De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 9 april pagina 16

9 april 1927 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

16 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2601 C O M O E D I A DOOR HENRIK SCHOLTE Het Nieuwe Nederlandsch Tooneel: Spel van Lief de en Dood", doorRomain Rolland MET een zonderlinge voorkeur voor ethische grootspraak heeft Rolland hier een soort drama aere perennius willen scheppen, dat in den grond niet boven een romantisch dagverhaal der Fransche Revolutie uitgekomen is. De liefde van een vrouw voor een vogelvrijverklaarde komt in botsing met haar sterkere aanhankelijkheid voor den echtgenoot, die door zijn gematigdheid aan de Ter reur ten offer valt. Op den valschen pas, dien vriendenhanden haar verstrekt hadden, verleent zij den minnaar doortocht, om haar man in den dood te volgen. Het stuk heeft motieven, die te aanvaarden zijn: eenig tijdcoloriet en vage omtrekken van personen, die in hun tegenstelling wel een breedere menschelijkheid doen doorschemeren. De rebel quand même tegenover den meer bedachtzamen wijsgeer van zijn tijd de kleine, warmbloedige vrouw, tot hetaere geworden in den revolutiestorm, tegenover haar grootere zuster, die de strijd om liefde en plicht op een hooger plan verheft. Met dit materiaal had men zeer zeker een tragedie kunnen bouwen, maar Rolland is een slechte architect. Overal is de verf verkeerd aangebracht, overal lekt het van opzettelijk opge drongen moraliteit. En het geheele stuk zou onder zijn eigen pathos begraven zijn, als niet de laatste scènes, hoezeer ook vieux, jeu, voor een dramatische ontknooping hadden gezorgd. Saalborn heeft dit langademige stuk in snel tempo doorgenomen en eenige figuren laten optreden in den authentieken Twee Weezen"-stijl. Zoo kregen we een creatie van Gobau, waarbij alles wat niet muur- en nagelvast was, in elkaar dreigde de storten. Aan dit wildemannetje-spelen mogen onze grootvaders in hun tijd plezier gehad hebben, wij betreuren alleen de krachtsinspanning. Saalborn zelf speelde een mooie, maar wat eentonige Courvoisier: gedragen, stil en waardig. Mevrouw Royaards had wel een zeer passieve opvatting van de vrouwelijke hoofdrol en bekoorde meer in kleine détails dan in den grooten tweestrijd van dit karakter. Spel en regie der bijfiguren was grootendeels in den luidruchtigen drakentrant. Hun komst was echter steeds een welkome onderbreking van de weinig boeiende tirades der hoofdpersonen en in het begin waren met name Elias van Praag en Enny de Leeuwe wel aannemelijk. Grand Theater: Revue Van Eigen Bodem", door J. Elsensohn en Louis Davids. Het is weer volop kermis in de Amstelstraat! Aan den ingang is nu zelfs een Bonte Bühne" ver rezen, waarvan ik de prestaties toch eens ga bewon deren, als ik maar een boerendochter vond, bereid om met mij de onbekende zonde van een advocaatje in de Nieuwe Karseboom te plegen. Aan den overkant, op veiliger terrein, heeft Pisuisse zoo juist een paar weken huisgehouden, de oude" Swiep in zijn besten vorm: Privas' Travail", Oilbert's Mad Willy",de Spieldosen-shimmey" en veel klein werk van eigen vinding. In de groote tent maken Davids en Elsensohn nationalistisch spektakel, spuien de taal schoon van uitheemsche vaktermen (?BontéBühne"!) en be reiken een kleine, sympathieke, zij het ook niet opvallend-geestige revue. Als men hier de Fransche onderscheiding van revue littéraire" en revue a spectacle" mag overplanten, dan wil deze stellig tot de eerste categorie behooren en keert zich furieus tegen zijn halfbroeder, al te furieus zelfs. Juist de revue littéraire" moet zijn kracht zoeken in onver dachte satyre, in het pure plezier om in den ruimsten zin politiek" te hekelen. Nu zijn Elsensohn's paro dieën (de woekeraar en de cel bijv.) wel goed bedoeld, maar weinig origineel en bovendien niet vaardig genoeg toegespitst. De toon van deze revue is wat te zwaar voor haar bedoeling. Spel dito. Ik zie deze combinatie van Aaf Bouber, Elsensohn en Emil Timrott, als het zoo valt, nog eens dingen doen, waar heel Amsterdam versteld van staat. Dezen keer moeten wij echter genoegen nemen met fragmenten: Elsensohn en Aaf Bouber in de filmsketch, waar uit een bad van sentimentaliteit toch wel iets zuivers te voorschijn komt. Voorts een even tjes zwaarder aangezette rechter en later een cipier van Elsensohn. En van Timrott, uitstekend marqueur in zijn genre, een mooi brok spel als de gevangene, een heerlijke grime als de woekeraar en een knappe travesti als v. Karnebeek en Clémenceau in het radio grapje van den heer Mullens. Maar het groote succes van deze revue is toch weer Louis Davids als conférencier, die hier op den juisten populairen toon en met een kostelijke gevatheid voor opmerkingen uit de zaal, Jushny c.s. overtreft op een manier waarop wij trotsch kunnen zijn. Aan Jushny denkt men ook bij het lied van de heiërs", al had ik toen ik hier een paar weken geleden over schreef het heiërslied wel heel anders in gedachten. Zijn eigen répertoire heeft Davids uit La Gait overgeplant. Het is echter, alleraardigst van taal en knap gezongen, zoozeer van het beste dat wij hebben in het genre van het levenslied, dat het in tweede instantie wellicht nog meer bijval oogst. Rotl.-Hofstadiooneel: Dover?Ca/a/s". Een stukje, dat geestig amusement had kunnen zijn met dit idee van de manlijke Doornroos, die nu al twintig jaar op zijn jacht de zee rondvaart en door de komst vaneen brutaal journalistetje tiitzijnmisanthropischen slaap gewekt wordt, en met dit weergaloos knap decor, waarvoor de familie van der Lugt alle eer toe komt. Jammer, dat na de eerste verrassing en na de joyeuse entree van de pseudo-drenkelinge het stuk voor ons geen geheimen meer heeft. Dubbel jammer bovendien, dat drie bedrijven hier volgestopt zijn met een dialoog van zoo opgeprikte en soms grove onzin, dat de verveling zelfs met eenige wreveligheid gemengd wordt. De man, die ons hiermee denkt te onderhouden, kan van het eerste de beste handige boulevard-product nog leeren hoe men conversatie schrijven moet. Voor de bezetting van dit stuk is een heele equipage in de weer en Roemer en Bron zijn de aardigste grappenmakers. Cor van der Lugt heeft zich als de zure anthroposaurus" onherkenbaar gecamouffleerd, Annie van Ees vervult daarnaast de ondankbare taak om voor een nergens tot leven gekomen rol nog sym pathie te wekken. Er waren alle elementen voor een operette en geen voor het tooneel. DIT MERK IS EEN WAARBORG VOOR ONOVER TROFFEN REPRODUCTIE EN ONGEËVENAARDE AFWERKING. N.V. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY, AMSTERD. VEERKADE 22A DEN HAAS. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD DOOR CONSTANT VAN WESSEM Frederic Lamono T AMOND behoorde tot de laatste leerlingen van ?*-? Liszt. De school" van Liszt richtte geen pianisten af. Zij konden van Liszt's techniek leeren en deze leerde hun de techniek als middel tot individueele vrijheid beoefenen. Het is merkwaardig, dat Liszt geen leerboek heeft nagelaten. De leerlingen konden wel zijn techniek, maar niet zijn groot gemoed over nemen, als zij zelf geen,.inhoud" hadden, die zich in de virtuositeit als een spel van universeelen levensdrang onthulde. Lamond is ongetwijfeld een van hen, die met Liszt's techniek de middelen tot een individueele vrijheid in hun spel leerden veroveren. Lamond laat ons een zeer persoonlijk spel hooren, maar hij uit ea zijn geheele wezen op een meeslepende, overtuigende wijze in. Lamond's Beethoven-spel bijv. is krachtig, sterk en gepassioneerd, romantisch van opzet, zoo men wil, maar altijd stroomend en bewogen op een oer-rythme, een oer-drift, die aanstekelijk werkt onder het luisteren. Lamond speelde verleden Donderdag Beethoven's 5de pianoconcert, lenig, driftig en wild als een groote improvisatie in een verbazingwekkend tempo, waarbij ons alle opvattingen" verlieten, doch meesleepend als een stortbeek, die over een rand steenen stroomt. Zulk prachtig, levend spel, dat tegelijk de rijpheid van een sterk, groot gemoed had, herinner ik mij maar zelden van Lamond gehoord te hebben en het stiet onze appreciatie van het spel van Lamond, waaraan wij den indruk hadden behouden van eenigszins in grilligheid en willekeur te verloopen, weer omhoog naar het niveau der grootste pianisten. Dit spel en dit concert van Beethoven was een overwinning" op onze met Mahler's 5e symphonie wat weifelachtig geworden stemmingen. De tegenstel ling van muziek, die ondanks de rampen van haar componist niet ongelukkig is en de vermoeiende en niet meer geheel voor ons toegankelijke klacht van een ongelukkig stemmende muziek als die van Mahler's 5de symphonie was zeker treffend, hoewel beide meesterlijk werden uitgevoerd en Mengelberg in de muziek van Mahler al zijn overtuigingskracht gaf en tegelijk in zijn directie met uiterste doel treffendheid alle details belichtte. Mahler's 5de symphonie ging aan ons voorbij. Tevergeefs verlangden wij de suggesties van vóór 1920 terug. Wij begrijpen haar, maar voelen haar niet meer. Het is mogelijk, dat wij zelf, verdiept in de problemen en de mogelijkheden, die de toonkunst van onzen eigen tijd ons biedt als ,,stem" van onzen eigen tijd, voor dezentenhemelschreiendendoodengang, die voor ons thans van den overkant van den Styx klinkt en ons Mahler's Hel, openbaart in ons nadeel veranderd zijn, en geen open hart, geen open gemoed meer voor deze ontroostbare menschelijkheid" heb ben. Het is ook mogelijk dat het een instinctieve afweer van het levensgevoel in ons is, dat weigert zich nog langer te begeven in sensaties, die ons uitzichtloos ongelukkig maken, want zelfs dit intellectueel schert send en mathematisch-speelsche slot der symphonie brengt ons niets, wat ons van de zwarte fataliteit die langzaam over ons komt bevrijdt. Dat wij dit niet meer willen verandert niets aan de waarachtigheid van deze muziek; wij zelf zijn andere menschen geworden! Beethoven, die zich ook ongelukkig gevoelde, maar nooit ongelukkig makende muziek schreef, staat ons nader dan Mahler. Het heeft geen zin Mahler als een voortgezette lijn van Beethoven te zien; het feit der overwonnen en der uitgezegde" rampzalig heid scheidt hen beiden reeds als musicus. T E L l O 6 O 5ontwer ker Qrteljorisstraat 26-28 Haarlem. G EVESTIGD 1856. Lid der Korr.Goedgek.Vereeniging van Bontwerkersbedrijven. Bewaren van pelterijen gedurende den zomer. Alle pelterijen bij mij in bewaring zijn tegen inbraak en brandschade verzekerd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl