Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2600
BOEKAANKONDIGING
DOOR PROF. DR. H. BRUGMANS
DE ROMAN VAN NAPOLEON *)
Y) E roman van Napoleon, dat is zijn groote neiging
??--'tot Josephine, de eenige vrouw, die hij heeft
liefgehad. Hij heeft haar in 1796 gehuwd tegen den
raad van familieleden en van goede vrienden in. Er
waren ook nog al argumenten tegen dat huwelijk. De
weduwe van den onder de guillotine omgekomen
generaal de Beauharnais, moeder van twee kinderen,
niet meer in haar prille jeugd ook, als een Creoolsche
vroeg oud en ook wat verlept reeds, daarenboven lang
niet onbesproken, feitelijk de minnares van Barras,
van Hoche, van Murat, van wien niet al de
Bonapartes hadden alle redenen dit huwelijk aan hun
reeds befaamden broeder af te raden. Maar men is
geen Napoleon om zich te laten raden, vooral niet
om zich te laten afraden: de jonge generaal zette door
en huwde op een donkeren avond van 1796 de we
duwe Beauharnais. Er is geen andere verklaring te
vinden dan dat hij van Josephine hield met alle
hartstochtelijke kracht waartoe dit sterke karakter
vatbaar was. Voor Josephine stond de zaak stellig
anders. Voor haar was dit huwelijk min of meer een
uitkomst. Zij leefde in de verdorven parvenuwereld
van het directoire, zooals alle nadagen der revoluties
ze jennen, als de herinnering nog van het ancien
régime, waarvan zij de fijne vormen had bewaard,
maar ook het .grove zedebederf. Zij genoot van het
lichte leven van het nog half revolutionnaire Parijs,
altijd vooraan bij de plechtigheden van het Directoire,
maar vervolgd door schuldeischers en bijna voort
durend op den rand van het bankroet. Zij leefde van
déhand in den f and, dikwijls alleen van de kleine en
groote geschenken, die Barras haar wist toe te
stoppen uit zijn eigen zak, nog liever uit de staatskas.
In deze omstandigheden was het aanzoek van den
jongen Bonaparte voor de jonge weduwe Beauharnais
haast een verlossing, in ieder geval een oplossing.
Of zij verder zag en zich een toekomst wilde scheppen?
Het is twijfelachtig. Bonaparte was wel reeds de
kapitein van Toulon, de generaal van Vendémlaire,
maar wie zag in het jaar IV der republiek een
heerscher, een consul, een keizer in hem? Josephine zeker
niet, die eigenlijk nooit geheel heeft begrepen, naast
welk een geweldig genie het lot haar had geplaatst.
Voorloopig wenschte zij niets anders dan haar léven
?van genot en verstrooiing onder den schuts van den
roem van den jongen generaal voort te zetten. Gene
raals waren in die dagen veel van huis en Josephine
had er niet tegen, dat haar Bonaparte in 1796 naar
Italiëtoog voor zijn meest glorieusen veldtocht, mits
zij maar te Parijs mocht blijven. Maar Bonaparte riep
haar te midden der overwinningen tot zich; zeer tegen
haar zin reisde zij naar Italië. Maar ten slotte viel het
mee. Milaan was wel geen Parijs; maar het leven was
er even licht en frivool; bovendien had Josephine
smaak voor representatie en liet zich de hulde van de
bevrijde Italianen gaarne aanleunen. Een amouretje
?met den luitenant Charles brengt alleen een heftige
scène met den generaal; maar Josephine weet hem en
zich door echt vrouwelijke slimheid te redden; ten
slotte had Bonaparte geen enkel bewijs.
Na Leoben en Campo Formio komen Napoleon en
Josephine te Parijs terug. Maar reeds vliegen de
gedachten van den genialen man naar verder doel:
na ItaliëEgypte. Hij weet zijn plannen door te zetten;
hij zal Engeland in Egypte en dan in Indiëden
doodsteek geven. Alexander zweeft hem voor den
geest. Maar in Egypte wordt hij na groot militair
succes door de Engelsche vloot opgesloten; zijn eigen
vloot wordt grootendeels vernield. Intusschen komen
er zeer onrustbarende berichten uit Frankrijk. De
tweede coalitieoorlog is uitgebroken: in Duitschland
worden de Franschen verslagen; geheel Italiëgaat
voor Frankrijk verloren. En dan bereiken Bonaparte
nog andere, niet minder ernstige berichten: Josephine
compromitteert zich opnieuw met den kleinen
Charles; op Malmaison logeert hij geregeld: met open
deuren bedriegt de Creoolsche haar man, den generaal,
die misschien toch nooit terugkomt.
Napoleons besluit is spoedig genomen: hij gaat terug
om Frankrijk, maar ook om zich zelf, om Josephine.
Zijn hartstocht voor haar, die tot een diepe genegen
heid was yerstild,wordt nu na zwaren strijd gekoeld tot
vriendelijke en hoffelijke onverschilligheid. Hij zal
niet van haar scheiden, maar haar dekken door zijn
roem. Als Caesar zal hij terugkeeren; als Caesars
vrouw heeft Josephine niets te vreezen; maar van
haar mag nu ook geen kwaad zelfs worden ondersteld
of gefluisterd. En dan landt Napoleon in October 1799
te Fréjus: de achttiende brumaire is daar.
*) Octave Aubrey. Le roman de Napoléon. Bonaparte
et Josephine. Paris, A. Fayard et de. (1927).
Geschiedenis als roman kan zeer aantrekkelijk zijn:
de historische roman was in de negentiende eeuw een
groot succes. Onze moderne romanschrijvers doen
daar niet meer aan. Maar dat het genre mogelijk is en
aantrekkelijk blijft, bewijzen Couperus en onlangs
Querido. Aubry doet het anders dan zij. Hij houdt
zich strikt aan de historische werkelijkheid en schept
episoden, die nauw samenhangen, als de hoogte
punten van het historische gebeuren. En dan vooral
in tegenstelling tot de oude en ook enkele moderne
historische romans: hier hebben wij den
psychologischen roman. De groote daden van Bonaparte
blijven op den achtergrond; de groote Italiaansche
veldtocht wordt alleen aangestipt: Campo Formio
wordt slechts even genoemd. Alles draait hier om de
persoonlijke verhouding van Napoleon en Josephine:
het is eigenlijk alleen de geschiedenis van de frivole
ontrouw van haar en van de geestelijke reactie van
hem daarop. Zoo is een boek ontstaan, dat ons in
romantischen vorm de deur opent tot een groot
historisch probleem : de liefde van Napoleon. En nog
meer ook: als milieuschildering is het boek ook zeer
aantrekkelijk. Een receptie op het Luxembourg bij de
Directeuren; een avondfeest bij den minister
Talleyrand; Josephine in het paleis Serbelloni te Milaan:
het zijn aardige genrestukjes van cultureel belang.
Een aantrekkelijk boek dus over een belangrijk
onderwerp. Of liever een historische roman, zooals
wij in Nederland er te weinig hebben. ^
[DE HOLLANDSCHE MOLEN[ ^_
DE sympathieke vereeniging De Hollandsche
Molen" heeft haar eerste jaarboekje in het licht
gezonden; moge het nog door vele worden gevolgd.
Dit jaarboekje bevat de verslagen over de jaren!923,
1924 en 1925, zooals die in de algemeene vergade
ringen zijn uitgebracht, benevens enkele bijdragen
over den Hollandschen windmolen, alles ruim ge
llustreerd met voortreffelijke, enkele zeer gevoelige
photographische afbeeldingen van Hollandsche mo
lens. Van die bijdragen vermelden wij eerst het warme
woord van Henri Polak over de molens van Nederland,
dan de scherpzinnige opmerkingen van prof. van
Eysinga. De heer A. L. Boer werd geïnspireerd tot
een goed gevoeld gedicht. Ongenoemden schrijven
behartigenswaardige artikelen over Nederland en zijn
windmolens, over electriciteitsbedrijven en wind
molens en over den Hollandschen molen. Mr. Jan
den Tex geeft een uitvoerig pleidooi tegen
molenbedreiging en voor molenbescherming. De heer G. J.
Honig onderzoekt het historische windrecht. Wat ons
de molenwieken zeggen, weet de heer C. Visser af te
luisteren en ons te vertellen. De heer P. Boorsma
leidt de vereeniging De Zaansche Molen" bij den
lezer in. Uitvoerig zet ten slotte een ongenoemde
uiteen, wat De Hollandsch molene' aan de pers dankt
en hoe de vereeniging daardoor aan invloed en
beteekenis heeft gewonnen.
Het jaarboekje vormt alles te zamen genomen een
aantrekkelijke lectuur; ook de verslagen, die van
sommige vereenigingen de reputatie van dorre droogte
hebben, zijn opgewekt en pittig geschreven. Laat ons
hopen, dat de vereeniging succes heeft met haar
pogingen om wat er nog te redden valt, te redden van
ons kostelijke rnolenbezit.
Waarin ligt eigenlijk de bekoring van een molen en
waarom kijkt men er altijd graag naar, hetzij hij in
rusteloos beweeg zijn wieken draait, hetzij hij in
statige rust zich bereidt tot nieuwen arbeid? Aan het
bouwwerk op zich zelf is weinig te zien; de vorm is
zeer eenvoudig; een treffende constructie is een molen
in den regel niet; er is zelfs iets plomps aan sommige
molens. Mij dunkt, de attractie ligt aan tweeërlei.
Aan het massale van zijn vorm in verband met het
breede land en de hooge lucht van ons vaderland,
waar de molen thuis hoort en ook onmisbaar is. Maar
dan ook in verband daarmede aan de wieken, die
licht en luchtig de sprekende tegenstelling zijn van
den zwaren bouw. Luchtige beweging dus tegenover
massale kracht: in die gelukkige combinatie ligt de
bekoring van den Hollandschen molen. Wie het niet
gelooft, zie maar eens, welk een onbehagelijke tronk
er overblijft, als men den molen van zijn wieken
berooft. En wie dan nog niet overtuigd is, moet maar
eens kijken naar de opzichtige mirakels, die uit
Amerika naar ons land zijn geïmporteerd of, om in den
stijl van den molen te blijven, zijn overgewaaid.
Het spreekt van zelf, dat de moderne tijd andere
eischen stelt dan de vroegere: onze techniek is een
andere dan die van onze voorouders. Maar hoe komt
het dan, dat de oude techniek haast altijd op schoon
heid uitliep, eigenlijk zonder het zelf te willen? En
hoe is het te verklaren, dat de moderne techniek het
dikwijls tot iets leelijks en hinderlijks en zoo zelden tot
iets waarlijk aantrekkelijks b engt? De techniek heeft
stellig haar groote waarde en groot zijn haar werken.
Maar zij mag nimmer zich aan ons leven zelf ver
grijpen: en dat doet zij, als zij ons nationaal schoon
NA VOLBRACHTE DAGTAAK
vernietigt. Gelukkig blijkt ook uit dit jaarboekje,
dat de beste technici het gevaar hebben ingezien ;zi|
begrijpen, dat het leven gaat ook boven de techniek.
Dringt dat inzicht door, dan heeft ,,De Hollandsche
molen" gewonnen spel.
1) Jaarboekje van De Hollandsche Molen". Ver
eeniging tot behoud der molens in Nederland, 1923?1926
COMBINATIE
kamers
HUISKAMER
SALON
SLAAPKAMER
f 1350.
AM 5 T E B D A fl
\ERS
Ik hen niel meer buiten hef windgespeel.
Ik ken niet meer builen de zon.
Ik kan niet meer buiten de lentegeuren
En je liefde die ik won.
Ik kon niet meer buiten hef vogelgezang.
Ik kan niet meer buiten de dauw.
Ik kan niel meer buiten dat wondergebeuren.
Die heerlijke liefde van jou.
Ik kan niet meer builen de bleeke maan
En de sterren oen Bvondstroat.
Ik kan niet meer buiten hel héle leven.
Dat bijna te scheiden staat.
Vertel mij eens nog met wond of blik
Van wat was tusschen jou en mij.
En zeg mij dan, ns nog waar f'is gebleven?
Voor ik mijn leven ui f schrei.
M. MELIUS
VAN NELLE'5 TABAK
KWAÜITEIT
ALOM VERKRIJGBAAR
Voornaamste Kleedinqinrichtin
op elk gebied