Historisch Archief 1877-1940
No. 2602
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 16 APRIL 1927
21
UIT DEN GEMEENTE.RAA
DOOR BARBAROSSA
MET TEEKENINGEN VOOR DE GROENE AMSTERDAMMER" OP DE LEI VAN JANTJE
AVE Caesar, al kletsende groeten
wij u! .
Nog enkele weken en deze Raad zal
op sterven na dood zijn. Reeds loopen er
enkelen met de witte rozen van het
nirwana pp de wangen rond en straks
zullen zij in den stroom verdwijnen
waaruit zij door het kiezerscorps opge
haald zijn.
Het zwaarste verlies lijdt de Raad
door het weggaan van den
anti-revolutionnair Spier. Een oer-Amsterdam
mer, vermoedelijk een uit de buurt niet
van Leeuwarderadeel of Bijrvliet, zooals
er zooveel in deze Amsterdamsche ver
tegenwoordiging zitten het waar
achtige Amsterdamsche accent is er
zelfs zeldzaam en het is en blijft een
wingen over bouw-, verbouw- en
huurkwesties.
Mede verdwijnt de katholiek
Erftemeyer. Een kalm lid waar wij geen last
van gehad hebben. Het raadslidmaat
schap gaf dezen middenstander blijkbaar
steeds minder voldoening en hij geeft
het maar op. Wat verstandig is. Meerveld
de Over-Yer, schijnt hier ook den
langsten tijd gezeten te hebben. Hij
heeft een nummer gekregen dat ver
moedelijk net iets te laag zal zijn en wie
weet, als de Hervormde Staatspartij of
de Staatkundig Gereformeerden erg te
keer gaan, of zelfs de Generaal niet op
het veld van eer zal blijven. Wat ook
jammer zou zijn, want hij is een van
onze meest geziene leden, wiens korte
woord" iedereen gaarne hoort. En zal
Mevrouw van Zelm het klaar spelen
als de echte spruit van het echte Moskou
en als no. 2 op de lijst terug te keeren?
Het is zeer te bezien en reeds schikt
Doornbusch wat op om plaats te maken
voor den vierden Wijnkopiaan. En
hoe staat het met den Majoor? Ook
over hem gaan booze geruchten en
volgens kenners van het ingewikkelde
rekensysteem dat evenredige vertegen
woordiging" heet, is zijn kans niet al te
florissant. Hij staat achter den leider en
achter Jansen, die de Jordaan aan zijn
hielen heeft hangen naar Arpad Weiss
hoopt, terwijl de Majoor alleen beroemd
is in de contrijen van het
Rembrandtplein en Amstelstraat en dat is maar een
handjevol en van vlottende kwaliteit.
Zoo verdwijnen eenige sieraden uit dit
gezelschap dat, vergeleken bij het vorige
en al de daaraan voorafgaande, van een
bedenkelijke kwaliteit getoond heeft
te zijn.
genot als den Exter er in aan het zingen
gaat maar een Amsterdammer
getogen ergens in de schaduw van de
Montalbaenstoren. Hij sprak niet veel,
maar als hij sprak had hij altijd wat te
zeggen. Een goed en stevig
anti-revolutionnair maar voor alles toch een goed
burger van zijn geliefde stad. Bouw
kwesties hadden bij dezen bouwer
uitteraard zijn belangstelling, doch hij
was niet als de katholiek Peters, die
over niets anders spreekt en, ergens in
zijn omvangrijk lichaam geprikt, onmid
dellijk leegloopt en den wethouder van
Publieke Werken of die voor de
Volkshuisvesting^verdrinkt in zijn
beschoubehooren, wordt de spoeling erg dun en
het wordt zelfs de vraag of de dikwijls
met de communisten stemmende Zachie
Jansen het halen zal. Zijn paling, zoo
dik als uw pols, is wel beroemd van de
Raambarrière tot de Eenhoornsluis,
maar wat helpt dat als de
Franschepadders niet mee willen en op een ander
stemmen wiens Woorden nog dikker zijn
dan de dikste paling?
Over het hoofd van den leider der
christelijk-historischen ligt de dauw der
menschelijkheid. Misschien raakt hij bij
een ietwat democratischer samen
stelling van den Raad zijn wethouder
schap kwijt maar daar zal hij ten slotte
niet rouwig om zijn. Het heeft eenige
jaren geduurd voor hij, de
groot-sokkenkoopman, het onderscheid wist tusschen
een gi s-kei en een steekbeitel en nu hij
er achter is, weet hij zijn kennis nog
niet goed toe te passen. Doch wat kan
hem gebeuren? Frida is zeker van haar
kiezers en kiezeressen en in dat vooruit
zicht sprak hij zelfs vandaag
geparfumeerder dan anders.
Baas, de anti-revolutionnair, ziet er
betrokken uit. Hij leidt nu den aanval
op de plaats die Douwes jarenlang met
zooveel verdienste heeft ingenomen maar
ook onder de anti's zijn de geesten
wakker geworden en Douwes, die in
dezen Raad de rol van den goeden oom
vervult die altijd, als de herrie het
hoogste is, een gemoedelijk woord weet
te vinden, schijnt niet meer zoo erg
in den smaak te vallen. Men verlangt
ook daar blijkbaar iets dat pootiger
werkt en dan is Baas met zijn zwaar
gefundeerde speeches wel een man voor
hen. Doch wat geeft dat alles als Kersten
door hun rijen waart en de schaapkens
aan het dolen brengt?
niet opnieuw het oude deuntje van de
belastingverlaging zoet gefloten na ons
eerst de stuipen op het lijf gejaagd te
hebben met zijn aangedraaide vermenig
vuldiger?
Rest nog Wijnkoop die zich verbeeldt
op rozen te zitten. Hij is nog bewegelijker
dan anders, hij is nog prikkelender en
wist het vandaag zelfs zoover te brengen
dat hij den Machtige tot een klein
uitvalletje aan zijn adres wist te bewegen,
wat er op wijst dat wij een paar rumoe
rige verkiezingsdagen tegemoet gaan
waarin het tusschen de Wijnkoopers en
de sociaal-democraten hard tegen hard
gaan.
In dezen zieltogenden Raad hadden
de discussies heel weinig om het lijf.
Het belangrijkste was dat wij een nieuwe
Intusschen werpen de aanstaande
gebeurtenissen reeds hun schaduwen
op het aangelaat der leiders. Walrave
schijnt een hoofd gegroeid en er ligt
een waas van vrede en liefde over zijn
mannelijke trekken. Hij telde vandaag
aanhoudend zijn schare en als hij tot
drie gekomen was, begon hij opnieuw en
glimlachte. Men kon zien dat hij op
minstens vijf rekent.
Weiss was een tikje zenuwachtig. Het
is wel een succes, dat lidmaatschap
van de Staten, maar nu er 172
candidaten voor den Raad zijn en er velen
onder zijn die tot den Middenstand
Ketelaar lijkt in deze dagen meer dan
ooit op een stroomgod. Alles stroomt
aan hem, zijn haar en zijn knevel en zijn
wangen en zelfs zijn kiezers en hij ziet er
evenmin opgewekt uit. Wat blijft er,
na deze statenverkiezingen, over van den
schoonen droom: een wethouderschap
van Abrahams op de plaats van Vos?
Tenzij de sociaal-democraten zoo zeer
in last en tal toenemen dat zij met drie
vrijzinnig-democraten over de meerder
heid beschikken. En wie weet? Is daar
de Miranda's verkiezingsei niet de
huurverordening en heeft de Machtige
gemeentelijke instelling rijker bleken
te zijn: die van den rustenden reser
vist" ! Na de boventallige onderwijzer"
en de driedubbel-uitgetrokken sigaren
maker", nu de rustende reservist". Het
is een behoorlijk betaald baantje en de
voornaamste bezigheid van dezen reser
vist schijnt te zijn uit te rusten van de
vermoeienissen van het visschen of van
een of andere liefhebberij. Als
exrustend schutter voel ik mij bijster tot
deze categorie van gemeentewerklieden
aangetrokken en het zal u en ieder ander
burger onzer stad genoegen doen te zien
dat de moeilijke kunst van het rusten
nog niet geheel en al in gemeentedienst
is verloren gegaan.