen gevangene zonder hc'm te herkennen aanschouwt, zelfs tot algemeene menschenliefde: wer du auch scist, ich will dich retten". !>? De naam van deze heldin is: Leonore. Of dit toeval is? Wie YOGHURT van OUD-BUSSEM eet, wordt oud, maar blijft jong, KERKSTRAAT 187. - TELEFOON 49344.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl