Historisch Archief 1877-1940
12
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2600
B O R N E E
DOOR PROF. DR.
N H E I N E
J. H. SCHOLTE
Dr. G. Ras, Börne und Heine
als politische Schriftsteller,
J. B, Wolters' U.M. Gro
ningen, Den Haag 1926.
IPv e Redactie verzoekt mij, de
aankon*~* diging van bovenstaand werk op mij
te nemen. De beslissing is even moeilijk:
iiet boek is een academisch proefschrift,
waarbij ondergeteekende promotor was.
is deze relatie een bezwaar? Voor de
redactie van dit weekblad, die de aca
demische verhoudingen kent als nauwe
lijks n andere, blijkbaar niet; voor mij
in theorie stellig, in het concrete geval
minderen om verschillende, nader uiteen
4e zetten, bij-overwegingen ten slotte
ook niet.
Deze aankondiging krijgt daardoor
«enigszins het- karakter van een meer
«uitgebreid en uitvoeriger toegelicht
judicium. Waarom ook niet? Ook achter
de groene tafel- pleegt men zich reken
schap te geven, hoe lof en blaam tegen
elkander afgewogen dienen te worden,
«p welk standpunt zich de beoordeelaar
heeft te plaatsen. Zoo heb ik dan op
10 December j.l. onbewust de lijnen
getrokken, die ook het kader van deze
bespreking kunnen vormen.
Ik wees op het verschil in standpunt,
dat de promotor heeft in te nemen
tegenover een boek, dat door den
gemeenschappelijken arbeid van een nau
welijks aan de collegebanken ontgroei
den student en zijn mentor tot stand is
gekomen, en dat, hetwelk getuigenis is
van de bezonken studie en het gerijpte
levensinzicht van den man van positie,
die zich door den loop der omstandig
heden eerst op gevorderden leeftijd in
staat ziet gesteld om bij een der facul
teiten den doctorstitel op te eisenen.
Juist voor de moderne talen heeft het
Academisch Statuut vele der vooraan
staande taaldocenten geprikkeld om in
de gunstige constellatie, door de. over
gangsbepalingen geschapen, hun
lievelingsstudie weer op te nemen of een
nieuw onderwerp aan te grijpen, ten
«inde hun middelbare bevoegdheid om
te zetten in een academischen graad en
met de doctorale waardigheid te
toekronen. Menig belangrijk werk op
het gebied der Fransche, Duitsche en
ngelsche philologie is dientengevolge
in den loop der laatste jaren verschenen
en heeft een gunstig getuigenis afgelegd
van het wetenschappelijk vermogen
van tal van docenten in den lande, die
tot dusverre alleen in de praktijk van
Jiet onderwijs hun kunde hadden ge
toond. Hoe men over het Academisch
Statuut moge oordeelen, dit is zeker
«en van de groote verdiensten er van.
Wat al vruchten voor de Wetenschap,
maar niet minder: hoeveel winst aan
levensgeluk door al die overgave aan
opbouwend werk!
Zoo Is ook het boek te beoordeelen,
welks titel hierboven is geplaatst. Toch
.is Dr. Ras niet eerst door het Academisch
Statuut tot wetenschappelijk onderzoek
geprikkeld. Reeds een tiental jaren
geleden verscheen van zijn hand in het
tijdschrift Neophilologus een belangrijke
studie: Ludwig Börne als Vermittler
zwischen deutscher und französischer
Kultur". Het moeilijke en delicate
onderwerp, waarbij de verhouding der
toenmalige Fransche en Duitsche
geestesbeschaving, de voor- en nadeelen van
wederzijdsche beïnvloeding beoordeeld
«n tegen elkander afgewogen moesten
worden, kon juist door een Nederlander,
vertrouwd met Duitsche en Fransche
geestesgesteldheid, zoo objectief goed
behandeld worden als in dit opstel is
geschied. Op het tragische lot van
Ludwig Börne, die zijn cultureele
zending met miskenning in Duitschland
«n volslagen onbekendheid in Frankrijk
beloond zag, valt hier het volle licht.
Uit dit opstel is in den loop der jaren
het boek van Dr. Ras gegroeid. Naast
Börne als internationaal politicus wordt
Heine geplaatst, de tijdgenoot, de mede
stander, de vijand. Ook voor het boek
?geldt het voordeel, dat een objectieve
ibuitenstaander het moeilijke probleem,
dat door persoonlijke tegenstellingen
hier en daar een bijna pijnlijk karakter
gekregen heeft, rustig en onbevoor
oordeeld behandelt. In Duitschland zelf
is men bij de beoordeeling van deze
beide schrijvers-politici veelal te een
zijdig óf van hun literaire oeuvre of
van hun individueele eigenschappen
uitgegaan en kende den voorrang toe
aan den een of aan den ander naar gelang
men op talent dan wel op karakter den
1 nadruk geliefde te leggen. Dr. Ras heeft
deze eenzijdigheid weten te vermijden;
naar beide strijders gaat zijn sympathie
uit en ook daar, waar een vergelijkend
oordeel noodzakelijk wordt, plaatst hij
het eene met nauwgezetheid tegenover
het andere, verdeelt licht en schaduw
met de tempering, die de distantie in
ruimte en tijd veroorlooft en voorschrijft.
De sociale en politieke verhoudingen
waren in de jaren, waarin Börne en
Heine op den voorgrond begonnen te
treden, wel uitermate ingewikkeld. Geen
der westeuropeesche volken is den
socialen strijd der negentiende eeuw
zoo ongeschoold begonnen als met de
Börne had het daardoor zwaarder dan
Heine.
Zoo kon het ook gebeuren, dat de
generatie van 1830 in Börne en Heine
geestelijke tweelingbroeders zag, wapen
makkers in denzelfden strijd, terwijl
nauwelijks een decennium later Börne
door de liberalen als hun voorbeeld
geprezen, als hun leider verheerlijkt
wordt, terwijl aan Heine, ,,dem
Charakterlosen", spot en schimp ten deel valt.
,,Börne ist ein Charakter, Heine ein
Chamaleon", schreef Marbach reeds in
het jaar 1836. Dit oordeel, gedachteloos
nagesproken, meer nog met bedoeling
gepropageerd, is het etiket geworden,
waaronder beiden staan gerubriceerd.
Het is de niet geringe verdienste van
Ras, deze uitspraak, die een element
van waarheid bevat, tot de juiste inter
pretatie te hebben teruggebracht. En
daarmee zijn wij midden in het pro
bleem, dat de onderzoeker zich heeft
gesteld: hoe staan wij tegenover deze
beide politici, die elk met eigen middelen
een eigen strijd voerend, welhaast een
eeuw geleden hun journalistieke zending
trachtten te verwerkelijken?
Machtig was de indruk, dien het
ideaal van Börne maakte, door de vurig
heid, waarmee het werd verdedigd.
Maar dit ideaal, dat kan ons allengs
HEINRICH HEINE
(1797?1865)
Duitschers in de jaren van 1815 tto
1830 het geval was. De overgang van
feilen Franschenhaat tot geestdriftige
bewondering in deze korte spanne tijds
vindt niet voldoende redenen in den
veranderden staatkundigen toestand in
Frankrijk: haat zoowel als bewondering
zaten stikvol met misvattingen en
waanbegrippen. De Duitsche bourgeoisie,
opgevoed in de feudale verhoudingen
der achttiende eeuw, volslagen onbewust
van de urgentie van ingrijpende sociale
verschuivingen, die zich vooral in
Engeland reeds begonnen af te teekenen,
stond mijlenver verwijderd van de
Fransche bourgeoisie, die zich in de
Juli-revolutie van de politieke macht
had meester gemaakt. Hieruit ontstond
voor de vooruitstrevende Duitschers een
dualisme, waaraan noch Börne noch
Heine konden ontkomen: het
bevangenblijven in de geestelijke en philosophische
stroomingen der vorige eeuw bij het
aanhangen, propageeren zelfs van mo
derne ideeën. Dit dualisme maakt zoowel
Börne als Heine tot wat men weldra in
Duitschland zou noemen ,,problema
tische Naturen". Te moeilijker werd
het voor hen, naarmate de politiek meer
als hoofddoel van eigen leven en
algemeenen vooruitgang werd beschouwd:
duidelijk zijn, bleef negatief. En daarmee
is het veroordeeld. Oorzaak van alle
kwaad zag hij in het ontbreken van
vrijheid. Maar deze vrijheid blijft voor
hem een vaag begrip, waarvoor elke
omschrijving ontbreekt. Feitelijk komt
zijn politiek slechts neer op de omver
werping van het systeem van Metternich,
ziet hij slechts heil in een strijd tusschen
vorst en volk met als einddoel en
voorwaarde voor alle geluk: de repu
bliek. Als een andere Markies Posa
droomt hij, met miskenning van alle
staatkundige werkelijkheid, van een
gemeenschapsstaat van Franschen en
Duitschers. De oneindig meer gecom
pliceerde en weldra zoo actueele strijd,
die van een nieuwen stand, die rechten
kwam eischen en invloed wist te ver
krijgen, dit emancipatieproces, dat
op de negentiende eeuw blijvend zijn
stempel drukt, heeft in Börne geen
voorgevoel wakker geroepen: de van de
wereld afgewende droomer miste daar
voor het orgaan.
Heine, de sensibele, man van intuitie
en realiteitsgevoel, bezat dit orgaan in
hooge mate. Geheel anders dan Börne,
zag hij de lijnen der geschiedenis en
peilde philosophische diepte. Hij had
geleerd, hoe de idealen der volkeren zich
in de geschiedenis zoo geheel anders
verwerkelijken dan verwachting en
prediking ze voorstelt; dit gaf aan zijn
politieke overtuiging allerminst be
zieling, eer vrees er voor en lichten
afschuw. Zijn scepticisme scheidde hem
van de idealistische politici uit n stuk
a la Börne: zijn spot, zijn soms cynische
nuchterheid moest de tegenstellingen
tot vijandschap verscherpen. Voor ons
is daarbij Börne de man van zijn tijd,
Heine weet zich daarvan los te maken.
Uit eigen diep voelen en denken,
krachtig gesteund door de leer van
Saint-Simon, komt hij tot zijn grootsche
toekomst-conceptie: politieke vrijheid
is slechts van beteekenis, voorzoover zij
bevorderlijk is voor de geestelijke en
religieuse evolutie; zij is nooit einddoel,
maar kan een der wegen vormen, die
naar een betere toekomst leiden. Zijn
strijd geldt niet de vrijheid der gemeen
schap, niet de menschenrechten van het
volk: zijn goddelijke rechten eischt hij
op. In plaats van het spiritueele christen
dom, dat voor het aardsche zwoegen
loon belooft in het hiernamaals, predikt
hij een sensualistisch-pantheistisch so
cialisme:
Auf diesem Felsen Lauen v/ir
Die Kirche von dem driften,
Dem dritkn neuen Testament;
Das Leid ist ausgelilten.
Vernichfet ist das Zweierlei.
Des uns soleng bef ore f;
Die dumme Leiberqualerei
Haf endlich au/gehöref.
Horst du den Cott im finsfern Meer ?
Mit fausend Sfimmen sprichf er.
Und siehsf du ber unserm Haupt
Die fausend Gotfeslichfer?
Der heiige Co/t, der is! im Licht
Wie in den Finsfernissen;
und Colt ist alles, was da isf;
Er ist in unsern Kussen.
Als politicus schijnt Heine minder
revolutionnair dan Börne. Veel minder
radicaal staat hij bij voorbeeld tegenover
het koningschap. In Heine's toekomst
staat zijn de leidende machten de man
nen der wetenschap en der techniek.
Leiding door een geestelijke elite, geen
heerschappij van het volk. Daarvoor
had hij te grooten eerbied voor de
geestelijke herocn der geschiedenis.
Daarvoor was hij te zeer individualist.
Het woord republiek had voor hem een
geheel anderen klank dan voor Börne:
bijna beangstigend profetisch klinkt
zijn woord: ,,Ich bin berzeugt, wenn
wir langst ruhig in unsern Grabern
vermodert sind, kampft man in
Deutschland mit Wort und Schwert für die
Republik; denn die Republik ist eine
Idee, und noch nie haben die Deutschen
eine Idee aufgegeben ohne sie in alle
ihre Konsequenzen durchgefochten zu
haben."
Börne was de strijder, die, overtuigd
van de absolute beteekenis van zijn
politieke leerstellingen, zich met geheel
zijn ziel stelt in dienst van dit ideaal,
Heine is een wereldhervormer van geheel
andere dimensies. Zijn revolutionnaire
ideeën raken niet den vorm, maar het
wezen der menschelijke samenleving:
zij prediken revolutie ook nog voor
onzen tijd.
In ons land hebben Heine's geschrif
ten sinds jaren en jaren een buitenge
wone belangstelling gevonden: hij werd
gedrukt op Nederlandsche persen, werd
gelezen en herlezen door Nederlandsche
jongelieden en oefende invloed op de
Nederlandsche letterkunde. Wij kennen
hem haast beter dan zijn landgenooten
zelf. Natuurlijke belemmeringen, die
vele Duitschers van hem moesten
scheiden, bestonden voor ons niet.
Börne was buiten den engen kring van
de beoefenaren der Duitsche literatuur
wetenschap in ons land vrijwel een
onbekende. Dr. Ras heeft deze beide
mannen naast elkander geplaatst en
hun beteekenis voor tijdgenoot en
nakomelingschap bepaald. Hij heeft
daarmee een goed en grondig werk
verricht. Zijn boek laat zich aangenaam
lezen. De uitgever Wolters zorgde voor
een passend gewaad. Wij wonschen het
in veler handen.