Historisch Archief 1877-1940
F)e Groene Amsterdammer
<fe>c_yWcehbIad voor Nederland
.. sinds vjjftigja&r
aan de spits der
?weekbladen . . . ."
ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP
Redacteuren. H. BRUGMANS EN TOP VAN RHIJN-NAEFF
Secretaris der Redactie i C. F. VAN DAM KEIZERSGRACHT 333
Uitg.i N.V. DE GROENE AMSTERDAMMER AMSTERDAM
TOE AND HEEL
Socïts
OPGERICHT IN 1877
No. 2603
ZATERDAG 23 APRIL 1927
Het Paaschcongres van
de S. D. A. P.
DIEP en pijnlijk heeft het mij getroffen, dat
Wibaut heeft gesproken zooals hij sprak. Des
te meer, omdat ik zijne woorden schadelijk achtte
voor het prestige, dat de partijvoorzitter naar buiten
moet genieten. Ik heb dan ook lang in beraad ge
staan, of ik na het voorgevallene een nieuwe
candjdatuur voor partijvoorzitter zou aanvaarden. Als
ik niet geweten had, dat ik daardoor de partij in
moeilijkheden zou brengen, zou ik hebben geweigerd".
Aldus de heer Henri Polak, op het Paaschcongres
van de S. D. A. P. Het Nederlandsen-Belgisch
tractaat want de heer Wibaut vuurde de gewraakte
tirade op den heer Polak af, toen hij in de Eerste
Kamer de redevoering aanviel, waarmede zijn collega
het tractaat had bestreden heeft niet alleen ver
schil van meening onder de leiders der S. D. A. P.
te weeg gebracht, maar blijkbaar ook persoonlijke
gevoeligheden gewekt.
| De heer Wibaut verklaarde op het congres, gekwetst
te zijn geworden door de wijze, waarop de heer Polak
zich in de Eerste Kamer had uitgelaten over het
nieuwe internationalisme", over de Europeesche
gedachte", ter wille waarvan de voorstanders van het
tractaat een stuk eigenbelang wilden offeren. De heer
Polak had zich, volgens hem, behooren te herinneren
dat hij ook voorzitter van de S. D. A. P. was en zich,
?wegens het diep verschil van inzicht", dat bij deze
partij over het tractaat bestond, eenige reserve moeten
opleggen.
Indien de beide heeren zich, wijselijk, op het con
gres niet van repliek over dit onderwerp hadden ont
houden, zou de heer Polak misschien zijn tegenstander
hebben tegemoet gevoerd, dat juist hij vergeten scheen
te zijn, dat zijn slagen niet alleen het Eerste-Kamerlid
Polak, maar tevens den voorzitter der S. D. A. P.
troffen, en dat het werkelijk niet noodig was geweest,
op de afbreuk, die reeds aan het prestige der partij
was toegebracht, nog een vermindering van het gezag
van haar voorzitter te laten volgen.
Aan het prestige der partij want het diep ver
schil van inzicht", waarvan de heer Wibaut gewaagde,
heeft aangetoond, dat ook de S. D. A. P. , die in
theorie zoo eensgezind is omtrent het ondergeschikt
maken van nationale belangen aan het belang van
de gemeenschap der volken, uiteenvalt zoodra, bij
een gewichtig vraagstuk van buitenlands^he staat
kunde, de internationalistische gezindheid in botsing
komt met de neiging om eerst voor zich zelf te zorgen.
Bij de ontwapening wil de S. D. A. P. ook hierom
vóórgaan, opdat andere volken volgen; lag het niet
in dezelfde lijn, ook bij een regeling, als tusschen
Nederland en Belgiëmoet worden getroffen, een voor
beeld te geven, ten teeken dat nieuwe tijden in de
internationale samenleving zijn aangebroken?
Inderdaad, van inconsequentie aan hare beginselen
zou niemand de S. D. A. P. hebben beschuldigd,
wanneer zij eenparig had geijverd voor de aanneming
van het tractaat; maar het is begrijpelijk, dat ook
onder hare leiders mannen werden aangetroffen, die
niet zóó idealistisch gezind zijn, dat zij al te goed" en
daarmee ,,buurman's gek" willen worden.
Naarmate de S. D. A. P. grooter invloed op bestuur
en wetgeving heeft verworven en daardoor meer ver
antwoordelijkheid kreeg te dragen, viel het haar moei
lijker trouw te blijven aan sommige leuzen, aange
heven in den tijd toen zij zich de weelde van alleen
oppositie-partij te zijn, kon veroorloven. Zij onder
vindt thans den last ervan, dat een aantal
partijgenooten achter blijven bij deze evolutie en niet
kunnen vergeten wat hun eenmaal is ingeprent.
Dit bleek o. a. bij de discussies op het congres over
een onderwerp, dat een grooter deel van den tijd in
beslag nam, dan waarop zijne belangrijkheid naar
het oordeel van een buitenstaander het aanspraak
scheen te geven; maar de congressisten zelf dachten
daar blijkbaar anders over; en juist dit is weer op
merkelijk.
Wij bedoelen de kwestie, die op het congres werd
aangeduid als de opening", n.l. de tegenwoordigheid
van een aantal sociaaldemocratische Kamerleden bij
de plechtige opening door de Koningin van de zitting
der Staten-Oeneraal.
Sinds 1898 hadden zij zich daarvan onthouden.
Eerst in 1926 gingen zij daarheen niet allen,
maar de meesten hunner; de weg daartoe was ge
ffend, omdat een vorig congres had besloten, aan
de Kamerfractie de vrijheid te laten, hierover naar
eigen goedvinden te beslissen. Kort vóór de
vereenigde zitting van September 1926 verscheen er een
artikel in Het Volk, waarin de sociaaldemocratische
Kamerleden rekenschap gaven van de redenen, die
hen hadden bewogen om niet langer afwezig te blijven.
Toen wij hier indertijd over die redenen" schreven,
konden wij ze ongeveer aldus resumeeren: langzamer
hand, naarmate er meer sociaaldemocraten zitting
kregen in gemeentelijke en provinciale besturen, heeft
zich de practijk gevestigd, dat onze vertegenwoor
digers, bij officieele bezoeken van de Koningin of van
leden der koninklijke familie, zich niet onttrokken
aan hunne representatieve verplichtingen; waarom
zullen wij nu voor dat eene geval, bij de opening der
Staten-Generaal, een gedragslijn blijven volgen, die
niet meer past in de ontwikkeling der verhoudingen" ?
Straks zullen er, naar wij hopen, ook sociaaldemo
craten tot het ambt van minister worden geroepen;
dan zal het, volgens het algemeen gevoelen", van
zelf spreken" dat onze Kamerleden de voorlezing der
troonrede bijwonen.
Wij hebben toen opgemerkt dat dit reeds lang
van zelf had gesproken" en dat er al van 1898 af
geen geldige reden voor hun afwezigheid had bestaan.
De leiders van de partij, zoo schreven wij, moeten
reeds geruimen tijd de dwaasheid hebben beseft van
het zich stelselmatig onthouden van deelneming aan
deze Vereenigde Vergadering der Staten-Oeneraal;
en dat zij ten langen leste volgens dit inzicht durven
handelen, bewijst dat de overgroote meerderheid
hunner partij nu ook zoo ver gevorderd is.
In dit laatste hebben wij ons toch eenigszins ver
gist; de meerderheid der partij heeft inderdaad haar
zegel gehecht aan het besluit van de Kamerleden;
maar zij was niet zoo groot als wij vermoedden; het
regende ingezonden stukken in Het Volk en moties
van afdeelingen der partij, waarbij werd geprotesteerd
tegen het opgaan naar de Ridderzaal; op het jongste
congres is ten slotte wel de door het Partijbestuur
voorgestelde motie aangenomen, waarbij aan de
Kamerfractie de beslissing werd gelaten over het al
of niet bijwonen van de openingsvergadering maar
vóór deze motie werden uitgebracht 478 stemmen en
363 er tegen; de minderheid, die van geen transigeeren
met het Koningschap wil weten, is dus nog vrij groot.
Een van de woordvoerders dezer minderheid ten
INHOUD:
i.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
9.
10.
11.
12.
13.
15.
16.
17.
18.
l».
20.
Prof. Dr O. W. Kernkamp, Het Paaschcongres
van de S D. A P.
Winston Churchill, Bulldog en Tyger.
Joh. Braakensiek, De apotheose van HetS.D.A.P.
Congres Dr. A. Schuckink Kool, Een jubileum.
Mr. H. O. Koster, Een schandelijke
wetsontduiduiking Spreektaal.
Dr. Jan Romein, Amerika's Welvaart L. J.
Jordaan, Duitschland's herleving.
Annle Salomons, Btjkomsttgheaen.
Dr. Jac. P Thijsse, Uit de natuur.
Red Elis M. Rogge. Voor Vrouwen.
H. O. v. d V., De vaste bespeler van den Stads
schouwburg.
J. U. F. Werumeus Buning, Kroniek van den
Dans H Middendorp, Boekbespreking.
Top Naeff, Dram. Kroniek M. de
RoodeHeyermans, Congres der S D. A. P.
Otto van Tussenbroek, Aanplakbiljetten.
Paul Sabel, Spaarkas en Accountant J. O.
Sinia, Palembang.
Dr. J. Tielrooy. N. Fransche boeken Henrlk
Schoïte, Comoedia,
C. van Wessem, Muziek H. J. M. Walen
kamp, Gerzon's nieuwe gebouw.
Dr. H. C Mulder, Studie en Vrijheid.
Melis Stoke, Het spooksel aan den muur, met
teekenirg door Karel van Seben.
Melis Stoke, Rijmkronyck Joh. L., Mijn Fibnt
Bijvoegsel: Joh. Braakensiek. Het 15 j. bestaan
van het Genootschap voor Kinderherstellings- en
Vacantiekolonies.
Ringc
Kersen
Pralines
Bijfcondepfrissc
Aangename i
£t «p <tta naamiitge&f aan
den orutetAant tmtv d»
congresse gaf te kennen, dat het wegblijven uit de
Ridderzaal een traditie" in de partij was geworden:
de jongeren hebben van de ouderen nooit anders dan
afkeuring van deze parade" geleerd; op allerlei wijze
is de vertooning bespottelijk gemaakt; daar houden
de jongeren zich aan; zoo sticht het bijwonen van de
opening verwarring".
Ja, en zoo komt boontje om zijn loontje ; als
je vroeger de leer hebt verkondigd, dat een sociaal
democraat zich vernedert door dergelijke vertoo
ningen" bij te wonen, zijn er altijd menschen, die je
aan je woord houden, wanneer dit je niet meer ge
legen komt !
Maar gelukkig was er op het congres een afgevaar
digde, die een uitweg wist uit de moeilijkheid: het
was in de partij een adat" geworden, dat de Kamer
leden niet naar de openingsvergadering gingen;
welnu, wat is er meer conservatief dan vast te houden
aan den adat", dan de slaaf te blijven van een
traditie? en wat vloekt er meer dan conservatisme en
sociaaldemocratie?
Dit was een voortreffelijk argument. Het kan
over 25 jaar weer dienst doen maar dan om het
bijwonen van ,,de opening", dat immers in 1952 een
traditie zal zijn geworden, te bestrijden.
KERNKAMP