De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 2 april pagina 13

2 april 1927 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 ELISABETH VAN DER VIES ALS HET AMERIK.AANSCHE MEISJE KRONIEK. VAN DEN DANS DOOR J. W.F. WERUMEUS BUNING (Met leekeningen voor de Groene Am sterdammer" door V. E. van Lfytvanck) XL Nederlandsche danskunst Dansmalinee A. en E. van der Vies Dansavond A. J. C. DE duivel uit l'Histoire du Soldat" was tot nu toe de eerste en eenige kennismaking met A. van der Vies: een gedanste figuur, meer dan een dans. De nadere kennis van zijn werk op een Zaterdagsche matinee in den Stads schouwburg, schijnt hem voorloopig in die klasse te zullen handhaven. In zijn afzonderlijke dansen is een gevaarlijke neiging om te vervallen tot abstracte problemen, tot mogelijkheden van bewe ging, tot experiment. Hij is daar geen voortgestuwd danser, hij is in dien zin nog niet creatief, maar raakt eerst thuis in bijv. zijn Jongleur", ironie en ern stige variatie op een music-hall-figuur, in zijn managers uit Parade", daar dus, waar hij een bestaande figuur kan dan sen met ironische of scherp getypeerde en gestyleerde, toegepaste beweging, waar hij kan commenteeren, meer wtllicht nog dan uitbeelden. Die gave, en het vermogen om ze op anderen over te dragen leverde ons een opmerkelijke uitvoering van Cocteau's Parade", waarbij, zonder in dwaze nieuwlichterij te vervallen, de verschillende kermis klanten, de bonimentmakers, acrobaten «n danseresjes juist genoeg van die iro nische moderne bewondering voor en coquetterie met het oude acrobatenambacht bezaten om te amuseeren, te boeien en speelsch pleizier te doen beleven. * * Terloops moge aangeteekend worden dat deze verhouding van de jonge gene raties tegenover circus, kermistent, varité-kunst en acrobatie vaak min of meer die van een verwend en vermoeid kind is. Men is opgetogen over deze zuivere zakelijke ambachten en al hun vereischte vaste bekwaamheid; maar men is tege lijkertijd ietwat intellectueel ontgoo cheld door wat men hun gebrek aan geestelijke inhoud" acht; door het kla tergoud ook en de stereotiepe manieren. Men is, vóór alles, ook geboeid door de speelschheid, maar heeft te veel onzalige honger naar toch nog weer wat anders om het kortweg te genieten en te be wonderen. En zoo wordt het ten slotte dikwijls een ironisch, satirisch spelletje met dit oude spel, waarbij de fijne glimlach zeer zeldzaam is. Men maakt het speelgoed stuk om te zien wat er in zit. En dit is dan veel meer negatief dan positief: men tracht niet, creatief, de oude acrobatische tech niek te verwerven en te herscheppen; men tracht niet clown te worden, maar speelt met den clown als motief. Angst, tenslotte, ontgoocheling, imitatie, een vlucht in de ironie; inplaats van een gul bewonderend hart, open gevoel en scheppingskracht. Parade" is slechts aanleiding tot dit kort commentaar: het slaat er niet direct op. Maar deze verhouding kan niet duurzaam zijn, indien ze zich niet wijzigt. Er dreigt gevaar dat het spelletje met den music-hall in onvruchtbaarheid verloopt: men zou daardoor een van de hechtste oeroude fundamenten van tooneel en dans als grondslag verliezen, een rijke leerschool verwaarloozen door ze enkel in den lachspiegel te blijven zien. De danser is meer gebaat met de kennis van de techniek van den acrobaat dan met de vertooning van zijn uiter lijke rariteiten, ook al levert ons dat een spotziek en speelsch half uur op.... * * Tegenover die artistieke ironie van boven af staat de onpretentieuse groei van een ander dansen, dat van onder op groeit: de volksdans. Elisabeth van der Vies lijkt in wezen, met haar lichte humor en volle vreugde in het dansen, geboren tot volksdanseres, een genre dat men, sinds Argentina verscheen, ge schakeerd weet van louter leven, vitaliteit en vaart, tot de edelste kunst. Bij deze gave, waarin dansen een na tuurlijke uiting is, wacht men zulk een mogelijke ontwikkeling vol belangstel ling af. De waarde van den volksdans werd overigens deze week nogmaals uitvoerig toegelicht door een dansavond der A.J.C. Ook hier zag men, wat bij Argentina in volmaking te zien is: hoe een uiterst eenvoudig motief zooveel gratie en schoonheid kan krijgen en zooveel schakeering en uitbreiding, dat alle experimenteele zoeken naar altijd weer andere abstracte bewegingsmogelijk heden er vermoeiend en hachelijk naast schijnt: eerste atelierstudies, die men ons te vaak als eindresultaat voorzet. Zeer zeker zijn ook deze, soms vereen voudigde, altijd simpele dansfiguren naar oude Nederlandsche, Engelsche, Noorsche en Duitsche dansen niet altijd het ideaal van onzen tijd. Maar zij zijn een uitnemende leerschool, zij leeren dans voelen en zien als vreugde van beweging, zij knoopen oude tradities aan die welhaast verloren waren en geven een dronk helder water na zooveel dat al te artistieke bijsmaken had en ons de dorst bedierf. Men mag vertrouwen dat, waar dui zenden en duizenden zoo ten dans gaan, de dansvormen zich mettertijd weer als van ouds zullen ontwikkelen, trouwens, nieuwe dansen als die van de Geestlander Tanzkreise en een dansspelletje als die vermakelijke boksdans, in dezen kring der A.J.C, ontstaan, bewijzen dat DE ACROBATEN IN PARADE" ABRAHAM VAN DER VIES ALS DE MANAGER de groei zich reeds weder heeft voort gezet. Hoe zou het anders: waar sinds jaren de jeugd weer in den dans leeft als in een feest, en een helder feest, zonder troebelheid, daar wordt de toe komst met elk jaar zekerder. Het is hier slechts een zaak van wijze en vol hardende leiding; de instelling en het streven doen zuiver en oprecht aan: dit is geen kunstmatige kaskweekerij, maar spontane groei. Belangrijk te over om er later nader op terug te komen. Wil men een critische aanteekening dan is het allereerst deze, dat hier gymnastisch nog veel werk voor den boeg ligt. Wat het alledaagsche leven vroeger aan beweging gaf, moet thans aangevuld worden door de gymnastische oefening. Van ouds is aan den best gedansten volksdans deschoonste ontwikkeling beschoren, en technisch kan hier, natuurlijk, nog veel verbeterd worden. Niet met het doel individueele dansers" te kweeken, maar wel omdat er des te meer kracht er van een ding uitgaat, naarmate het beter gedaan wordt. En een korte gymnastische scho ling bij elk dansuur men zag indertijd hetzelfde bij de Engelsche volksdansers zou hier, bij den velen aanwezigen aanleg, prachtige resultaten brengen ! Wellicht zullen de scholen waar de hoog te paard gezeten danskunst thans haar toekomst onder dak heeft gebracht, sterker toenadering moeten zoeken tot dit en soortgelijk streven en omgekeerd. Tenslotte wil men, hoe verschillend van opvatting ook, niet zoo ijsselijk verschil lend resultaat bereiken. De aloude banden tusschen volksdans en danskunst zijn nog niet weer hecht aangeknoopt, toch ligt in hun beider wisselwerking wel licht de eenige zekere redding voor bei den, omdat de een de levenskracht en dansdrift in het volk brengt, en de ander ze veredelt en herschept en vorm geeft. En scheen het de laatste jaren niet vaak dat de wereld van den dans al te schraal bevolkt bleef, en dat eerst de grondslagen verbreed moesten worden door een beweging als deze, voor een vruchtbare voortzetting moge lijk was? Hoezeer volksdans en dans kunst ook eigen aard en karakter be zitten, zij hebben elkaar noodig tot ontwikkeling en schijnen elk voor zich niet te kunnen bestaan. DRAMATISCHE KRONIEK DOOR TOP NAEFF De Stadsschouwburg DE verstoorde bruiloft heeft thans plaats gevonden en de Stadsschouwburg van Amsterdam is weder voor ettelijke jaren in het bezit van het Vereenigd Tooneel", waarvan niemand meer weet wat het vereenigt". Wij zijn een merkwaardig volk op het punt onzer geestelijke waarden. De eerste schouwburg van het land wordt te huur aangeboden, en geen enkel onzer* tooneelgezelschappen begeert zich bloot te stellen aan een sollicitatie.... Faute de combattants, blijft, zooals was bepaald en zooals ieder kon voor zien, het zwakste gezelschap de beste plaats bezetten. Een gezelschap, waar, bij gebrek aan beter, tooneelspelers van het tweede en derde plan de hoofdrollen vervullen, en geen stuk van beteekenis naar redelijkeu eisch van spel en samenspel kan worden vertoond. De eerste actrice nam inmiddels nog haar ontslag. De zekerheid der twaalf-maands-contracten, waar alles om te doen is geweest, veranderde in onzekerheid. Nagenoeg een ton zal het elk jaar kosten om de zaak in het leven te houden En dit alles verontrust niemand, interesseert niemand dan den kleinen kring van onmiddellijk belanghebbenden.... Geen mensch in Nederland, die ook maar een hand opheft.... Doch nauwelijks is er sprake van de goede zeden", of van het ergste wat een Nederlander kan over komen de mogelijkheid, dat de eene of andere vrijheid" aan banden zou kunnen worden gelegd of de tachtigjarige-ooriogsgeest breekt los! Dan wordt een onbeduidend Fransch boulevard-product op het voetstuk der algemeene belangstelling geheven, dan begint men te bemerken, dat er achter de coulissen something rotten" is, dan blaakt de hoofdstad van piëteit en bezorgdheid voor de kunstwerken, die ze, zoodra we weer in ons gewone doen zijn, rustig verknoeien laat, dan heeft ieder den mond vol van onze artistieke onafhankelijkheid op een terrein, waar de arme Muze sinds jaren, naar willekeur beweldadigd en boven haar krachten geëxploiteerd, aan handen en voeten gebonden ligt.... De Stadsschouwburg van Amsterdam blijft voor de Dramatische Kunst een verloren stelling. Zoo zijn onze manieren, en zóó is onze kunstzin. Rofterdamsche Hofsladtooneel De heer van der Lugt Melsert verzoekt ons te vermelden, dat het op nadrukkelijken wensch van den heer Henri Borel, den vertaler van Tagore's De brief van den Koning", is, dat bij deze reprise niet Lily Bouwmeester, maar Annie van Ees de rol van Amal" vervult. Uit de overgelegde correspondentie blijkt, dat de Directeur van het RotterdamschHofstadtooneel persoonlijk vooreerstgenoemde actrice heeft gepleit en slechts noode om den heer Borel niet te froisseeren voor diens pressie is gezwicht. Laat ons hopen voor onze begaafde jongere tooneelspeelsters, dat niet te veel tooneelrecensenten zich tot het vertalen van stukken geroepen zullen ge voelen, wanneer deze medewerking van zoo ingrijpenden invloed op de tooneelhuishouding kan zijn. In de aangehaalde versregels van Kloos, in het vorig nummer, is vóór het afdrukken het laatste woord fluit" per abuis veranderd in lacht". Ik betreur deze noodlottige schending van een van de schoonste gedichten, die in onze taal geschreven zijn, ten zeerste, en troost mij met de gedachte, dat de meeste lezers de woorden wel in het hart gedragen zullen hebben: Zoo als een vogel in den stillen nacht Op ns ontwaakt, omdat de hemel gloeit En denkt, 't is dag, en heft het kopje en fluit....

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl