Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, VAN 16 APRIL 1927
No. 2602
Bij de Grenadiers aan het Front
Aan den Dood ontsnapt
door
WINSTON CHURCHILL
'"POEN de Britsche regeering de Gallipoli-operaties
staakte, diende ik het verzoek in, wederom bij
het veldleger ingedeeld te worden. Den lezer ben ik
den uitleg verschuldigd, dat ik, al heb ik vijf jaren
velddienst achter den rug en al had ik meer strijd mee
gemaakt dan menig kolonel of generaal, in den mo
dernen loopgravenoorlog nog onvoldoende ervaring
had. Alvorens dan ook als brigade-commandant op
te treden, vroeg ik aan als majoor bij de garde-divisie
te worden ingedeeld, en wel bij een bataljon grenadiers.
Ik zou hier de noodige instructie het beste kunnen
opdoen.
Lord Cavan, de generaal die het bevel voerde over
de garde-divisie, en tot wien French mij verwezen had,
zei me: Ik zal u indeelen bij een van de beste kolonels,
. die ik heb. Van zult u meer leeren, dan van ieder
ander." In zijn auto nam hij me mee naar een plaats
achter het front, waar juist eenige compagnieën op
rukten.
. Oeneraal Cavan stelde mij aan den kolonel voor en
reed terug. Daar stond ik, met een armzalig hoopje
bagage in den regen. Ik kreeg een paard en zoo
sjokten we achter de opmarcheerende troepen aan.
Het was een donkere Novemberdag en een ijskoude
motregen viel over de grijze vlakte. Het werd avond
en terwijl we zwijgend het front naderden, vlekte het
roode licht van de kanonnen over den horizont bij het
intermitteerend gedonder van het geschut. Zoo reden
we stapvoets voort, totdat eindelijk de kolonel de
stilte verbrak en zei:
Ik voel me verplicht u te vertellen, dat wij niet
gekend werden in het feit, dat u bij ons zoudt worden
ingedeeld." Ik antwoordde dat ik zelf niet geweten
had bij welk bataljon ik sou worden aangesteld, maar
dat we er nu maar the best of it" van moesten maken.
Weer een lange stilte. Toen begon de Adjudant:
*,We moeten uw uitrusting tot het allernoodigste
beperken, majoor. Er zijn bij ons geen
communicatieloopgraven. We zouden alles in het open veld moeten
aanvoeren. Maar we kunnen toch een oppasser missen,
die een paar droge sokken en uw scheergerei mee kan
nemen."
Toen weer dezelfde zwijgzaamheid. Ten slotte
hielden we stil. Er kwamen twee ordonnansen om
onze paarden in ohtvangst te nemen. Toen gingen we
te voet naar het hoofdkwartier.
De bataljonsstaf was gevestigd in een stukgeschoten
boerderij, Ebenezer-hoeve geheeten. Genoeg
metselwerk was er overeind blijven staan om eenige be
scherming tegen kogels te verleenen, maar niet genoeg
om den vijand het idee te geven, dat er een staf ge
vestigd was. Achter de verkruimelde muren was een
soort bouwsel opgetrokken van zandzakken, in drie
of vier afdeelingen. Een houtskoolvuurtje zorgde er
zelfs voor wat warmte. De adjudant vroeg mij, waar
ik wou slapen. Ik vroeg om een schuilplaats in een
loopgraaf, er was er een in de buurt. Wij trokken er
op uit, hij was moeilijk te vinden in het donker en
we mochten geen zaklantaarn gebruiken. Na een
kwartier vonden we hem, een soort put, vier voet diep,
met een voet water er in. Dat ging niet, we kozen toen
een naburigen telefoonpost. Op onzen weg terug naar
Ebenezer-farm, in het donker, floten de vijandelijke
kogels over onze hoofden.
Zoo was mijn welkom bij de grenadiers.
Ik zal er steeds trotsch op blijven, dat ik er slaagde
mij hier aanstonds in te burgeren en met de mannen
werkelijke vriendschapsbanden aan te knoopen, die
ik nu nog steeds onderhoud. Ik had niet meer dan
acht en veertig uur noodig om hun tegenstand tegen
den politicus" te overwinnen. En al bleef het weer
guur en koud, de kolonel zelfs begon te ontdooien,
vooral toen ik hem vroeg of ik mee mocht gaan de
rondte doen. Hij accepteerde me en legde mij van allles
uit. Zoo sopten we samen door sneeuw en modder
rond en hoe meer kogels er om onze ooren floten, hoe
toeschietelijker hij werd. Twee of drie uur lang gingen
wij er iederen dag en iederen nacht op uit en langzamer
hand vergat hij dat ik een politicus" was en dat hij
niet gekend was in het feit van mijn toevoeging."
Langzamerhand voelde ik mij er dan ook thuis als
de meest model beroepsofficier, en verstoutte mij
te verzoeken in de gevechtslinie te werk gesteld te
worden, om de toestanden in de loopgraven beter te
leeren kennen. Bij den kolonel viel dit verzoek in
goede aarde.
Nu moet ik erkennen, dat ik daar nog een heimelij ken
grond voor had het was bij ons namelijk
kurkdroog". In de loopgraven zelf was een gering alcohol
gebruik echter toegestaan. En speciaal in dit koude
winterweer was ik een groot voorstander van een
matig gebruik van het opwekkend vocht.
Den lezer zou ik iets willen meegeven van de be
wondering die ik voelde, en nog voel, voor onze dappere
grenadiers aan het front. Al was er op dat oogenblik
geen slag aan den gang, het ging er toch levendig toe.
Kanon- en geweervuur bestookten ons zonder ophou
den en het weer veranderde van vorst in piasregens
en van piasregens in vorst. Niemand was ooit droog
of warm en steeds gingen er convooien van gewonden
terug naar Ebenezer-hoeve. De officieren hielden hun
manschappen bezig met graven en het verrichtten in
Niemandsland van de noodige reparaties aan
draadversperringen.
**?
Hoe langer men leeft, hoe langer men realiseert
dat alles van het noodlot afhangt, des te moeilijker
is het, te gelooven dat deze oppermachtige factor
in het menschelijk leven uit het blinde toeval voort
vloeit.
Op een middag, toen ik brieven zat te schrijven
(het ochtendbombardement was over en we konden
naar kansberekening op rust rekenen), kwam er een
ordonnans met een telegram Generaal H. wenscht
majoor Churchill om 4 uur in Merville te ontmoeten.
Om 3.15 zal een auto bij den Rouge-Croix-zijsprong
wachten." Ik nam afscheid van den compagnies
commandant en ging op weg. Ik was nog geen twee
honderd yard verder, toen ik het gefluit van projec
tielen hoorde en zag hoe er eenige ontploften boven de
loopgraven, die ik zoojuist had verlaten. Ik lette er
verder niet op en ploeterde voort door de wanhopige
modder. Ik zweette en mopperde. Wat moet die
generaal van me, dacht ik. Zeker iets bizonders,
anders had hij me niet zoo laten wegroepen.
Eindelijk kwam ik op het afgesproken punt. Niets
te zien. Ik wachtte vol ongeduld. Na een klein uur
kwam er een stafofficier te voet aan. Bent u majoor
Churchill?" Zeker".
Wel, er was een misverstand. De auto is ergens
anders heen gegaan. Nu is het te laat om naar Merville
te komen. En de generaal is naar het Hoofdkwartier
terug." Ik vroeg wat er was. Niets", zei de staf
officier, niets bizonders. De generaal kwam toch
dezen kant uit en hij wou alleen maar een praatje met
u maken".
Ik was woedend.
Het was langzamerhand donker geworden en ik
begon het gemodder terug. Op den koop toe verdwaal
de ik. Na twee uur zoekens vond ik den weg naar den
telefoon-post en terwijl de kogels onheilspellend om
mij heen gonsden en ik overdacht, hoe vee! beter ik het
nog geen veertien dagen geleden had gehad, toen ik
een gezeten lid van het kabinet was, stak ik, uitgeput
en dorstig, mijn hoofd door den ingang van het
eerste-het-beste off iciersverblijf, dat ik in het labyrinth
der loopgraven passeerde.
Hello", riepen ze me toe, jij bent ook een boffer,
vandaag."
Daar heb ik nog niet veel van gezien", antwoordde
ik gemelijk, en houden jullie me nou maar niet voor
den gek." Verder uitte ik nog eenige gepaste op
merkingen aan het adres van H. H. opperofficieren,
die er zulke gelegenheden voor uitzoeken om een klets
praatje te komen maken.
Nu, als je terug bent bij je compagnie, zul je wel
zien, waarom je geboft hebt," zeiden ze. Ik lette verder
niet op hen, maar besteedde al mijn aandacht aan
een glas whisky, waarna ik me weer op weg begaf.
Twintig yard van mijn schuilplaats werd ik aangespro
ken door een sergeant, die er op wacht stond, en
die zei: We hebben uw rommel naar den loopgraaf
van kapitein M. gebracht, majoor."
Waarom?"
Uw loopgraaf is door een ontploffing verwoest."
Schade?"
Een verschrikkelijke bende en N. is gedood;
gaat u er maar niet heen".
Ik begon nu te begrijpen, waarom de officieren mij
een boffer hadden genoemd. Wanneer is 't gebeurd?",
vroeg ik.
Een minuut of vijf, nadat u weg was. Een granaat
sloeg N.'s hoofd af."
Plotseling voelde ik mijn woede tegen generaal H.
bekoelen. Was hij een werktuig geweest van het Lot
dat mij op het laatste oogenblik van een fatale plaats
had wég-gewenkt?
Copyright voor Nederland,,, De Groene Amsterdammer''
BATENBURG & FOLMER
(G. W. FOLMER)
DEN HAAG,
HUYGENSPARK 22
BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS
MET SAFE-INRICHTING
VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE
INTERNATIONALE TRANSPORTEN