De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 9 april pagina 10

9 april 1927 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2601 LUIGI PIRANDELLO OVER ZICH ZELVEN Wij lalen den pionier van hel nieuwe tooneel eens in ons blad zelf aan 'l woord. De schepper van de nieuwe dramatische renaissance ijkt nieuwe plichten voor den auteur. Op revolutionaire wijze gooit hij tooneelspel en rol, stalles en tooneel dooreen. Wat achter de coulissen bleef toovert hij' er vóór. de taal van het tooneel vertaalt. En omdat ik voel dat ik zelf de beste vertaler van mijn stukken ben, heb ik mijzelf een tooneel geschapen en een gezelschap. Pas nu kan ik trachten mijn eigenlijke bedoeling in mijn werk te leggen. Overigens heb ik geen enkel program" en ik vind het mal-apropos van dramatischen stijl te spreken, over expressionisme, impressionisme, naturalisme en wat niet al. Het is bovenal van belang dat de inhoud van een stuk niet door de opvoering wordt doodgedrukt. Jammer genoeg schijnt de ontwikkeling van het tooneel toch die richting in te slaan, zoodat de regisseur eigenlijk in de schoenen treedt van den schrijver. De regisseurs trachten op die wijze den wedloop met den bioscoop vol te houden. Dat is heelemaal verkeerd. Men moet den bioscoop niet op zijn eigen terrein trachten te slaan dat van de regie". Aan den anderen kant, hoe zou ooit de bioscoop kunnen door dringen, tot het achter de schermen"? Nu kan ik gemakkelijk verklaren, waarom mijn arbeid als regisseur zoo dood-eenvoudig is. Het is n.l. alleen maar mijn bedoeling de aandacht van den toeschouwer op den litterairen inhoud van mijn stukken te vestigen. Drie jaar geleden heb ik mijn eigen gezelschap opgericht. Wij bespelen het kleine Odescalchi-theater in Rome. Maar nu staat mijn arbeid als theaterdirekteur voor een keerpunt, aangezien ik in den herfst de directie van Staatsschouwburgen in Turijn, Rome en Milaan op mij neem. Voor dien tijd maken wij echter nog een tournee naar Zuid-Amerika. We zullen in Montevideo, Rio de Janeiro en Buenos Aires op treden. Ook in Chili, overal waar Italianen wonen of waar ze ons gemakkelijk verstaan. Niet alleen dat ik zelf de regisseur van al mijn stukken ben, maar het is ook wel voorgekomen, dat iemand der medespelers plotseling ziek werd en dat ik dan inviel. Ik zie verder een groote regisseurs-fout in het al te veelvuldig instudeeren. Voor ons zijn tien repetities voldoende. Van de tegenwoordige dichters en schrijvers heb ik de grootste bewondering voor Shaw, voor den Duitscher Sternheim en niet te vergeten Jules Romain. Dus voor de Ironici", zou men kunnen zeggen. Men moet ironie vooral niet verwarren met humor. Ironie is niet alleen de gave, alles van een anderen kant te bezien. De humor ziet alleen maar dat alle dingen op hun kop staan, de ironie weet: waarom. Of het nu een voordeel is Ironicus te zijn? De Ironici zijn ongelukkig en gelukkig, omdat ze rijker zijn, omdat ze twee maal leven. Want zij hebben twee levens. Ze leven het doorsneeleven van alle andere menschen en ze leven het andere" leven. Dat is hun geluk.... en hun ongeluk. Copyright anglo-american ncwspaper service. Voor Nederland De Groene Amsterdammer. TOEN ik achttien was, schreef ik reeds na tuurlijk gedichten. Daarna romans en no vellen. In vierentwintig deelen verschenen die; nu zijn ze min of meer vergeten al heb ik er dertig jaar van mijn leven aan gegeven. Maar negen jaar geleden riep opeens een innerlijke stem mij tot het Drama. En deze kunstvorm is in het gewoel onzer tijden zonder twijfel de beste uitdrukkings vorm voor den kunstenaar. Ik heb in de laatste jaren vijfendertig tooneelstukken geschreven. En mijn eenige behoefte is: te schrijven. Niets dan: schrijven. Men doet verkeerd, te denken, dat ik met een of ander stuk een filosofische ver handeling wil geven. Van filosofie gesproken. Vóór alles ben ik: gén filosoof. Maar dat neemt niet weg, dat ik, bijvoorbeeld in het stuk Zes personages op zoek naar een auteur," wel tracht iets te zeggen. Mijn stelling is het, dat het leven uit twee deelen bestaat. Uit Vorm en uit Fantasie. De Vorm is mijn lichaam, maar ook de maatschappij, de geheele samen leving, alles wat om mij heen is. De mensen wil echter de kluisters van den Vorrnverbreken. Vormen Fantasie, gestalte en idee zijn in eeuwigen tweestrijd; dat is der menschen tragedie. Het leven is daarom eeuwige beweging toch verandert het nooit. Steeds willen wij scheppen". Scheppen, doet iedere gedachte. Maar iedere werkelijke schepping breekt weer iets af van den Vorm. Is het nu overdreven te zeggen, dat het ware Leven in het Spel te vinden is, dus op het tooneel? De taak van het leven is slechts, de wenschen der fantasie na te streven; de Kunst daarentegen, Schrijven en Tooneelspelen; dat is het in vervulling gegane scheppen zelf, in alle onbegrensdheid van 's menschen wil en wensch. Het eenige ongestoorde resultaat van het leven is, de van vormen bevrijde Menschheid. Zonder het tooneel te willen prefereeren boven, bijvoorbeeld, de romankunst, moet men toch niet uit het oog verliezen, dat de schrijver van een roman na het beëindigen van den laatsten zin uitgepraat is. Maar bij een tooneelstuk is dat niet het geval. Eerst wordt het geschreven, dan gespeeld. De acteur is de vertaler van het stuk, die het werk van den auteur in Hotel Duin en Daal" - Bloemendaal Str. kond en warm water op alle kamers PRIVÉBADKAMERS - Telefoon 22223 SCHILDERKUNST DOOR A. PLASSCHAERT Floris Verster, Lakenhal, Leiden, I. Wie deze tentoonstelling, deze noodige en ver diende eeretentoonstelling beziet met d' oogen.noodig voor de beoordeeling van schilderkunst, zal ervaren, dat zij die dit werk, toen het nog niet den roem genoot, dien het nu geniet, verdedigd hebben, niet rouwig kunnen staan om wat zij vroeger dan anderen deden, maar, integendeel, verheugd de waarde van hunnen vriend moeten erkennen. Verster was een zeer wer kelijk, een zeer blijvend schilder, een ongewoon en rijp colorist, een hartstochtelijk realist, een schilder van bloemen en van stillevens, soms van landschap; nu en dan een portrettist. Maar hij was, schilder en teekenaar, ten eerste de schilder. Dit wijst deze tentoon stelling onafwijsbaar uit. Niet zijn klare, hardnekkigvoltooide teekeningen zijn het wonder van dit bestaan, maar de sonore, van hartstocht zwellende kleuren van zijn schilderwerk, van zijn geschilderde werken. Er zijn sommigen, zooals Verwey ook, die het meest zich neigen naar deze teekeningen. Dat is te begrijpen. Verwey's hartstocht was meestal de mindere van zijn bezinning (het secundaire in hem is sterker dan het primaire !) hij moest zich getrokken, daardoor, voelen tot de teekeningen, evenals Bremmer, bij wien een gespannnen geduld de kenmerkendste eigenschap bleek. Maar zonder eenige weifeling stel ik vast, dat deze bewering in Verwey's van vriendschap getui gende, inleidende rede de hoofdfout, is naast enkele andere technische onjuistheden. Het bewogen zijn, niet het bewogen blijven en aandachtig zijn, is de grondslag van Verster's kunst. De tweede uitdrukking moge voor een literair-geschoolde als Verwey meer aantrekkelijkheid hebben, zij omvat het werk niet in zijn typeerende verschijning; zij ziet twee dingen in Verster niet op de hun toekomende plaats. Verster was niet een aandachtige, die bij buiten uitspatte in kleur; hij was niet ten eerste de geduldige, schoon heldere teekenaar, hij was de hartstochtelijke, die begreep, dat hij van tijd tot tijd zich bedwingen moest, om opnieuw de hartstochtelijke bekentenis der kleur te kunnen herbeginnen; Verster had de overweging in zich, en levend, dat, wordt de hartstocht niet van tijd tot tijd betoomd en beperkt, hij bij 't ouder worden der jaren de levensvolheid gaat missen; dat hij allicht wordt tot een te groot gebaar, grooter dan de onstuimigheid die het doet ontstaan. Verwey's stelling is voor mij daarom, ten eenenmale tegen de waarheid, en de psychologie van zijn vriend Verster is door hem te veel omgewerkt, herschapen naar 't eigen innerlijk wezen. Zij is te litterair daarbij, zij is niet picturaal ! En dat wordt toch op de tentoonstelling eindloosklaar. Ik ben geen tegenstander van de teekeningen ooit geweest, ik heb ze in jeugdiger jaren als contrast zelf te uitbundig gevierd, maar wie een teekening als de gemberpot b.v. durft stellen boven een schilderij als de Phloxen (1920) b.v. is een slecht gids naar het hart der schilderkunst. Want het gaat toch overal, en ook hier, om die dingen, waarbij ge ervaart, dat de persoonlijkheid van den maker golven uitzendt, die ongestremder dan andere, de verre harten en de verre oogen van hen die in de toekomst zullen leven, kunnen treffen. Hier is de schakeering der persoonlijk heid het sterkst, hier is de eigenheid van den colorist het meest levend en het sterkst-gespannen. De schoone vlam der kleur, zooals geen ander dan Verster, de zeldzame, die kon doen stijgen, brandt hier in harts tochtelijke praal, en is voor een andere persoonlijkheid onbenaderbaar. Dat zou ik (met de noodige beper kingen) niet altoos durven zeggen van zijn teekening. De gemberpot" is natuurlijk een Verster (hij maakte het werk), maar Bremmer's veel armer geduld, had haar eigen inzicht, toch meer invloed dan gewenscht was Ge zoudt nog een tegenwerping kunnen aanvoeren, en zeggen, dat de vorm ook in de latere schilderijen meer kracht kreeg dan hij in de vroegere had. Ik zal dit niet ontkennen; ik hoop nooit een dupe te worden van dogmata, en eenzijdig te staan tegenover de Verschijningen. Dat heeft geen nut. Maar deze grooter vormvastheid was geen vooruit-vastgezet voornemen, zij was een rechtstreeksch uitvloeisel van het ouder worden. Zij was geen bedachtzaamheid ter eerste, zij was een alleen meer gebonden spanning, een vanzelve komen na den uitlaai der jeugd. Zij is een algemeen verschijnsel, geen aesthetisch voornemen. Zij was een spaarzaam zijn met den hartstocht om den hartstocht zelf. Dit is erkenbaar in een schilderij, in meer dan n schilderij met de drie koffiekannen (die familie van koffiekannen ! die drie gebroeders). De kleur heeft, binnen den vorm, daar niet de stilte de rbedachtzaamheid, maar zij bleef de stem en de zin van den harts tocht behouden. De kleur behield daar het groote en vurige leven. Zij is later wel eens verarmd, ook daar zijn een paar voorbeelden van op de tentoonstelling, maar over de gansche linie gezien is zij de heerscheres in dit werk. Haar ongewone rijkdom, haar rood, haar blauw, haar donkerten toch vol laaiing maken Verster tot een in zijn periode en in dit opzicht ongeëvenaard schilder. KONST Particulier zoekt oude schilderijen; eventueel genegen te ruilen tegen moderne. Brieven!bureau van dit blad_?LefterJK.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl