De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 9 april pagina 5

9 april 1927 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Nö. 2601 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND LEVENSVRAGEN VAN HET SOCIALISME DOOR MR. H. GILTAY Hei doel van hei /even TV/I EN zal vragen: wat heeft dit algemeene probleem iVAmet het Socialisme te maken? Alles. Want het Socialisme is een levensbeschouwing, en de eerste vraag, die een levensbeschouwing heeft te beantwoor den, is die naar het doel van het leven. Weliswaar heeft het Socialisme zich tot dusver aan dergelijke algemeene vragen weinig gelegen laten liggen. Het bepaalde zich in hoofdzaak tot het aangeven van het bijzondere doel, dat het zich ge steld heeft en dat wij het best kunnen omschrijven met de bekende Bentham'sche formule: het grootste geluk voor het grootste aantal. Het is echter duidelijk, dat in deze bijzondere doelstelling een antwoord op de algemeene vraag naar het doel des levens ligt opge sloten en wel dit: het doel van het leven is geluk. Het zou mij niet verwonderen, als de meeste lezers van dit artikel, of zij socialist zijn of niet, dit antwoord terstond als juist zullen aanvaarden en zeggen: maar dat spreekt toch vanzelf! Voor den modernen mensen is de stelling: geluk het doel des levens, inderdaad een axioma geworden, waaraan geen twijfel mogelijk schijnt. Men zal nog eerder geneigd zijn aan het parallellen-axioma der meetkunde te twijfelen dan aan dit geluks-axioma. En toch kan zelfs een vluchtige blik op de cultuur geschiedenis ons leeren, dat er tijden geweest zijn, waarin dit axioma heelemaal geen axioma was, tijden, waarin het doel des levens niet gezien werd in geluk, maar in het vervullen eener taak: het dienen van God, het strijden voor de vrijheid, voor het geloof enz. Zoo beschouwde bijv. Plato het leven als een den mensch toevertrouwden post, dien hij als getrouw strijder tot zijn laatste krachten moet verdedigen. Wat volgt hieruit? In de eerste plaats dit, dat wij niet het recht hebben te zeggen, dat geluk het doel des levens is. Hoogstens mogen wij zeggen: wij mo dernen beschouwen geluk als levensdoel. Maar het uitgeven dezer subjectieve opvatting voor een eeuwige objectieve waarheid is ongeoorloofd. Maar dan rijst onmiddellijk deze vraag: héft het le ven dan wel een doel"? Is er een eindpunt aan te geven, waar al het levende heenstree f t? En wanneer wij dan de wijssten der menschen raadplegen, hen, die het diepst in het wezen der dingen hebben geschouwd, dan krijgen wij ten antwoord: neen; tiet leven heeft geen doel, dan.... zichzelf. Uit de vele getuigenissen, die ik hier zou kunnen aanhalen, zal ik er twee kiezen. De eerste van den middeleeuwschen mysticus Meister Eckhart. Deze zegt in een zijner preeken: Wie duizend jaar lang aan het leven zou vragen: waarom leeft gij? zou niets anders ten antwoord krijgen dan^ik leef, omdat ik leef. Dat komt hierom, wijl het leven vanuit zijn eigen grond leeft en uit zichzelf opwelt; daarom, omdat het uit zichzelf leeft, leeft het zonder waarom." En, vijf eeuwen later, Ooethe: Es kommt offenbar im Leben aufs Leben und nicht auf ein Resultat desselben an." Dit is het diepste weten, waartoe de menschen ge komen zijn het weten, dat het leven zonder waarom is. Nu zal men zeggen: maar dan is het Ie ven doelloos en een doelloos leven is het leven niet waard." Deze conclusie is te snel. Al heeft het Leven, het Al-Leven geen ander doel dan zichzelf, dit beteekent niet dat ons individueele leven, dat van het Al-Leven een deel is, geen doel zou hebben. Zou iemand den moed hebben Eckhart's^of Goethe's leven doelloos" te noemen? Er is geen twijfel aan, of beiden, hoezeer wetend dat het Leven geen ander doel heeft dan zichzelf, wisten met volkomen zekerheid, wat het doel van hun leven was. En dat dit doel niet geluk was. Wellicht zouden wij beider doel kunnen omschrijven met de prachtige woorden, waarmede Beethoven zijn hoogste doel aanduidde: sich der Gottheit mehr als andere Menschen nahern, und von hier aus die Strahlen der Gottheit unter das Menschengeschlecht verbreiten." Zou zulk een leven doelloos zijn? Wanneer wij zoo, met de oogen dezer grooten, het leven zien, beseffen wij hoe armzalig een tijd is als de onze, waarin het geluk", van mensch of menschheid, algemeen als hoogste goed wordt gesteld en nagestreefd. Dan voelen wij, voor de zooveelste maal weer eens, dat onze tijd, ondanks zijn wetenschap en techniek-wonderen, een ondergangstijd is. Wij zijn, om met Spengler te spreken, van de Vogel-perspektive" tot de Frosch-perspektive" afgedaald. Wij hebben voor de kosmische grootheid van het Leven alle oog verloren en zijn slechts bezorgd om ons eigen kleine leventje zoo gelukkig", d. w.z. zoo comfortabel en veilig mogelijk te maken. En ons idealisme" be paalt zich ertoe, dit geluk" wel aan zoovelen mogelijk te willen geven. Maar zooals Spengler zegt: Das Dasein der Welt, in welcher wir auf unserm kleinen Gestirn eine kleine Episode abspinnen, ist etwas vielzuErhabenes, als dass Erbarmlichkeiten wie,,das Glück der Meisten" Ziel und Zweck sein könnten." En toch berust het moderne Socialisme, evenals onze gansche moderne beschaving, enkel en alleen op deze ErbSrmlichkeit." Nu verwacht ik hier, van socialistische zijde, deze tegenwerping: als het Socia lisme dan zoo erbarmelijk" is, als ge meent, hoe verDE EEUWIGE WOEST IJ NZANDRUITER Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan HELAAS, AL WEER DES CHATEAUX EN ESPAGNE" klaart ge dan de heroïsche zelfopoffering en doodsver achting, die zoovele socialisten in den loop der tijden getoond hebben? Is het mogelijk, dat een erbarme lijk" ideaal helden in het leven roept? Hier moeten wij scherp onderscheiden. En wel tusschen het algemeene levensdoel, dat een tijd of een volk of klasse in een bepaalden tijd zich bewust stelt, n de onbewuste drijfveeren, die de enkelingen tot hun daden drijven. Een Eugène Leviné, die met den kreet Es lebe die Weltrevolution !" onder het vuur van Noske's soldaten valt, is een held, een geloofsheld zoo goed als Huss of Savonarola. Wat hem in dat laatste, vreeselijke oogenblik vervulde, was zeker niet erbarmlich, maar de extase van het hoogste offer. En zoo zijn ook in den wereldoorlog duizenden als helden gevallen, in den hoogsten zin van het woord. Maar bewijst dit iets voor de heiligheid der zaak, waarvoor zij vielen? Zal niet elk socialist erkennen, dat de millioenen, die in den wereldoorlog vielen, gevallen zijn voor een slechte zaak ? Maar ik verwacht nog een tweede tegenwerping. Men zal zeggen: het nastreven van eigen geluk is egoïsme, dat is waar. Maar wij socialisten doen dat niet, wij streven het geluk van allen, van de menschheid na". Ik wil een oogenblik aannemen, dat dit inderdaad het geval is. Ik geef toe, dat de socialisten dan geen egoïsten, maar altruïsten zouden zijn. Maar het blijft altruïsme ten behoeve van een erbarmelijk doel. Want als geluk voor een individueel leven een erbarmelijk doel is, is het dit ook als doel voor de som van alle individueele levens,die de menschheid vormen. Zichzelf te offeren voor de gemeenschap kan goed zijn. Wanneer men het doet in naam eener groote idee. Maar zich te offeren voor een armzaligheid als het geluk der meesten is een allerdroevigst misverstand. Daar komt nog iets bij. De socialisten vooral de communisten zijn niet alleen bereid zichzelf te offeren voor het geluk der toekomstige menschen, maar achten zich gerechtigd daarvoor ook anderen, thans-levenden in den dood te jagen. Dit is de zwakste plek der communistische moraal". Als het menschenliefde is, die de communisten bezielt, dan is het die eigenaardige menschenliefde, die Nietzsche als Fernstenliebe" heeft betiteld. Tegenover de tegenwoordige menschen schijnt de communist eer vervuld van Nachstenhass." Henriëtte Roland Holst haalt ergens met instem ming de uitspraak aan van een Russischen communist, die het thans levende geslacht mest op de velden der toekomst" noemde. Hieruit spreekt een zonderlinge soort van menschenliefde. Dat iemand zichzelf als mest wenscht te beschouwen, is zijn zaak. Maar waaraan hij het moreele recht zou ontleenen zijn evenmenschen als zoodanig te beschouwen n te gebruiken, is mij een raadsel. Hiermee zal ik voor ditmaal eindigen. Ik hoop dat het bovenstaande, hoe beknopt ook, voor velen, die oprecht naar een nieuw Socialisme streven, aan leiding moge zijn om, vóór zij zich in gedetailleerde politieke en ekonomische problemen begeven, de algemeene grondslagen van hun levensbeschouwing aan een ernstig, kritisch onderzoek te onderwerpen. J. S. MEUWSEN, Hofl. A'dam-R'dam-Den Haag. DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl