De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 2 april pagina 15

2 april 1927 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2600 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 OP DEN ECONOMISCHEN U I T K IJ K DOOR JHR. MR. H. SMISSAERT' Waf Duifschland doet N het laatste no. van The Quarterly Review (Januari 1.1.) vindt men een belangwekkend {ongeteekend, dus redactioneel?) artikel onder het «opschrift: What Germany is doing". Duitschland, izoo wordt daarin gezegd, zou bijna door de hoogere ?ontwikkeling zijner nijverheid de geallieerden in den oorlog van '14 hebben verslagen, als niet Amerika hen had gesteund. De groote industrieele leiders in Duitschland beschouwden den oorlog als een dwaas heid, wenschten vreedzame ontplooiing en na den vrede, na de revolutie streeft nu ook de Regeering naar dat doel. Duitschland heeft door den vrede veel terrein en vele natuurlijke hulpbronnen verloren; in de jaren van verwarring na de revolutie was de productie gering. Maar nu schijnt dit alles, ook de ontstellende inflatie, overwonnen en is Duitschlands voortbrengingskracht grooter dan zij was vóór den oorlog. De ongenoemde schrijver voert tal van statistische gegevens aan, om deze laatste uitspraak te staven. De landbouw heeft zich de vondsten van nijverheid «n wetenschap ten nutte gemaakt en wordt uiterst intensief bedreven. De Duitsche aardappeloogst is plm. 40 millioen ton per jaar; die van Oroot-Britanni «n Ierland ongeveer 7. Duitschland bezit, zoo vervolgt 'deze Engelschman, tweemaal zooveel rundvee en vijfmaal zooveel varkens als wij. Na de ondervoeding in oorlogstijd is de massa geslacht vee tusschen 1920 «n 1925 met 50 pCt. toegenomen. Wat steen- en bruinkolen betreft, terwijl in Engeland de praestatie per arbeider slonk, delft Duitschland een grootere massa met minder werklieden. De electrische-krachtvoortbrenging, uitgedrukt in kilowatts steeg van 1,6 millioen in 1913 op bijna 3,6 in 1924 en men gaat in die stijgende lijn nog steeds door. Inzake electriciteit is Engeland in beschamende mate bij Duitschland ten achter; het bezit geen watervallen, geen goedkoope steenkool, geen bruinkool. Duitschland moest terwjlle der reparation" vele locomotieven en rollend materiaal aan de geallieerden leveren; zou het voor den eigen dienst genoeg overhouden? Tusschen 1913 en '24 is het aantal locomotieven per 100 K.M. baan gestegen van 38 op 54, dus met 40 pCt., dat der personenriituigen van 111 op 141, der goederenwagens van 1121 op 1453, dus met plm. 30 pCt. Met dien intensieveren dienst ging samen (tusschen 1922 en J924) het ontslag van 310.000 spoorwegarbeiders! En dit verschijnsel van drastische personeels-vermindering vindt men ook in andere Duitsche be drijven. Terwijl in Engeland de productiviteit per arbeider in de laatste jaren sterk slonk, is zij in Duitschland verhoogd, doordat intensievere en massaproductie op Amerikaanschen voet daar steeds algemeener wordt. En deze beweging breidt zich nog voortdurend uit. Het geldloon in Duitschland is 20 pCt. lager dan in Engeland; de arbeider ginds produceert meer per uur en werkt er langer. Geen wonder, dat Duitsch lands export sterk stijgt: van domestic exports" klom het cijfer van 6,1 millioen mark in 1923 op bijna 8,8, dus met weinig minder dan 50 pCt. in 1925, dus na 2 jaar ! De capaciteit der staal-voortbrenging van Duitschland is, trots het verlies van Sileziëen Elzas-Lotharingen, grooter dan zij in 1913 was, terwijl 1913 toch als een record-jaar gold. In 1925 ?exporteerde Duitschland l*/? millioen ton meer aan ijzer- en staalproducten dan in '24. In hooge mate heeft de Duitsche nijverheid ge profiteerd van de inflatie. Vóór den oorlog stonden de industrieën van Duitschland en Engeland ver moedelijk vrijwel gelijk in de op haar drukkende lasten wegens hypothecaire en andere leeningen, preferente aandeelen enz. Welnu, van 3347 Duitsche vennootschappen is de hypothecaire en andere obli gatie-schuld gedaald van 14,883 millioen mark op ?691 en het totaal der overige schulden van 16,8 op 5,9. De thans nog bestaande schuldenlast is geringer dan de waarde der verbeteringen, in industrieele ondernemingen na den oorlog aangebracht. Bovendien, terwijl de Britsche nijverheid zwaar gebukt gaat onder vele Rijks- en plaatselijke belastingen, doet de Duitsche overheid, ook door hare fiscale politiek, ?wat zij maar kan om de nijverheid te steunen; zij leent aan groote ondernemingen geld voor 2 a 2 VapCt. Na den oorlog verklaarden de Duitschers geruïneerd te zijn, onmachtig om de reparations" te betalen; zij kweekten de waardevermindering van hun ruil middel om den indruk van verarming te wekken. En er was aanvankelijk armoede; zij is er ook nog wel, n.l. onder de beleggers, want de 25.000 millioenen mark, door de nijverheid bijwege van schulddelging tijdens de inflatie gewonnen, is door de schuldeischersbeleggers verloren, maar de massa leeft in welvaart en voorspoed, gelijk de stijgende invoeren van genot middelen (specerijen, koffie, cacao, zuidvruchten, tabak, wijn) bewijzen: het tabaksverbruik b.v. is met 50 pCt. sedert 1914 gestegen, hoewel de prijs is verdubbeld; van cacao is de consumptie 60 pCt. meer dan in 1913. Duitschland zet er alles op, om door nijverheid en .handel terug te winnen wat het door den oorlog heeft verloren. Minder jongelieden studeeren in de rechten, UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE medicijnen, theologie en philologie, maar van de technische hoogescholen is het aantal ingeschrevenen sedert '13 verdubbeld. De arbeiders, in groote meer derheid socialisten, begrijpen ook, dat vreedzame ontwikkeling van de nijverheid is de aangewezen weg. Tusschen 1919 en 1923 gingen in Duitschland 54V2 millioen arbeidsdagen door stakingen teloor, in Engeland 180 millioen. En in Engeland ten jare 1926 alleen: 150 millioen door de steenkolen-staking ! Napoleon, zoo eindigt de schrijver, hechtte aan intellect in oorlogen tienmaal meer waarde dan aan physische factoren. Duitschland herinnert zich dat woord en bereidt zich voor op een herziening van het vonnis van 1919. De toestand wordt verontrustend, want ontwapening in den gewonen zin neemt het gevaar niet weg. De industrieele kracht wordt over weldigend. Gaat Duitschland aldus voort en gaat Engeland door met zijn klassenstrijd, dan zal het ons spoedig op het veld der industrie verslaan, door zijn tucht, de ontwikkeling van het ras, orde, hard werken en doorzettingsvermogen. Mij scheen deze, trouwens rijk gedocumenteerde, beschouwing van Engelsche zijde over wat Duitsch land doet (en bereikt) belangwekkend genoeg om daarbij stil te staan. Zij bevestigt volkomen wat ik in het no. van 19 Februari 1.1. als De Duitsche les" weergaf, gelijk die door een Duitschen professor aan Fransche industrieelen was voorgehouden en waarin de (meer terloops geconstateerde) ontwikkeling van het bedrijfsleven in het land aan gene zijde van den Rijn verklaard werd vooral uit de rationalisatie". Maar nu is het wel eigenaardig, waar te nemen hoe in andere kringen dan die dezer industrieelen gedacht wordt over wat Duitschland sedert 1918 (of 1919) heeft weten tot stand te brengen. Ik las een Fransche bespreking van dit artikel in The Quarterly Review, waarin zoo ongeveer dit werd gezegd: gij, Britten, begint nu te merken dat Duitschland weer sterk en machtig is en gij verontrust u daarover; gij komt dus nu tot het inzicht, dat de vredesvoorwaarden dit herstel niet hebben belet; welnu, laat mij u dan zeggen, dat gij in 1919 tot dit inzicht, dat toen reeds het onze was, hadt moeten komen; gij beseft dit nu 7 jaar te laat; wij drongen aan op eene economische verplettering van den vijand, op een algeheele knock-out", maar gy hebt dat toen niet gewild en nu ziet gij waartoe dit geleid heeft!.'... Zoo wordt dus nu nog in Frankrijk geoordeeld. Er zijn daar toonaangevende lieden, die nog meenen, dat niet alleen een als volslagen bedoelde economische verplettering van den vijand zedelijk geoorloofd was, maar dat zij ook daad van goede politiek zou zijn geweest. Wat mij nog steeds onbegrijpelijk is. Want hoe ter wereld kan men verwachten, dat een kapot getrapte vijand zijn oorlogsschulden zal betalen? En hoe kan het ooit des schuldeischers belang zijn, den schuldenaar te verzwakken? Wie de leus aanhief les Boches payeront", moest dan toch ook die betaling aan de Boches" niet onmogelijk maken. Maar dit daargelaten, gelooft men werkelijk, dat men een arbeidzaam volk van 60 millioen in CentraalEuropa zóó had kunnen bejegenen, dat het econo misch voor goed vernietigd was geweest? Zou niet nog zwaardere last tot nog meer krachtsinspanning hebben geleid? En indien die finale vernietiging doenlijk ware geweest, gelooft men dan niet dat (afgezien van oorlogsschulden) deze verdelging van Duitschland voor de overige beschaafde staten een allerbedenkelijkst feit geweest zou zijn? Het is merk waardig, hoe weinig nog velen beseffen de econo mische solidariteit, waaraan geen ontkomen is. Maar toch ook wel begrijpelijk is, dat deze Aufschwung" van Duitschland zoowel Frankrijk als Engeland verontrust. Kenners zeggen: MIJ smaakt allén een BROCHES Cigaret''

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl