De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 23 april pagina 11

23 april 1927 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

N<ï. 2603 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 23 APRIL 1927 11 XLH. Pavlowa MEN dient, nu Anna Pavlowa in Nederland danst, weer dezelfde stokpaarden voor te rijden die hier al meer paradeerenden ter eere van den vorstelijken balletdans. Nu de tijd, dat men de paarden der prima-ballerina's uitspande, voorbij is, een getrokken of geduwde auto is nu eenmaal geen roemrijk gezicht en ziet er altijd reparatiebehoeftig uit is zulk een parade van principes een noodzake lijke demonstratie geworden. Wanf. de balletdans, waarmede wij niettegenstaande Diaghilew en de Parijzenaars nog slechts zeer oppervlak kig en vluchtig kennis maakten, wordt in Nederland door menigeen nog met even vreemde oogen aangezien als inder tijd de nieuwe dans die dit genre be streed: men gaat ook hier weer zoeken naar inhoud" en ,,beteekenis" der be wegingen, en duizend dwaalwegen ope nen zich daarmede voor het gezicht. Ballet is moeilijker te zien dan het meeste dansen waaraan wij gewend zijn; het is, in zijn hoogsten vorm, een hoogere vorm van danskunst. Onbekendheid met de figuren leidt licht tot de oppervlak kige erkenning, dat dit dansen gratie bezit, en meer niet; dat het ziel mist. Niets is minder waar: doch evenals alleen de groote dichter een streng me trum of een groote strofe bezielt tot leven, waar bij zwakkere broeders de kracht te kort schiet, zoo kan allten de groote ballerina de hiëroglyfen van de ballettechniek tot bezield vleesch en bloed brengen: balletdanser! dat niet perfect is, is hinderlijk, terwijl een minder scholing eischend dansen ons vaak nog boeien kan door jeugd, danslust of goede bedoeling. Men moet steeds weer onderscheiden tusschen de beteekenis van dezen dans op zichzelf en de beteekenis van de bal letten waarin zij optreedt. Haar tech niek, overlevering van eeuwen, is van belang, wat men sedert Isadora Duncan herhaaldelijk heeft trachten te ont kennen, maar wat onmiskenbaar is ge bleken. En deze techniek is niet, zooals men het vaak belieft voor te stellen, een starre, altijd gelijke grammatica, maar een historische ontwikkeling waarvan de geschiedenis helaas nog niet afdoende Kroniek van den Dans door J. W. F. WERUMEUS BUNING DE STERVENDE ZWAAN te boek is gesteld. De namen der groote balletmeesters en choregrafen zijn ter nauwernood bekend buiten kleinen kring: toch zijn zij de eigenlijke dans dichters der balletten en niet die uit vinders der nog al eens onbelangrijke scenario's. De ballet-vorm, de handeling die gedanst wordt en die menigeen het belangrijkst schijnt is in zeker opzicht maar een aanleiding om te dansen: het komt er maar op aan hoe. En veel van wat men tegen het ballet aanvoerde is inderdaad, als veroordeeling van slapromantische geschiedenissen en drakerige onwaarschijnlijkheden, ten volle juist. Het staat er echter mee als met onderwerp, uitwerking en opvoering bij het tooneel: de groote kunstenaar kan het derde-rangsstuk tot leven brengen, de kleine maakt het eersterangsstuk tot iets doods. Wat ons, nu Pavlowa hier is vooral boeit, afgescheiden van haar grootheid en de indrukken die zij geven zal, is opnieuw de beteekenis van den balletdans tegenover het nieuwe streven: de vraag of deze groote traditie zich nogmaals zal kunnen vernieuwen en dus het nieuwere streven in zich op zal nemen, dan wel of de dans sinds Duncan eigen wegen zal kunnen blijven gaan en de oude dansoverlevering zal ontkennen en verwaarloozen. De teeke nen wijzen er steeds dringender op dat het eerste waarschijnlijk is: Mary Wig man en Laban erkennen wel niet open lijk, maar kennen toch inderdaad een toenadering in die richting, Argentina en Jodjana zijn voorbeelden, Pavlowa zelf heeft haar meening in dezen reeds meermalen uitgesproken: Al dit moderne streven interesseert mij zeer; het sympathieke is dat er tegen woordig onder de danskunstenaars menschen zijn die nieuwe wegen zoeken. Dat is belangrijk en noodig. Maar het schijnt mij dat men in Duitschland wat te een zijdig is. De danskunst is nu eenmaal gegrondvest op de fundamenten der klassieke school, die sinds drie eeuwen bestaan. Als- men deze school kent kan men doen wat men wil, dan kan men ook op zoek gaan naar iets nieuws, dan kan men op de grondslagen die men heeft, naar alle zijden verder bouwen". Pavlowa veroordeelt het moderne stre ven niet: Het is dringend noodig dat moderne tendenzen in den klassieken dans gebracht worden. Maar het schijnt mij toe dat alle moderne dansers en danseressen die een nieuwe gedachte ochool voot Danskunst en Vrije Beweging onder leiding van A.en t.van oer Vies - ozantó Prospectus op aanvrage l J te Helmerastraat 100 Amlterdtm verstaan, om harentwil alle andere scholen verwerpen. Zij interesseeren zich niet voor den klassieken dans, zij kennen hem, wat de meesten betreft, in het geheel niet. Hij bestaat voor hen niet, en dat is hun grootste fout. Want daardoor missen zij de grondslagen, het wezenlijke, de techniek. Zij kennen slechts enkele schakeeringen, die op den duur het pu bliek zullen vermoeien, want het zijn slechts onderdeden van de groote school. De dans keert weer tot een klassicisme terug, nadat ze langen tijd op expressio nistische en naturalistische wegen ge dwaald heeft." Indien men dat deze maand zal kunnen onderschrijven, wordt de oneenigheid over de ontwikkeling van de danskunst aanmerkelijk vereenvoudigd: men kan op dezen grondslag weer de groote'gen res gaan erkennen en hoe kunstmatig de noodzakelijkheid daarvan schijnen mag ze is het niet: de chaos van tegen strijdige richtingen in gymnastiek, volks dans, scholen en partijgroepen heeft al lang genoeg den vooruitgang bedreigd en men moet in den dans nog tot de er kenning komen waar ieders weg ligt: menig danseres, om van de schaarsche dansers niet te spreken, is als de talentvollejongeling, die niet weet of hij dich ter, romanschrijver of dramaturg is, dingen die, naar men zal moeten erken nen, elk hun eigen wetten hebben. En zoo ware er veel gewonnen indien men den zuiveren klassieken dans als genre volmondig weer in eere kon herstel len om naast hem de volksdans-genres te stellen en de nationale karakters daar van, en dat andere streven dat uit vele richtingen tot een genre dramatisch dansen, gedanst tooneel schijnt te zullen komen. Zelfs de ster van Pavlowa zal zooveel helderheid niet op eens kunnen brengen, maar dat zij ons nieuw licht zal geven in die opzichten is niet de minste be teekenis van haar komst. Boekbespreking door HERMAN MIDDENDORP Maurits Wagenvoort. Eros in het Oosten. Den Haag z.j. Boek en periodiek." Een aantal luchtige, vluchtige, en om aan het rijmen te blijven meerendeels ook kluchtige ver haaltjes, waarmee de heer Wagenvoort wel allerminst een zwaarwichtig-letterkundige bedoeling zal hebben gehad. Maar ze zijn bijzonder aardig. Het gebeuren heeft vaak wel niet veel om 't lijf, maar dat wordt uitnemend vergoed door den leuken, goedmoedighumoristischen verteltrant. Wat is dat dadelijk een aardige krabbel, het eerste verhaaltje: Vrijage op het dak", de geschiedenis van den verliefden ouden Hossein, die zich door zijn knecht Abdallah de kaas van het brood Iaat eten. Met de eenvoudigste middelen, een dialoogje, een beschrijving van enkele regels, worden de tooneeltjes in scène gezet. En ze doen het. Eros in het Oosten" het zijn allemaal liefde verhaaltjes, die in oostersche landen spelen; Arabic', Egypte, Perzië. De heer Wagenvoort is een bereisd man en kan de milieu-schildering geven uit eigen aanschouwing; dat de verhaaltjes daardoor in frischheid en kleurigheid winnen, i;, duidelijk. En nu denke men niet dat hier opgestoofde 1001nacht-romantiek wordt aangeboden, met een luchtje van zwoele erotiek en bijbehoorende exotische en tourage. Het is heelemaal geen romantiek, men zou de verhaaltjes eerder kunnen aanzien voor een parodie op de stereotiep geworden romantiek van het oosten. Het zijn een aantal zeer gevarieerde gevallen, waarin de liefde een rol speelt en naar oostersche zeden is het ook nog al vaak een kwestie van koop en verkoop gevallen, waarin de optredende personen zijn waargenomen met nuchteren, koelen blik, den blik van een Hollander, die uitnemend schrijft en een gezond^gevoel voor humor heeft.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl