De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 9 april pagina 12

9 april 1927 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2601 BOEKBESPREKING Frons Smits, Ontmoetingen, Lectura, Ant werpen, zonder f aar. Edmond van Otiel, Naar 't Levend Model. L. Opdebeek, Antwerpen 1926. F. V; Toussant van Boelaere, Zurkel en blauwe lavendel, !.. J. Krijn, B'>!S >.<:/, 1926. Of het komt doordat het Vlaamsche werk tegen woordig meer, dan vroeger in Belgiëzelf wordt uit gegeven en mij daardoor minder in handen komt, durf ik niet beslissen, maar ik krijg toch den algemeenen indruk, dat voor de Proza-kunst in Vlaan deren geen krachtige jonge garde gereed staat om de glorierijke banen der oude te volgen of nieuwe banen te zoeken. Dit werk van Frans Smits lijkt me nog wel erg jong. De Erfenis kon een opstel van een schooljongen met wat aanleg zijn. Eigenlijk is er niets bij, dat als verhaal een goed, gaaf geheel vormt en toch schijnt Frans Smits ernaar te s-treven iets voort te brengen in het genre der short story, dat onder de eischen der groote dagbladen tot bloei raakt. Er zijn wel goede détails in zijn werk, in de be schrijving, vooral in Monne, van dien Antwerpschen schipper, die zelf zijn schuit trekt in plaats van paarden te huren, om zoo een schoon costuumke te kunnen koopen voor zijn zoon, die den eersten prijs krijgt op school. Ook in den dialoog is hij soms ge lukkig, o.a. tusschen mejuffrouw Sevenant en haar hondje Petit. Nooit kende hij de liefde, de groote, hartstochtelijke liefde, die geboren wordt uit een heerlijke vrijheid, onder een zonnigen hemel, in straten of op pleinen, die men voor de eerste maal ziet." En het beestje gaat onder dit strenge, kuische regiem van zijn bazin kapot. Ik Weet niet of als pendant bedoeld is het daarop volgende verhaal van een jonge, mooie kloosterzuster, een struische boerenmeid, die met de soeur-économe, een logge, plompe, op jaren, naar Antwerpen moet om inkoopen. Als het koppel 's morgens vroeg afreist, krijgt het de opdracht mee vooral tevens een bezoek te brengen bij Madame Schepmans, een braaf mensch, die dikwijls Wat geeft aan het klooster. Edoch, het blijkt wat de wereldwijze lezer direct zou gesnapt hebben, maar wat den vromen vrouwen volkomen ontgaat dat de heer en mevrouw Schepmans een rendez-vous exploiteeren. De zusters worden er goed ontvangen, missen hun avondtrein, komen in den huize Schepmans nachtverblijf vragen. De jonge zuster Antonia ondervindt vreemde, weinig kloosterlijke sensaties in een bed en kamer, die bijzonder weinig overeenkomst hebben met haar logies in het klooster. Men zou dit verhaal evenzeer een pendant kunnen noemen van iets wat ik jaren geleden bij Otto Erich Hartleben las. Misschien kende de heer Smits het ook. 't Is van een dorpspfarrer, die eens een dienst bewezen heeft aan een beste, gemoedelijke matrone uit de stad en die haar toen heeft beloofd eens te komen logeeren. Als in het stadje nu een theologisch congres gehouden wordt, neemt onze dominee zijn intrek bij zijn vriendin, die er een maison hospitalière op na houdt, waar de goede man niets van merkt. 's Morgens zit hij na een doodonschuldige nachtrust, op zijn pantoffels zijn pijp te rooken op het balkon, terwijl zijn collega's van het congres voorbij komen, die wél den aard van het etablissement kennen. De kern van dit verhaal zit misschien reeds in het geestige, vlotte schetsje van De Maupassant, L'ami Patience. Ik beschuldig hiermee Frans Smits niet van plagiaat. Als hij werkelijk de vertelling van Hartleben gekend heeft, heeft hij ze voortreffelijk omgewerkt en naar . 'slands gelegenheid verduitscht. Hij heeft ereeneigen karakter aan gegeven en de dialoog is ook hier aardig. Edmond van Offel is iemand, die zijn sporen alwel verdiend, heef t; zijn schetsen naar 't levend model zijn gedateerd met de jaren van 1901 tot 1910; drie verschenen er in De Twintigste eeuw. Een moet van later tijd zijn en verscheen niet elders; het is het aardige verhaal Het Bombardement, vaneen familie die zich in den oorlog schuil houdt in hun kelder onder de forsche, eeuwenoude gewelven. Ik krijg den indruk of Van Offel er soms naar zoekt in zijn schetsen plotseling een fel ontroerend moment te doen aanbreken, een mysterieuze hantise te doen werken, zooals dat in het proza van Baudelaire b.v. voorkomt, die weer aansluit bij Poe. Dat lukt hem maar zeer ten deele; maar hij bereikt toch iets fel pakkendsin zijn tee kening van de bittere menschelijke ellende, in de sukkelige verdwazing van de arme tobbers. Ruig en krachtig zet hij ze in hun omgeving van huizen en straten, in de reëele atmosfeer van Weer en wind. Schooier Schroksken is heel goed en gevoelig gedaan, zoo'n rondzwervende sloeber op avontuur naar alles wat hij grijpen en vangen kan, zeulend door de stad. En naderhand, terug in zijn kot, houdt hij uitverkoop onder de buurwijven, een afgekluifde kiekenkarkas" gaat voor zes centen. Ge kunt er godomme de beste soep van koken die ze in een hotel eten !" Enz. Overschot van anderer tafel at hij zelf nooit. Hij at zijn eigen gekocht, lekker brood en hij had geld in zijn beursken op zijn hart. Zoo'n geval teekent van Offel zuiver en krachtig; hij weet uitstekend een stemming te treffen. Ziehier van een rentenierend klerkske, die eenzaam en troosteloos in zijn verlaten huizeke zit: Het dag licht was stillekes uit de kamer heengetrokken langs de twee vensterkens, die als poortjes van klaarte nog openbleven wegen naar de ruimte, naar de Wijde onbekende Wereld. En 't donkerde meer en meer, hier. Dichter en steeds dichter bijeen schenen de nauw zichtbare muren te komen; zwaar en dik schenen ze, als kerkermuren. Het vuur was zeker uit? De kachel stond stom en door 't hertje van 't luchtgat viel er geen gloeiend gruis meer. Opstaan en gaan zien? Hij bleef zonder beweging, zijn lijf kouwelijk ineengekromd in den leunstoel. Vóór hem, onaangeroerd, lag de boterham en 't broksken kaas. En een kop van 't zwarte medecijn stond er ook nog. Hij bleef turen naar de vensters langs waar het licht heen zweefde, als gezift door de oude gordijntjes, dun, droevig en stijve neerhangend. Hij hoestte, en daar vatte de wrange pijn hem weer bij de keel. Och ! 't was Waar; hij was toch maar een sukkelaar! En dat hij het nu eerst gewaar werd ! Wat is toch een mensch alleen op de wereld ;" Eindelijk laat nonkel zich overhalen om bij het getrouwde nichtje Mieke te komen inwonen. Mieke rekent Wel op de erfenis, maar ze doet hem goed. Nonkel leeft heelemaal op, wordt een genoegelijk, weldoorvoed kwiek kereltje. En zie, dan komt de verdwazing. Hij gaat hunkeren naar wat hij zijn heele leven gemist heeft, de vrouw en kinderen. Ritsigsentimenteel en onbeholpen doet hij zijn slappen aanval op de eer van de plompe boerendienstmeid van Mieke en hij trouwt er mee, zet er een kruidenierswinkeltje mee pp in de stad tot ergenis van Mieke en verontwaardiging van heel de buurt. Het motief is oud, maar Van Offel weet zoo iets toch Wel tot aangename, weldoorwerkte kunst te maken. Van Toussaint van Boelaere, dat zijn goede litterari'sche fantasieën en kritieken, maar milder en liefde voller dan die van Huet, met diep inzicht en zuiver. gevoel in goede, klare, krachtige taal geschreven. Fantasie is er eigenlijk Weinig bij; het is meer scherpe, nauwkeurige waarneming van gevoel en geest, soliede uitbeelding van wat hij ziet in schoonheid en leven. Hij houdt hartstochtelijk van het proza; de prozakunst is zijn allerhoogste kunst. Hij leest nooit om het verhaal, maar uitsluitend om de stille schoonheidsontroering. Nooit heeft een boek hem bedwelmd. Ontroerd, ja, bedwelmd nooit. Wij krijgen hier eerst een rustig, kalm waardeerende beschouwing over Conscience, zonder eenige ver blinding voor zijn gebreken die verklaarbaar zijn uit zijn tijd, en het milieu zijner ontwikkeling. Hij kwam op zijn tijd, door geboorte en door opleiding bedeeld met het juist-noodige talent en met de litteraire hoedanigheden, die de eventueele lezer ver dragen kon." Groot is zijn vereering voor Reimond Stijns' Hard Labeur. Ik ken geen roman in de Vlaamsche litera tuur zoo breed en zoo sterk aangelegd, als massa zoo hoog bedoeld als Hard Labeur." Een lucht van waarheid waait er u onmiddellijk uit tegen. Hard Labeur is een werk van scherp en noest boerenleven, met hoekige lijnen en met geweldige, naar 't overdrevene hellende episoden. In tegenstelling tot wat in veel van Stijns' vorigen arbeid waar te nemen is, is de stijl hier vast en gedegen, eerder koud-aandoende dan kleurig, en is de compositie lang niet meer zoo rudimentair". En dan gaat hij na, hoe het kwam, dat Stijns eerst langzaam tot zulk een hooge volkomenheid geraakte. Hij teekent ons het slappe oppervlakkige milieu van zijn vrienden en typeert daarmee voortreffelijk het Vlaamsche letterkundige leven in een bepaalde kring en periode, geeft mee aan wat er noodig is voor de vorming en het vriendschappelijk verkeer om den kunstenaar geschikt te maken voor krachtigen groei, hem te laten geven wat hij kan. VanTeirlinck'sDooIage krijgt de onlangs herdrukte Wonderlijke Mei den hoogsten lof en met groote aanschouwelijkheid toont Toussaint de bijzondere waarde in onderlinge verhouding aan van de verhalen uit dezen bundel. Klaarheid en aanschouwelijkheid, breedheid treffen bijzonder in dit mooie boek met studies over de Vlaamsche litteratuur van Conscience tot nu. Hoe leeft Verriest voor ons in die weinige bladzijden, in zijn vurigen strijd niet tegen Fransche opschriften en dergelijke uiterlijkheden meer, maar voor de echte, levende Vlaamsche cultuur. Victor de la Montagne, ik herinnerde me hern vaag uit mijn jongensjaren uit eenige lieve, teere versjes, zooals er meer zijn, had sedert nooit iets meer van hem gemerkt, maar wat wordt hij hier in een paar regels een interessante, breede figuur, krachtig levend in eigen en vreemde kunst op verlerlei gebied, een fijne litteraire geest. Er zou een geheel nieuw opstel te schrijven zijn over dit boek,dat ons zulke nieuwe, frissche gezichts punten opent op de Vlaamsche kunst. Want dan zijn daar nog die korte, rake notities over de kunst van Karel van de Woestijne en de heerlijke dagboekaanteekeningen over Prosper van Langendonck. Welk een geestige mémoires o.a. over het gezelschap De Distel, vol fijne teekenende détails. Wie Van Langendonck kennen en waardeeren wil, kan niet zonder deze aanteekeningen, waaruit zulkeen groote liefde en kennis spreekt. J. PRINSEN J.Lz. (TOOSEN^WAOTIAN PIANO'S-ORGELS! NIEUWE DUITSCHE BOEKEN DOOR A. KANN Hans der Traumer, Rudolj Rueli Der Kelch. und die Brüder, Hans von Hülsen?Der Mann im Morgendammer, Oeorg Hisch/eld. Verlag von Philip Reclam jun. Leipzig. Deze drie boeken zijn door Reclam buitengewoon smaakvol uitgegeven, de banden zijn sober en mooi van kleur. De geheele verzorging evenaart die der goede Engelsche uitgaven van amusements-literatuur. Het is alleen maar jammer, dat een ruimere versprei ding van lichte lectuur uit Duitschland natuurlijk wordt tegengehouden door het hardnekkig gebruik van Gothische letters, waar Fischer en Rowohlt gelukkig boven uit zijn. Hans der Traumer is een simpel gegeven. Een jongetje dat door overgevoeligheid en gebrek aan energie te weinig levenskracht heeft, wondt en stoot zich overal en sterft als jonge man, zonder dat n van zijn gaven zich heeft kunnen ontwikkelen. Er is niet veel van dit boek geworden, omdat de conflicten die de arme Hans al door zijn aard alleen had moeten doormaken, noodeloos aangedikt zijn door zijn om geving ruw en bekrompen te maken. Als we niet alleen lezen van duelleerende studenten, maar ook van lokalen, die naar bloed ruiken, waar doktoren klaar staan omlde toekomstige verwonden te verbinden, alsof dit absoluut zoo hoort na het dagelijksche spreekuur, en als we a! den onzin van feodaliteit en eer in dezelfde afgesleten worden van vroeger weer voor ons zien, dan hoeven we nog lang geen Traumer" te zijn om ons daar evenmin thuis te gevoelen. Het boek begint fijn en als wij in den loop van het verhaal niets meer verwachten treft ons ook weer het einde als mooi geschreven en poëtisch, hoewel eenigszins sentimenteel. Der Kelch und die Brüder" is een goed en boeiend geschreven verhaal. Een glasblazerszoon, geholpen door gunstig toeval eerst en verder door zijn groote intellectueele begaafdheid, werkt zich op tot een zeer beroemd dokter. Bij een operatie vermoordt hij zijn vrouw. De motieven die hem tot deze daad leiden zijn zoo uitermate gecompliceerd en fijn ontleed, dat zij tot den werkelijken en belangrijken inhoud van het boek werden. De mystiek van den kelk, waarin de glas blazer-vader stervend zijn bloed blies, en die door den zoon als talisman bewaard werd, lijkt me niet zeer gelukkig en de hoogst proletige broeder, die zich in het na-oorlogsche Duitschland tot socialist van beteekenis had opgewerkt, doet aan de geschiedenis van den dokter ook geen goed. Alleen moet dit even worden vermeld ter verklaring van den titel. Der Mann im Morgendammer". Een boek dat veeleer sympathiek is en prettig vlot gelezen kan worden, dan dat het je artistiek iets zegt. Het is alsof een eerlijke schoolmeester je zoo aanschouwelijk moge lijk duidelijk wil maken, dat de wereld, en Duitsch land in het bijzonder, door werken en werken allén van al zijn na-oorlogsweeën kan genezen, dat partijhaat en klassenhaat verderfelijk zijn, omdat van twee kanten domheid slechts met domheid strijdt en dat de arbeider man uit het volk broeder moet wor den van den werkgever?man van de beschaving. Het pleit voor den schrijver, dat ondanks deze theo rieën, die te vanzelfsprekend zijn om ons belang in te boezemen, het boek toch boeit. De verschillende personen zijn zuiver getypeerd en het is bij de be schrijvingen van de groote fabriek alsof het dreunen van geweldige machines op den achtergrond van het gebeuren iets weergeeft van het onafwendbare van het noodlot. ONTVANGEN BOEKEN. Alfred Polgar. Orchester von Oben. Ernst Rowohlt Verlag. Berlin. Een verzameling krantenfeuilletonnetjes, van-dagtot-dagjesJeigenlijk.iHiervindt Barbarossa zijnmeester. Wie het leven in de herfstdagen van het CentraalEuropa der laatste jaren nog eens in vogelvlucht wil overzien, voor hem is dit boekje een kostelijk bezit. De zeldzame begaafdheid, waarmee hier allerlei menschelijke situaties geteekend zijn, zullen zelfs hem bevrediging schenken, die op zoek is naar de afleiding, die een psychologische roman den fijnproever kan bezorgen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl